Net wanneer ik besloten heb geen verhaal te schrijven over Fakarava, gebeurt het. Het is tegen half zes in de namiddag. John heeft net koffie voor hemzelf ingeschonken en alle ingrediënten voor het avondeten uit de koelkast gehaald. Ik zit buiten in de kuip, lees wat en geniet van de ondergaande zon en zip aan mijn drankje. De wind komt al geruime tijd uit het westen en begint nu toe te nemen. De golven ketsen uitdagend tegen de romp. Wij liggen in Noord Fakarava bij het dorp. We hebben boodschappen gedaan en willen vertrekken naar andere atollen waar we vorig jaar nog niet geweest zijn. Onze vertrekdag stellen we uit omdat de wind uit noordwestelijk richting komt en we onbeschut komen te liggen in de volgende atol. We blijven hier totdat het weersysteem overgewaaid is. Een diepe depressie ver ten zuiden van ons bepaalt hier het weerbeeld. De wind gaat in 1 etmaal bijna klokje rond. Volgens de voorspellingen zullen we enige tijd aan lagerwal liggen met een knoop of 12 uit westelijke richtingen. Dat is niet comfortabel maar wel te doen. Bij het systeem hoort een front. Voor dat front uit gaat een convergentie zone. Dat is een zone met onvoorspelbaar en onstuimig weer en komt over ons heen. We verwachten flinke buien en harde windstoten. In Fakarava kun je niet schuilen voor westenwind. We zullen het moeten uitzingen en hopen dat het geheel snel doordraait naar zuidoostelijke richting.
John komt naar buiten en loopt naar voren. Hij wil wat extra ankerketting zetten met het oog op mogelijk meer wind. Hij is ook niet helemaal zeker of het anker zich goed heeft ingegraven nu de boot is 180 gedraaid is. De ankergrond voor het dorp is niet de betrouwbaarste. Veel koraal op de bodem en slecht grond. “Start de motor”, schreeuwt John. Ik kijk op van mijn boek en zie dat de boot dwars op de golven ligt en zich richting het ondiepe water vol met koraalrotsen begeeft. Direct doe ik wat John me opdraagt. “Zachtjes naar voren. Stop. Naar stuurboord. Stop. Naar voren. “John haalt beetje bij beetje de ankerketting binnen. Inmiddels heb ik het ondergaan van de zon gemist, is het bijna donker en zijn we los. “Varen maar”. “Varen maar? Maar waar ga ik heen? Opnieuw op deze plek ankeren zien we niet zitten.Te veel boten om ons heen en aan beide kanten een rif. “Vaar maar naar die hoek, “roep John. Langzaam manoeuvreer ik de boot tussen de voor anker liggende boten naar het vrije water. Het is donker geworden. De wind neemt toe en daarmee ook de golven. De plek die we voor ogen hebben, is diep en pas vlak aan de kant wordt het ondieper . Gevaarlijk dichtbij de wal. Het anker plonst in het water. Nauwgezet hou ik de kant achter me en de boten naast ons in de gaten. De bodem is onbekend en we zijn er niet zeker van of het anker houdt. “Naar voren,” roept John. De geschiedenis herhaalt zich. John draait de lier in de rondte en haalt het anker binnen. Aan het roer zie ik John op de voorpunt gevaarlijk op en neer gaan alsof Rhapsody een hobbelpaard is. We struinen de kust rand af op zoek naar een vlak stuk zand. Maar het blijft diep en ondoorzichtbaar zwart roerig water. De wind is ondertussen aangewakkerd naar de 25 kn. “Wat doen we nu?” vraag ik nu ankeren geen optie is. “Varen! roept John kordaat. “Desnoods de gehele nacht.” We hebben geluk. Fakarava heeft namelijk een brede betonde vaargeul van 6nm lang in de richting waar de wind vandaan komt. Als we daar in blijven, zullen we geen obstakels tegenkomen.
De golven bouwen zich in een rap tempo op. Ik houd het roer stevig met twee handen vast om het krachtig water geen kans te geven de boot in zijn macht te krijgen. De motor werkt hard om ons tegen de wind in te houden. Als John terug in de kuip is, neemt hij het roer van mij over. Zo gauw hij de helmstok vast heeft, wil ik naar binnen. Bang voor wat ik beneden aantref, loop ik de kajuittrap af. Tot mijn verbazing valt het reuze mee. Johns nu lauwe koffie staat gewoon op tafel. De gemarineerd kippenpoten staan nog braaf in een schaal op het aanrecht. De dakluiken staan open maar hebben geen drup zout water doorgelaten. Vlug ruim ik, me stevig vasthoudend, alles op. De luiken gaan met een zwaai hermetisch dicht. De koffie belandt in de gootsteen. Onder deze omstandigheden is drinken onmogelijk bezigheid. De poten belanden keurig in de koelkast. De kopjes en borden ratelen tegen elkaar in de gootsteen. Afsluiters sluit ik. En met het sluiten van ons slaapkamerraam is de boot vaarklaar. Als ik naar buiten wil, regent het dat het giet. De druppels komen horizontaal voorbij. Het is niet nodig dat ik ook een nat pak haal en geef schuldbewust een zeiljack aan John. Binnen hoor ik van alles. Regen kletteren, bonkend en suizend water langs de romp. De motor ronkt oorverdovend maar daar bovenuit hoor duidelijk bonken op het dek. “John,de zonnepanelen, gaat dat goed?”vraag ik nerveus. We waren helemaal niet voorbereid op vertrek en zeker niet onder zulke omstandigheden dus ook op het dek ligt van alles los. Ik pak de helmstok over en John gaat naar voren. De boeg gaat voor mijn gevoel meters omhoog en duikt even later meters naar beneden. Hoewel ik John nauwlettend in de gaten houdt, is hij al snel uit het zicht. Als ik boven de buiskap uitkijk, op oek naar John, zie ik een witte muur water met daarin onze boordlichten rood en groen reflecteren. White Horses noemen de Engelsen dat. Een seconde later valt er een grote bak water over me heen. Ik hoor overal water bruisen en grommend een weg vinden terug de lagune in. Ik zie John nog steeds niet en hij antwoordt niet als ik hem roep. Mijn hart maakt een klein sprongetje van opluchting als ik laag over het dek iets zie bewegen. De windmeter heeft het druk om de wind bij te houden. 35Kn, 38kn, 40kn 38kn, met uitschieters van 42kn. “Dat is windkracht 8 of 9. Het is onverwachte ordinaire zuidwester storm. Onze dinghy staat regelmatig recht overeind en laat zich zo door het water slepen. John ziet me kijken en oppert: “Liever de dinghy kwijt dan Rhapsody” We kunnen niets anders doen dan deze storm uitzitten. Ondertussen heb ik, om zinnig bezig te zijn, een waterdichte tas ingepakt met al onze belangrijke spullen; telefoon, laptop, bankpasjes, paspoort en ons extern geheugen. Op de plotter zien we nog een paar andere boten varen en buiten zien we de lichtjes. We zijn niet de enige. “Hoe zou het op de ankerplek zijn?” Op de marifoon is het al die tijd opvallend stil . Het kan niet dat het daar op dit moment rustig is. Als ik kijk of het apparaat wel aan staat ,zie ik dat hij op een verkeerd kanaal staat. Misschien maar beter dat we alleen op ons zelf gefocust zijn.
Rond 21.30u lijkt de wind wat af te nemen en zijn we aan het eind van de vaargeul. We keren we om. We duiken weer de hoek in, varen een behoorlijk stuk langs de kust maar het is er diep, nog steeds onbekend en vol koraal. Als we bij het dorp zijn, worden van verre beschenen met een fel licht. Het verblindt ons en houdt ons op afstand. Opgejaagd als wild zoeken we een andere schuilplaats.. Dan, als mijn ogen weer aan het donker gewend zijn, zie ik het ergste wat men kan overkomen. Twee masten dicht op elkaar en gevaarlijk dicht op de kant en vlak achter onze oorspronkelijke ankerplek. Een mast helt ongewoon over. Twee boten zijn losgerukt van hun anker en meedogenloos op het koraal gekwakt. “Dat hadden wij ook kunnen zijn als we niets hadden gedaan.” Ik krijg een brok in mijn keel en de tranen staan in mijn ogen. “Wat als…?” Lang om er bij stil te staan, krijg ik niet. Want als we opnieuw het anker uit willen gooien, scheldt iemand onze huid vol in het Frans. “Don’t understand you,”zegt John. En daarna gaat de
scheldpartij onvervalst door in het Engels. Of we helemaal gek geworden zijn om in zijn buurt te ankeren. Om verdere problemen te voorkomen, bedank ik hem beleefd voor de waarschuwing, wens hem een goede nacht en vaar verder. “Vast nog teveel adrenaline in zijn lijf.” Om middernacht kluif ik met smaak aan een kippenpoot. De boot wiegt zachtjes op het na deinende water als we voldaan te kooi gaan. “Het was het beste wat we hadden kunnen doen,”murmelt John en valt in slaap. Lang zie de scheve masten nog voor me voordat ook ik uit eindelijk in slaap val. De volgende dag horen we de verhalen van de anderen. Gebroken kettingen, kapotte ankerlieren, vastgetrokken ankerkettingen om een koraalrots, bijna aanvaringen, ankerkettingen die overboord gegooid zijn, windstoten van wel 52kn en golven van wel 3 meter hoog. Dat laatste nemen we met een korreltje zout. Wij hebben 2 m hoge golven varend getrotseerd. Achteraf een makkie vergeleken met het blijven op deze ankerplaats.
“Storms don’t last forever”
Wat een spannende avond/nacht moet dat geweest zijn! Het was al spannend om te lezen.
Door jullie ervaring hebben jullie blijkbaar de juiste beslissingen genomen en het geluk is aan jullie zijde geweest.
Dat het geluk bij jullie mag blijven. Nou maar weer een tijd zorgeloos varen
Ada en John,
Wat een goed besluit hebben jullie genomen om naar open water te varen met die harde wind, geweldig.
Hi John/Ada,
Even bovenstaande verhaal (in de baas zijn tijd…) gelezen. Het is nog bouwvak hier en ik ben alvast begonnen.. nog een beetje rustig. Onwijs gaaf geschreven en prachtige foto’s!
Héél véél plezier nog op jullie ongelofelijk gave avontuur!
Groeten Rogier
Beste allebei
Toch wel een angstig avontuur wat jullie beleefd hebben en wat een mazzel met de beslissing, die jullie genomen hebben. Wel weer mooi om te lezen, hoe je je gevoel in dit avontuur beschrijft Ada…