RHAPSODY

retrouvaille

Het duurt even voordat we vrij gevaren zijn van het eiland en haar invloed op de wind. Maar als de zeilen eenmaal staan, gaan we hard. Zo’n 7,5 knoop per uur. Ik reken me rijk. Niet in 4 maar in 3 dagen halen we ons einddoel. Tevreden leun ik achterover. Het is mooi weer. Vrolijke speelse wolkjes versieren als vlaggetjes de lichtblauwe hemel. Heerlijk herenigd met het zeezeilen. Maar na een paar uur vraag ik me af waar ik aan begonnen ben. Ik heb dorst maar wil niets drinken. Ik heb trek maar mijn maag sputtert tegen. Niets smaakt me. De zee interesseert me niet. Ik wil naar bed en wil dat dit voorbij is. Ik prop met tegenzin een cracker in mijn mond want ik weet dat het helpt om het katterige gevoel kwijt te raken. Met tegenzin kauw ik er op en spoel het moeizaam weg met wat water. Het zijn de perikelen van de eerste dagen op zee.  “Ik ga naar bed,” zeg ik tegen John en zonder op zijn antwoord te wachten, lig ik al in mijn kooi en laat hem achter. Als ik weer wakker wordt, gaat John liggen met een gezicht als een oorwurm.”Hier neem een cracker daar knap je echt van op.”In mijn eentje zit ik in de kuip en met enig regelmaat eet ik een cracker en drink ik wat water en mijn maag kalmeert. De avondmaaltijd die klaargemaakt in de koelkast ligt, slaan we over. De dag gaat langzaam over in de nacht. Met verwondering kijk ik naar het schouwspel. De zon kleurt de lucht  na haar verdwijning nog uren na en het lijkt maar niet donker te worden. Als ik mijn hoofd omdraai zie ik dat een bijna volle maan de taak van de zon naadloos heeft overgenomen. Deze nacht wordt het niet donker. Als in een zwart wit film zeil ik het westen tegemoet.

Ook de tweede dag gaan we snel. We liggen nog steeds op het drie dagen schema. Steeds opnieuw kijk ik naar de meters en hou onze snelheid in de gaten. Opnieuw reken ik onze verwachte aankomsttijd uit. Nu we de vrij toegankelijke Markiezen verlaten hebben, moeten we weer rekening houden met de openingstijden van de passen in de atollen. De juiste aankomsttijd is van belang. Niet in het donker. Niet te laat. Want na de pas moeten we nog naar een veilige ankerplek kunnen varen. Na twee nachten lijken we in een recordtempo onze bestemming te bereiken. Zo’n 340nm hebben we afgelegd van de 500. Maar dan kakt de wind in en gaan we te langzaam voor onze recordpoging. We zullen zelfs nog meer moeten vertragen om niet midden in de nacht aan te komen. We zijn druk in de weer met de zeilen die nu lusteloos klapperen. De boom zetten we in om het voorzeil zo ver mogelijk naar buiten uit te zetten en zo alle wind te vangen. Het grootzeil proberen we te temmen met een bulletalie. Een lijn aan de giek zodat deze niet onverwachts naar de andere kant kan schieten. Dit houdt de giek in bedwang. Met of zonder boom.Bulletalie of niet. Het maakt niets uit. De zeilen klappen bij elke onverwachte golf. “Het worden lange 2 dagen,” verzucht ik. Het goede nieuws is echter dat ik me op de derde dag weer als een vis in het water voel. Het is uitzonderlijk mooi weer en ik geniet van het zeilen en een vrij vlakke zee. We strijken de gewone zeilen die van weinig nut zijn en hijsen onze geheime wapen; onze grootste voorzeil, de parasailor.Het zeil vult zich met wind en bolt prachtig voor de boeg. Stabiel en horizontaal zoeken we onze weg door het water.

Door de volle maan worden veel sterren verbleekt. Hierdoor zijn sommige heldere sterrenbeelden heel gemakkelijk te herkennen. Orion, het Zuiderkruis zijn en Grote Beer zijn onze hemelse bakens. Vroeg in de morgen van de derde dag valt me een aantal sterren op. Een daarvan is overduidelijk Venus. Overvloedig staat ze te fonkelen. Maar in het verlengde daarvan staan twee anderen. Het maakt me nieuwsgierig. Het is me niet eerder opgevallen. Ik pak ons mobieltje en open de sterrenapp. Ik zoek de hemel af en vind ‘mijn’ sterren. Venus! Natuurlijk. Maar daarboven staan Mars en Saturnus. Planeten dus. Een uur later zal Jupiter het rijtje complementeren. Ik pak de verrekijker in de hoop iets meer te zien. Mars kleurt oranje voor mijn ogen. Ik ben opgetogen als inderdaad Jupiter verschijnt. Weer een uur later vindt de zon het welletjes. Met een roze gloed maakt ze haar opgang kenbaar. Een voor een verdwijnen de planeten. Niet opgewassen tegen de agressor genaamd zon.

De vierde nacht komt snel. Rond 23.00uur neem ik de wacht over. Er zijn wat wolken. “Niets om je druk over te maken,” zei John nog toen hij richting zijn kooi liep. Ik pak een blikje cola, wat pinda’s en wil lui zittend naar een podcast luisteren. Voor de zekerheid kijk ik nog even om me heen. Rechts van me zie ik wolken zoals John al zei. Links van me zie ik ook wolken maar ook donkere regenstralen. Of toch niet? Regelmatig kijk ik in die richting en in die zelfde regelmaat groeit de bui. Ik hou mijn vingers gekruist: regen leeg, regen leeg. Maar de bui wordt groter en schuift langzaam voor de maan. Ik ben er niet zo zeker van om de parasailor als zeil te blijven voeren. Het kan veel wind hebben maar wat als deze plotseling van opzij komt. Alle lijnen liggen keurig opgeschoten in de kuip. Klaar om snel een actie uit te voeren zonder dat al die lijnen in de knoop komen. Nog een blik op die bui. Ik maak John wakker voor overleg. “De bui bleef lang weg. Ik hoopte dat hij verderop zou leeg regenen. Nu is hij toch echt dichtbij,” verantwoord ik mijn actie.John steekt zijn slaperige kop naar buiten. Hij wikt en weegt.”We halen hem weg.” Nu de bui geen speeltje meer heeft om mee te spelen, lost tie zonder ons te raken, op. De uren daarna varen we noodgedwongen op de motor omdat de bui ook het laatste beetje wind meegenomen heeft.

Rond 7 uur in de ochtend liggen we op onze favo plekje in Kauehi, een atol in de Tuamotus. Herenigd op de plek waar we 2 jaar geleden verplicht vanwege COVID, twee maanden moesten blijven. De Markiezen en zijn inwoners zijn prachtig. Gambier overweldigend. Zeker na een lange oceaanoversteek. Maar de Tuamotus zijn magisch.

Er is niet zoveel. Een paar palmen, een strandje en water in alle tinten blauw. Een regenboog aan een stralende hemel. Waar als het windstil is, het water spiegelglad wordt en we letterlijk tussen de sterren liggen. En bij maanlicht kunnen we de waterwereld onder ons bewonderen. Nog diezelfde middag roeien we naar het strand. John neemt een duik in het koele water en spoelt zich af met meegenomen zoet water. We sprokkelen hout en niet veel later ligt ons afval te verbranden op een vuurtje. Uit de tas halen we de avondmaaltijd en al etend kijken naar de ondergaande zon. We turen tot het laatste moment in de hoop op een greenflash. Meestal schuiven wolken voor het tafereel en is het niet te zien. Een verkeerde knipper met je ogen en je hebt het gemist.Vlak voordat de oranjerode bal verdwijnt, perst de zon er nog eén bliksemsnelle flits uit. “Heb je het ook gezien?” Ik knik. Ondertussen fonkelen de sterren tussen de palmbladeren door. We mijmeren of het mogelijk zou zijn om hier te wonen. “Een goede watermaker.” “Vruchtbare grond om groente te verbouwen.” “En wat kippen.” “De eigenaren uitkopen.” Maar het blijft bij mijmeren. We zouden, als we echt doen, andere zeilers een hele mooie plek ontnemen. De zonnekleuren zijn allang achter de horizon verdwenen wanneer we terug willen gaan naar Rhapsody. “Hè, ik had hier mijn slippers toch achtergelaten?” John speurt het strand af. Geen spoor. Tja, even vergeten dat het vloed werd. John is niet meer herenigd met zijn slippers want ze zijn niet meer teruggevonden.

Komen jullie ook naar het strand voor een Sundowner? Vuurtje erbij? Achter Rhapsody hangt de bijboot met de bemanning van Juno. De Nederlandse Oyster van Lester heeft het anker vlak achterons laten vallen. Dit keer hebben zij wat minder haast dan de laatste keer in Tahuata. Zij varen met z’n vieren de wereld in vijftien maanden rond en zijn overal maar even. Ze wilden ons uitnodigen voor een borrel bij hun aan boord. Ik wil ze het echte cruiserleventje bij brengen. Met je eigen hapje en drankje naar het strand rond zonsondergang en gezellig kletsen. “Vuurtje erbij? Er lig nog wat hout van gister.” Ze zijn meteen enthousiast voor, zo als zij het noemen, een aangeklede borrel. Juno heeft twee jonge honden als crew. Ik kom terug van het sprokkelen met een paar takken. Zij met hele boomstammen. Het kampvuur op het strand wordt hoger dan normaal. We wisselen ervaringen uit. Over onze levensstijl op een boot. Het zeilen in het Middelandse zeegebied waar zij jaren gezeild hebben. Wij over onze bestemmingen tot nu. “We hebben nooit een klassenreünie gehad, hè? vraagt Lester. “Jammer dat de rest niet is op komen dagen vandaag,” lacht hij. Hij zet muziek op uit ’82 om het reüniegevoel te verhogen. We kletsen over vroeger en halen de 40 jaar in 2 uur in.

“Hee, kijk eens wat ik hier vind? Een zool en nog mijn maat ook.” John pakt de zool op en wil deze passen onder zijn schoen. “Verhip, het is mijn eigen zool.” We zijn aan het motu hoppen. Van eilandje naar eilandje lopen. Al wadend door het water en af en toe snorkelend bereiken we het volgende palmenoordje. Ik heb mijn nieuwe waterschoenen aangetrokken en John een oud paar veterschoenen. De vermoedelijk verdroogde lijmlaag is niet berekend op een overdosis water en heeft losgelaten. Noodgedwongen loopt John verder op niet meer dan een inlegzool. Wanneer ook de zool van de andere schoen loslaat, vindt John het genoeg. Het strand bestaat uit grof koraalzand en schelpen. Zeer pijnlijk voor onbeschermde voeten. Ik loop nog door naar het einde van de motu want ik wil altijd weten wat er bij de volgende hoek te zien is. Bij mijn terugkomst heeft John niet stil gezeten. Vernuftig heeft hij een stuk touw om zijn schoen en enkel gebonden. Het flappert behoorlijk maar het gaat er mee door. “Hee, kijk eens wat hier vind een zool. Verhip precies jouw maat.” Ik gier het uit. Ook deze wordt volgens nieuwe inzichten ondergebonden. Hereniging voor even want lang houdt het niet stand.

Na een paar dagen willen we weer door. Maar Kauehi heeft andere plannen. In plaats van naar het zuidwesten verplaatsen we ons een paar mijl naar het noorden. Harde wind houdt ons hier en bij Tahiti komt een drie meter hoge deining uit het zuiden. We hoeven nog niet dus gaan we onder deze omstandigheden zeker niet. Volgens de meerdaagse verwachting neemt na de wind, windstilte het stokje over. We wikken en wegen. Gaan we hier naar het dorp of gaan we verder. Met het laatste staartje van de wind willen we nog niet naar Tahiti waar nog steeds een hoge deining staat maar naar Rangiroa. Een groot atol. Terwijl we daar wachten op een goed weergaatje kunnen met het rustige weer het gebied ontdekken.

“Geef maar gas hoor. We zijn los,” schreeuwt John ongeduldig vanaf het voordek. “Ja dat wil wel maar hij doet het niet.” “Wat doet het niet?” moppert John. “De motor. Hij is afgeslagen.” Wanneer het anker net op het dek ligt, besluit de motor ermee te stoppen. Opnieuw starten werkt niet want dat heb ik al een paar keer geprobeerd. “Anker maar weer uit?” Op zeil het atol uit wil hier nog wel lukken. Door de pas van Kauehi wordt een uitdaging maar met een uitgaande stroom zou het moeten gaan. De pas van Rangiroa is een ander verhaal. Geen haar op mijn hoofd die eraan denkt om zonder hulp van de motor die pas te nemen. Die is namelijk smal en lang. Een sterke stroming mee of tegen is daar geen kans maar een zekerheid. Dus liggen we weer stil. Het is geen startprobleem zoals de vorige keer. Vermoedelijk is het een vuile brandstoffilter en/of vervuilde diesel. John zet de brandstof leiding om naar de andere tank met een eigen filter en we brommen weer. Wat een geluk dat het juist hier in veilig water is gebeurd. “Ik zoek het in Rangiroa wel verder uit.” John staat al weer het anker op te halen. We moeten op tijd bij de pas zijn.

retrouvaille;

the joy of meeting or finding someone (thing, place) after a long seperation

de vreugde om iemand (voorwerp, plaats) na een lange tijd weer te ontmoeten of te vinden

3 gedachtes aan “retrouvaille

  1. Letta

    Wat een mooi gezegde. Ik denk dat ieder mens of dier of zelfs plant of steen of onbezield lijkend voorwerp deze vreugde kent. Onverwacht. Zelfs het woord “Rangiroa” roept dat gevoel op. Je hebt het nu al twee keer voor Peter en mij mogen ervaren.
    Wederom een prachtig verhaal, mij meenemend in windstilte en 3 meter hoge deining en ook de niet vast te leggen greenflash en wederom de haperende techniek. Hoera: alles is opgelost en weer verder.

  2. Ina

    Wat kan het leven toch mooi zijn.
    Wel wind geen wind, golven te veel golven palmboompjes en veel blauw kleuren.
    Zo heb je zolen en zo heb je ze niet!
    Reünie van 2 klasgenoten heerlijk.
    En een prachtige planeten foto.
    Lekker genieten

  3. Tante Nel

    Heerlijk je weer te kunnen volgen,
    Ik heb hier nog wel overbodigen
    slippers voor John
    Ik zou ze wel willen brengen
    Wat een avontuur weer