RHAPSODY

Nargana

Water, groente, fruit en internetverbinding. Dat zijn de 4 belangrijkste zaken wat ons op dit moment bezig houdt. Water kunnen we zelf niet maken omdat de kwaliteit om ons heen niet okee is. We snakken naar een goede regenbui om de tanks te vullen. De groente en het fruit uit Colombia is geheel op, op de uien, knoflook en al ons blikvoer na. En internet op de boot zou een ongekende luxe zijn om iedereen weer via whatsapp te bereiken i.p.v. de SSB-radio. Nargana heeft de traditionele Guna-leefwijze afgeschaft. De prachtige mola’s worden vrijwel niet meer gedragen door de volwassen vrouwen. De schoolgaande jeugd daarentegen wel. In plaats van een saai schooluniform dragen de meisjes de traditionele Guna kleding en de jongens bloesjes met geometrische randen aan de manchetten en kragen. De school is net uit. De kinderen waaieren in allerlei kleurencombinaties over het gehele dorp uit. Geen strikte regels houdt ook in volgens de cruisersguide dat er vele voorzieningen zijn; winkeltjes, een bibliotheek, internetkaartjes, een bank, bars, een politiebureau en een gevangenis. Of die laatste drie een verbetering is, is maar de vraag. Vol verwachting lopen we door het dorp. Er staan nog maar een paar traditionele hutten. De rest is vervangen door betondozen en golfplaten. Het oogt rommelig en het woord modern komt niet in mijn gedachte op. Mijn voorstelling van een “advanced communitie” zag er heel anders uit. Wat een verschil met ons allereerste dorp. Groente en fruit zou hier redelijk goed verkrijgbaar zijn. Als we terug bij de dinghy komen, tillen we een tas met twee slap geworden wortelen, een nagenoeg gele komkommer, een wilde ananas met ongelooflijk veel pitjes, een goede papaya en een halve kip bijna met de kop er nog aan, de boot in. Een simkaartje hebben we niet. Het winkeltje was gesloten. Morgen maar weer proberen.

’s Middags kanoën we de rivier op zoek naar schoon zoet water om eventueel kleding te wassen. We zien talloze bootjes de rivier op gaan met grote tonnen voor vers zoet water. We moeten een zanddrempel over om de rivier te bereiken. Gelukkig waait het vrijwel niet en zijn de golven niet noemenswaardig. Het water is net diep genoeg voor onze bescheiden diepgang. Voor ons uit kanoën mannen in hun ulu. Hun peddeltechniek is weergaloos. Aan de oevers liggen lege kano’s. Geduldig wachtend op de eigenaar en zijn de zware vracht om mee te nemen naar het dorp. Geluiden die alleen hier thuis horen, zijn hoorbaar. Af en toe hoor ik wat stemmen uit het groen of het gebrom van een motortje. De tijd heeft hier niet helemaal stilgestaan. De grotere motorboten vervangen de traditionele ulu’s. De mensen tonen respect voor de ulu’s wanneer ze een kano passeren.

Zo ook bij ons; even inhouden en pas weer gas geven als ze ruim voorbij zijn. Verder hoor ik alleen het ruisen van de wind, het klotsen van de peddels en het tjilpen van de vogels. Bij tijd en wijlen pik ik een zware zoete geur van bloemen op. Het maakt het plaatje compleet. Het water wordt steeds schoner naarmate we verder de rivier opgaan. Onze kajak breekt het ijs tussen de Guna’s en ons. Men vindt het geweldig ons te zien in soortgelijk vervoersmiddel als de hunne. Talloze keren worden we aangesproken; waar komen we vandaan, hoe laat het is en vooral dat we onze spieren gebruiken. Een brede lach verschijnt als ik hen begroet in hun eigen taal. Zo vriendelijk en zo welkom. Op de plek waar het zelfs voor de kajak te ondiep is, stappen we uit. Het water is heerlijk koel en ik laat me vertroetelen door het koele water. Heerlijk vers water stroomt langs mijn lijf. Een bezoek aan de finca’s is ook de gelegenheid om jezelf te wassen in het rijkelijk aanwezige zoete water. Iets verderop zit een gezinnetje. Moeder wast de hond. Haar kinderen spelen heerlijk in de Rio Diablo en vader is in de boot aan het werk. In het water zwemmen in lange zwarte stroken duizenden kleine visjes. De terugweg is eenvoudiger. We laten ons zo nu en dan zachtjes meedrijven met het rivierwater richting zee. ‘s Nachts hebben we onweer en regen! De tanks zijn  weer gevuld met zeker zo’n 100 liter. Heerlijk vers drinkwater en voor alles wat we daar nog meer mee doen. Das mooi want de brandschone Rio Diablo van gister spuugt nu liters vies bruin modderwater uit.

Onze tweede poging om een chipkaartje te bemachtigen is wel succesvol. Het winkeltje van gister is vandaag open. Ik sta voor het raam en vraag beleefd of de man een kaartje heeft. Blij laat hij de opwaardeerkaartjes zien. Daar hebben we vooralsnog niets aan zonder een simkaartje. “Donde? Waar?”vraag ik. Hij legt ons uit waar we moeten zijn. Ik onthoud bij de bibliotheek en John bij de watertoren. Als we daar aan komen zien we geen winkeltje alleen wat hutjes. Alles is hermetisch afgesloten. Geen enkele aanwijzing dat hier een digicelfiliaal zit. Geen uithangbordje, geen uithang-kartonnetje. Een jongen verderop luistert naar wat muziek. Ik stap om hem af en vertel hem dat ik heel graag een simkaartje wil. Hij wijst naar de plaats waar we net stonden. “Aqui?” vraag ik. “Hier?” “Si, si.” Ik kijk hem een beetje moedeloos aan als ik voor de gesloten hut sta. Ik twijfel en breng mijn hand langzaam naar de deur om aan te kloppen. “Aqui?”vraag ik nogmaals. De jongen knikt, staat op vanuit zijn hangmat en roept degene in de hut. Ik hoor wat geschuifel en een stem. De deur gaat op een kier open. In haar handen heeft ze een simkaartje van digicel. “Dos dollar, zegt ze.” Ik overhandig haar de twee dollarbiljetten. Blij lopen we terug naar het winkeltje voor een opwaardeerkaartje. Yahoo, we hebben internet! Tenminste zo nu en dan. Wel bereik, geen bereik. Ondertussen zien we andere zeilers met kolen en aardappelen. “Waar hebben ze dat vandaan? Vragen maar weer,”besluit ik en stap op het stel af. Ik moet op zoek naar een zekere meneer Lino ergens achterin het dorp. Daar gaan we weer, op zoek naar een of ander hutje. Gelukkig is iedereen bereid om te helpen en hebben we hem gauw gevonden. Hij heeft aardig wat maar morgen heeft hij wortelen, tomaten en nog veel meer. “Por la mañana?” vraag ik voor alle duidelijkheid. “Si, Mañana.” Eenmaal terug op de boot hebben John en ik een knipperlichtrelatie. Aan, uit. Verbinding, geen verbinding. Ik probeer ons blog bij te werken. John schakelt de telefoon uit en in terwijl ik de foto’s opzoek en verwerk. Met opnieuw  een verbinding kan ik 4 foto’s downloaden. Opslaan? Publiceren? Telkens opnieuw in en uitschakelen van de telefoon. Een hele klus met zijn tweetjes maar gelukt!

Vroeg in de morgen gaan we nog eenmaal naar het dorp om onze voorraad aan te vullen. Als we de dinghy af meren is de ananasboot aangekomen. De gehele boot ligt vol met ananassen. Dus loopt iedereen met een paar ananassen voor een dollar door het dorp en wij ook! Ons bezoekje aan meneer Lino levert weinig op dan een doos met 12 eieren die binnen een week op moeten. En we hadden er al 12 met dezelfde houdbaarheidsdatum! Inmiddels is er een Colombiaans vrachtboot afgemeerd. Wie weet hebben zij wat vers. Op de kade staan wat kratten. In de eerste zitten tomaten en in de tweede paprika’s. Allebei al in een staat op ontbinding. Als ik een tweede keer kijk, zie ik ook goede exemplaren. Als ik wil wat kopen, moeten we nog wachten. Waarop is geheel onduidelijk. Dus wachten we geduldig. En wachten we nog wat langer. Niet erg want er is genoeg te zien.Federico spreekt ons aan. Hij is al jarenlang bevriend met Eric Bauhaus van de pilot. Hij kan van alles regelen. Afval, diesel, toertjes. Of hij ons kan helpen? Nou graag met die tomaten en paprika’s. Aan de andere kant van de steiger ligt de slagersboot. Kip, varkensvlees en worst gaan als zoete broodjes over de bootreling. Het vlees en kip gaan eerst langs de weegschaal. Alles wordt rauw op de schaal gelegd en gewogen voordat het in een zakje gedaan wordt. De vuile slagershanden worden schoon gewassen in het zeewater. Onze tomaten en paprika’s, gelukkig in een zak, worden hier gewogen op datzelfde met vleessappen bevuilde weegschaaltje. “Willen jullie ook vlees of kip?” vraagt Federico. Een varkenskarbonade is wel heel erg lekker, maar deze keer maar niet. Vermoedelijk komt onze gekochte kip van gister ook uit zo’n boot. Maarja wat niet weet wat niet deert. Hoewel een gebruikt kartonnetje als snijplank om de kop er af te hakken zoals gister, is misschien nog wel erger, denk ik met mijn, nog steeds aanwezige, westerse referentiekader. 

reizen is funest voor vooroordelen, betweterigheid en kleingeestigheid

  – Mark Twain –

Een gedachte aan “Nargana

  1. Gerrie van Urk

    Hallo John en Ada,

    Wat een fantastische reis maken jullie. Zo leuk om jullie te volgen. Door jullie prachtige verhalen genieten we helemaal mee. Wij zouden ook graag over een paar jaar weer vertrekken. We zijn al eens in de Carib geweest, maar hebben nog lang niet alles gezien. Door jullie verhalen krijgen we weer veel inspiratie om nieuwe oorden te ontdekken,
    Veel plezier nog!

    Mvg,
    Gerrie en René
    SY Sparkling Too