RHAPSODY

Île à Vache

Op het gezicht van de man verschijnt een vrolijke tandeloze lach. Een lach van oprechte dankbaarheid. Trots houdt hij zijn net verkregen dollars omhoog. Hij bedankt mij een paar maal en vertelt me in het Frans dat God met mij is. “Merci beaucoup!  Et mon ami?” vraag ik hem. “Oui, il aussi,” lacht hij vrolijk verder. Hij pakt mijn hand nogmaals beet. “Merci, merci,” herhaalt hij. Nog even en hij gaat mij nog omhelsen. Ik heb zelden iemand zo blij gezien met 7 dollar. In het begin vraagt hij 10 dollar. Dat vind ik te veel voor 1 langouste. “Sept?”probeert hij. “Non , non  un autre l’homme  asked cinq,”zeg ik. Eerder die dag vroeg een andere visser namelijk 5 dollar.  Dus meer wil ik er niet voor betalen. De man houdt vol. Hij wil 7 en zal die zeven dollar krijgen. Hij biedt een tweede langouste aan. Ik twijfel en vraag aan John of hij dat wel wil. De deal wordt steeds beter: vandaag 2 en morgen weer twee voor die 7 dollar. Maarja morgen vertrekken we weer. “Demain? Non, nous partir demain.” Gelukkig begrijpt hij mijn nog erger dan huis-tuin-en-keuken  Frans goed. Ik mag ook een krab hebben. Uiteindelijk kan ik zijn gehele vangst krijgen als hij de 7 dollar maar krijgt. Zijn vangst verkopen aan zeilers zoals wij is zijn enige manier om aan geld te komen. In zijn kano liggen allerlei schelpdieren. Ik herken de lambi. “Oui, lambi,” zegt hij snel. Degenen die nu voor mij in zijn kano liggen, zijn veel te klein. Jonkies nog maar. Ook de kreeften zijn klein. Eigenlijk te klein om nu al te consumeren.  “Ze vissen de zee op deze manier helemaal leeg,” denk ik bezorgd. Toch ga ik overstag. Ik koop twee kreeftjes en overhandig hem de dollars. Zijn kinderlijke blijdschap is aandoenlijk, zeker zonder al die tanden, alsof hij de loterij heeft gewonnen. “Zou hij vandaag een keer een kansje gewaagd hebben?”“Zou hij al een bestemming voor dat geld hebben? Zou hij nu voedsel kopen anders dan uit de zee? Gaat hij een nieuw shirt voor zich zelf kopen op de markt” “Misschien koopt hij wel een mooi cadeau voor zijn vrouw,” oppert John. Ik weet het niet. Ik zal er ook niet achter komen. Wat ik wel weet is dat ik voor 7 dollar iemand on-ge-loof-lijk  blij heb gemaakt. Vanmorgenvroeg heb ik deze man voor het eerst ontmoet toen hij langs voer in zijn uitgeholde boomstam. Zijn kleding omhelst niet meer dan een vaal bruin T-shirtje vol met gaten en een kort broekje. “Langous?”smeekt hij bijna. “John, heb jij vanavond zin in kreeft.” John knikt instemmend.“Oui,”zeg ik tegen de man.Hij weet niet hoe snel hij naar zijn lobsterpot moet peddelen om zijn eerder gevangen exemplaren op te halen. “Maakt hij nou een slagershupsje?” Ik ga verder met mijn gesprek met een hangjongere aan onze boot. Ook hij is aankomen roeienin zijn uitgeholde boomstam en vraagt om werk. Opeens klinkt er in het Frans een kreet. De boatboy begint te lachen. “Zijn lobsters zijn verdwenen,” zegt hij smalend. “Don’t laugh,”zeg ik gebiedend. Ik heb medelijden met de visser. Hij denkt dat hij met zijn vangst geld kan beuren maar ziet zijn kans in een paar ogenblikken verdampen. Hij peddelt weg en zet een zeiltje bij. Een van de mooiste die ik ooit heb gezien. Een zeil gemaakt van kleine stukken gekleurd zeildoek verdwijnt langzaam aan de horizon om dus later die dag bij ons terug te komen. De jongen voor werk laat de boot los en beproeft zijn geluk elders.

We zijn in Haïti. In Île à Vache om precies te zijn. Een klein eiland net ten zuiden van Hispañola. Het grote eiland dat het vasteland van Haïti en Dominicaans Republiek herbergt. We liggen in een klein beschut kommetje in de baai aan de noordkant van Ile a Vache. Twee dagen geleden zijn we aangekomen na ruim drie dagen zeilen vanaf het Spaanse water op Curaçao. De laatste 5 mijl is het vrijwel windstil. We hebben de motor gestart en de zeilen zijn gestreken. De diepe zeebodem  rijst hier ongenadig snel en zou voor nare golfslag kunnen zorgen. De Caribische zee is vrijwel geheel vlak en uitnodigend om verder te gaan. “ ’t Is net het IJsselmeer, vind je niet,”zegt John. We krijgen alle tijd om het nieuwe land, Haïti, in ons op te nemen. De kust is adembenemend mooi met witte stranden en wuifende palmbomen. In de verte zien we witte zeilen afzet tegen het aquamarijn blauwe water met daarachter een decor van bergen en dikke wolken partijen. Af en toe zien we door de zon iets oplichten op het water. Petflessen. Nee, het is geen afval. Het zijn drijvers van de grote hoeveelheid hier aanwezige lobsterpotten. De Haïtiaanse vissers plaatsen die potten in het gebied langs de kust tussen het eiland en het vaste land maar 8 meter diep is. Om deze weer terug te vinden, binden ze er petflessen aan. Vernuft natuurlijk als je geen andere middelen tot je beschikking hebt maar wij ervaren het als gevaarlijke opstakels. We laveren overal tussen door en varen de baai in. Lang blijven we niet onopgemerkt. Vanaf de kant schuiven kano’s als alligators het water in. Boatboys. In korte tijd maken we kennis met Vildo, Bernard, David, Clevens, Jasmin en vele anderen. Allen heten ons goedlachs welkom in het Frans en verrassend ook in het Engels. Een lange sliert bootjes volgt ons naar de ankerplek. We keren Rhapsody en zien een konvooi aan kano’s recht op ons afkomen. Wij manouvreren er voorzichtig tussendoor. De jongens wijken uit om vervolgens onze boot vast te grijpen. Een kakofonie van stemmen om mij heen terwijl John naar voren loopt om het anker klaar te maken. Het is vrijwel onmogelijk om welke opdracht van hem te horen vanwege alle vragen die ik op mij afgevuurd krijg. Gelukkig ankeren we niet voor het eerst “Hello.” “ Welcome.” “Do you have work for me?” “We will anchor first,”probeer ik er tussendoor te komen. “Do you have something to share.” “I have a simcard you can use.” Ze weten van geen wijken.“Do you want to go to the market?” “I was first.” “Where are you from?” “My wife can cook or do the laundry.”“Remember I am…” Zo gaat het maar door. Ondertussen lukt ons om de boot stil en veilig achter het anker te krijgen, is John naar binnen gevlucht en blijf ik met zo’n 10 jongens om mij heen in de kuip zitten. En ik ben moe. “Je suis fatigue. Dormir,”probeer ik. “I can’t think.” Ik blijf vriendelijk niet goed wetend wat ik hier mee aan moet. Uiteindelijk gaan ze weg nadat ik er een heb uitgekozen om morgen als gids met ons mee te gaan naar de markt.

We worden wakker van zachte regen die tikt op de buiskap. Het is 8 uur en nog donker. We kunnen merken dat we een heel stuk Noordelijker liggen. (Twee dagen later komen er pas achter dat we een tijdsverschil hebben van een uur.) De zachte druppels veranderen in dikke ronde druppels.  “Ik hoop wel dat de regen om 9 uur is opgehouden.” De markt is zo’n 5 kilometer lopen hier vandaan. We horen van andere zeilers dat de marktwaar op de grond ligt.En grond is ook echt grond. Geen keurig geasfalteerd pleintje. Het houdt niet op met regenen. Een uur later stort het regenwater met liters tegelijk uit de hemel naar beneden. De markt kunnen we wel vergeten. De waar zal wel inmiddels weggespoeld  als er al mensen zijn op komen dagen. Vissers willen uit varen maar komen na een half uur weer terug met hun zeilbootje. Uren schuilen ze onder een grote boot in de hoop dat het op zal klaren. Dat doet het niet. Het regent zo aanhoudend hard dat de boot wel weer heerlijk zoutvrij is. John heeft de boot schoon gemaakt en vangt nu water op in grote emmers. Die zijn zo snel gevuld dat hij een regenopvang zeiltje bevestigt. Het verse brandschone regenwater wordt nu direct naar de watertanks geleid. Ik maak de boot binnen schoon.

Tegen een uur of vier wordt het droger. De havenmeester in een fancy motorboot met een slechtwerkende buitenboordmotor komt naar ons toe. We betalen voor het ankeren en we moeten ook inklaren. Wij willen geen stempel van Haïti in ons paspoort. Deels omdat we of onze paspoorten moeten afgeven, of zelf naar het vaste land moeten gaan en een hele toer is maar vooral omdat Cuba moeilijk kan doen als ze weten dat je in Haïti bent geweest. 24 uur in quarantaine en elke 4 uur je temparatuur meten is hun maatregel om zeker te weten dat je geen enge ziekte hebt meegenomen uit Haïti. De havenmeester sluit met ons na wat wikken en wegen een deal. We hoeven niet in te klaren bij kort verblijf van een paar dagen. Hij wil alleen wat geld om het door de vingers te zien. We mogen het aan niemand door vertellen want hij wil zijn baan niet kwijt. Ik vraag me af hoe vaak hij dit al gedaan heeft. Ook David, onze gids naar de markt, komt langs en hoopt dat we nu donderdag naar de markt willen. Maar dan zijn we helaas alweer weg. Het dorp komt langzaam tot leven. Vrouwen dragen jerrycans met water op hun hoofd door het dorp. Kinderen vissen met een net vanaf de waterkant. Muziek klinkt over het water. In de avondschemering klinken exotische vogelgeluiden en als het donker is verstomd elk geluid. De lucht is zwart en vol met sterren. Orion staat vertrouwd recht boven ons hoofd te stralen. Ook bij ons gaat het licht uit voor een stille diepe nachtrust.

Ergens in de verte klinkt een haan. Het is nog donker. Dan geblaat van een schaap. Zachtjes gepeddel in het water. Vogels laten hun voor ons vreemde lied horen. Stemmen. Kinderen. Geplons in water, een motortje, gelach, gehinnik en geloei. Het dorp langzaam komt tot leven. Het klinkt gemoedelijk, rustgevend, vredig en veilig. We zijn in een wereld beland dat terug gaat in de tijd. Een wereld die wij nauwlijks kunnen voorstellen dat het nog bestaat. Een wereld waarvan ik niet goed weet hoe wij er in passen. Passen wij wel? Wij kunnen een klein verschil maken voor een paar mensen zoals onze visser van de langouste. En voor Clevens. Clevens is een slimme jongeman. Hij zit bij ons aan boord. Hij regelt een internetverbinding. Hij leent ons zijn opgewaardeerde simcard door zijn mobiele telefoon als hotspot in te stellen voor een paar dollar. De appjes stromen binnen. Hij spreekt goed Engels en wil naar Miami om leraar Engels te worden om daarna terug te keren naar Haïti. Hij houdt van zijn land maar wil ook iets van zijn leven maken. Ver vooruit denken doet hij niet.“I don’t know when I will die. So,one thing at the time.” Ik knik en verbaas me over zijn openheid en zijn instelling. “I don’t want to sit in front of my home all day.”  Van hem hoor ik dat iedereen de dingen die ze vragen gewoon vragen. Het is aan mij om nee te zeggen of er mee in te stemmen.  “I just ask and give it a try. It’s up to you if you say yes or no. Hij peddelt weg en laat zijn telefoon bij ons. Ik hoop dat hij zijn droom waar kan maken.  Een andere jongen probeert het met het verkopen van mango’s. Later komt hij terug met een gevarieerdheid aan fruit. Aan de ander kant hangt een echtpaar en houden een groen ovale vrucht omhoog. Een watermeloen. Ook die neem ik. Dit is wat wij kunnen doen.

Aan het eind van de middag gaan we het dorpje bekijken. Ik kijk mijn ogen uit. We lopen over modderige zandpaadjes langs het water. Vissers boeten hun netten voor hun houten zeilboten. De constructie is een lust voor het oog. Geheel met de hand gemaakt en vervaardigd van hout. De zeilen zijn gemaakt van oude zeilen die zeilers hier hebben achtergelaten. Even verderop liggen visjes te drogen op palmbladeren.

In het plaatselijke barretje wordt muziek geluisterd. Een paard, zwaarbeladen, draaft met de eigenaar door het dorpje. Auto’s zijn hier niet. Motoren zijn zeer schaars. We zien hoe de wegen aangetast zijn door de grote hoeveelheid regen van gister. Regelmatig lopen we door het water. Jongelui voetballen op het sportveld. Kinderen staan met hun neus tegen de ramen gedrukt  bij een groter gebouw. Ik ben nieuwsgierig en ga kijken. Binnen staat een televisie. Wat een verschil. In Nederland heeft bijna elk kind een tv op zijn eigen kamer. Hier heeft een heel dorp 1 televisie. Elektriciteit is schaars. Hier en daar is er een zonnepaneel gemonteerd of een kleine aggregaat staat aan. ’s Avonds branden er een paar straatlantaarns voor een paar uurtjes. Om 21 .00u is alles donker. Behalve bij het hotel daar branden de gehele nacht kleine lampjes. Kleine kinderen komen lachend op ons af en roepen : “See it.See it” Ze willen dat ik een foto van ze maak en deze vervolgens laat zien. In korte tijd drommen tientallen kinderen om mij heen. En met moeite druipen ze weer af. Er is zelfs een bank. Een klein hutje waar een man met een pinapparaat achter het loket zit. Ook digicel is vertegenwoordigd. En over al hangt de was buiten. Na gister is er water genoeg. Op weg naar het uitkijkpunt boven op de heuvel passeren we een simpele waterpomp. Rond dit tijdstip is het druk. Water wordt overgeheveld in jerrycans en geplaatst op het hoofd om naar hun huis te dragen. We zien kinderen met handdoeken en zeep naar deze zelfde pomp lopen.

Het is ook de plaatselijke wasplaats. Uren kan ik hier naar kijken. De mensen laten ons rustig ons gang gaan, zeggen gedag en maken een praatje. Zo nu en dan staan ze achter mij om mee te kijken naar het plaatje dat ik schiet. We gaan voor het mooie veel te snel weer weg. Het weer ziet er morgen goed uit om naar het westen te zeilen. De dagen daarna veel minder.

Île à vache laat ons donderdagvroeg niet zo gemakkelijk gaan. Zodra we het anker gelicht hebben verschijnen er boven de heuvels donkere wolken. We varen de baai uit terwijl de wolken zich samen pakken tot 1 donkere streep. De wind zwelt aan naar ruim 30 knopen. We varen op de motor en trotseren de golven. Van het lieflijke aquamarijn blauwe water is niets meer over.  Het is grauw grijsgroen en wild. De enorme bui heeft een koers naar het vaste land en zal achter ons zijn zware lading laten vallen. De wind neemt inmiddels af naar 20 -24 knopen. In de verte dient zich echter een volgende buienreeks aan en alweer krijgen we windvlagen van 30 knopen of meer om ons oren. De voorspellingen voor vandaag waren veel vriendelijker dan we op dit moment voor onze kiezen krijgen. Maar buien kunnen ze niet voorspellen. De wind en de ondiepe zee zorgen voor een flinke opstuwing van het water. De golven zijn hoog en spits en volgen elkaar snel op. Ik stuur Rhapsody geconcentreerd tussen eventuele petflessen door en beweeg mee met de golven. Wat niet altijd lukt. Totaal onverwacht breekt een golf en slaat tegen en over Rhapsody heen. Ik ben te laat met wegduiken. Het water is echt overal. Ik ben tot mijn onderbroek nat.  John zit wijselijk net achter de buiskap en blijft droog. Ik vraag me af of we wel door moeten gaan. “Terug nu het nog kan?”Sommige golven zijn zo hoog dat ik er hoogtevrees van krijg of is dit dieptevrees. Ik kijk namelijk in een eindeloze diepte onder mij en ik vraag me werkelijk af waar het water onder Rhapsody gebleven is. Maar telkens is er opnieuw water. De aankomende bui wordt donkerder en donkerder. Ook de wind neemt toe. Onze snelheid is net genoeg om de bui voor te blijven en wij gaan er vlak voor langs. Wonderwel blijven we droog. Zodra we het ondiepe water verlaten hebben en koers zetten naar Jamaica wordt de zee gelijkmatiger. De golven minder hoog en scherp. En de wind waait met de voorspelde aantal knopen. De genua rollen we gedeeltelijk uit en varen met een snelheid van 7 knopen in de goede richting.  Gedurende de hele dag drijven dreigende wolkenpartijen voor, achter en naast ons langs zonder zelf de volle laag te krijgen. “Don’t worry about a thing, cause everything little thing is gonna be alright,”klinkt spontaan in mijn hoofd. Jamaica here we come!

If you add a little to a little and than do it again soon that little shall be much.

-Hesiod-

3 gedachtes aan “Île à Vache

  1. Tante Nel

    De kinderen wat een heerlijke smoeltjes ,en weer prachtige foto’s
    Wat een storm hebben jullie mee gemaakt,

  2. Carla van der Zwaard

    Weer een ervaring rijker, op naar Jamaica. Op deze manier zien wij ook wat van de wereld. Bedankt voor je mooie verhalen Ada.