Het is druk en hectisch voor de dichte deur van het verkoopkantoortje van het busstation. Niks geduldig wachten en het woord ultimo kennen ze niet. Allemaal reizigers die graag hun reis willen voortzetten. Ruimschoots voor vertrek sta ik in de rij. Uit voorzorg hebben we onze taken verdeeld. John naar de bank om geld te pinnen en ik alvast naar het busstation. Hier in Cuba weet je nooit waardoor je plan plots kan wijzigen. Vandaag zit het mee. Ik heb twee bustickets naar Trinidad in mijn handen.Gisteren hebben we de tickets al gereserveerd maar vandaag kijkt de verkoper niet eens in het schriftje waar hij Ada en dos personas heeft opgeschreven. Ongeduldig wacht ik op John. “Waar blijft tie nou.” Hij had allang hier kunnen zijn. Ik sta op de uitkijk terwijl ik het grote aanbod aan taxi’s af wijs en trots mijn veroverde tickets laat zien. Eindelijk zie ik John aan de overkant van de straat lopen. We hebben nog 10 min voordat de bus vertrekt. John heeft zijn eigen verhaal. Hij staat keurig in rij te wachten, denkt tie. Als de man voor hem klaar is en John zijn pasje in de gleuf wil steken, verschijnt uit het niets iemand voor zijn neus, roept wat in het Spaans en dringt voor. Dit gebeurt John een tweede keer. John wil al verhaal halen als iemand hem in het Engels aanspreekt en uitlegt dat de rij wachtenden aan de overkant in de schaduw staat. Gedwee sluit John achteraan in de rij als ultimo natuurlijk. Tot over maat van ramp gaat een van de twee machines stuk en heeft hij een oud vrouwtje voor hem die tergend langzaam het geld uit de machine haalt en heel zorgvuldig in haar tas stopt. Maakt allemaal niet meer uit. Het belangrijkste is dat we nu allebei hier staan en over een paar minuten er achter komen dat de luxe touringbus niet zo nieuw is als die lijkt. Maar altijd beter dan het vrachtwagentje naast ons.
Eindelijk. Eindelijk is het ons gelukt om een plek te vinden waar we rustig kunnen zitten en zien wat er gebeurd. Hier in Trinidad. Just sit and see what happens. Trinidad heeft mijn hart gestolen. Het 500 jaar oude koloniale stadje. Beschermd stadsgezicht door Batista in 1950, door de staat in 1965 en Unesco in 1988. De kasseienstraatjes met geklik-klak van paardenhoeven. De rijen gekleurde huizen met oranje pannendaken. De grote statige huizen met huizenhoge plafonds met Italiaanse fresco’s, Wedgewood serviezen, porseleinen beeldjes en Franse meubels. De vriendelijke en vrolijke Cubanen. Ondanks de hoeveelheid aan toeristen, de noodzakelijke souvenirswinkeltjes en grote hoeveelheid aan restaurantjes heeft het zijn ambiance behouden. Hier hoeven we niks en nemen we tijd. Tijd om te kijken.
Wanneer het zachte avondlicht de gekleurde gevels nog sprankelender maakt en lange schaduwen de kasseien bedekken, lopen we het beschermde stadsgezicht uit. De dag is bijna om. Kinderen zijn thuis na hun schooldag. Werkmannen laten een vermoeiende dag werken op het land achter zich en komen met paard en wagen terug. Af en toe wijken we uit voor paarden die al klikklakkend voorbij stuiven met stoere guajiros er bovenop.
Paarden staan in het straatbeeld uit te rusten. In het midden van de weg loopt water naar beneden. Water van pasgeschrobte plaatsjes. Vrouwen doppen hun boontjes, schillen hun aardappelen of vissen kleine steentjes tussen de rijstkorrels vandaan. Kinderen spelen voetbal, fietsen op straat of kletsen wat. Water wordt uit een grote ton in een vat van een huis gepompt. Wij zoeken een plekje om ongestoord te kijken en zo onopvallend mogelijk aanwezig te zijn. Just to see.
’s Avonds vermaken we ons op het plein bij Casa de la Musica. Bier en moijitos in plastic bekertjes worden rijkelijk geschonken en leeg achtergelaten. Vervolgens wordt het opgehaald door mensen die de blikjes en het plastic goed kunnen gebruiken. Verschillende bands komen en gaan en spelen hun muziek. Het is leuk maar de passievolle salsasfeer mis ik. Later in een cafeetje wordt het beter en blijven we hangen.
De schaduw op de traptreden in een achteraf straatje geeft enige verkoeling na onze wandeling op de heuvel. Een man komt naast ons zitten. Hij steekt een dikke sigaar in zijn mond. Hij haalt een zak, waar ooit rijst in heeft gezeten, van zijn schouder. Hij opent het. Benieuwd wat hij ons verkopen wil, aanschouw ik zijn handelingen. In een snelle soepele beweging heeft hij een haan uit zijn zak getoverd en naast mij op de grond gezet. “El gallo!” Van schrik schuif ik stukje naar John toe. De man pakt vervolgens wat rijstkorrels en strooit dat voor de haan uit die meteen een keel opzet. Aan de poot van het beestje zit een touwtje dat weer vastgebonden is aan de zak. De man begint een praatje en uit zijn woorden begrijp ik dat hij een vuurtje wil. Een aansteker hebben we niet daardoor kunnen hem niet verder helpen. De man praat door en uit zijn gebaren maak ik op dat hij even een vuurtje gaat halen en of wij even op zijn beessie willen letten. Hij plaatst de haan tussen ons in en loopt gewoon weg. Dus daar zitten wij dan. Candid camera is er niks bij. John en ik kijken elkaar aan, kijken de man na, en vervolgens naar de haan. “Dat hebben wij weer!” lach ik. De man laat zich voorlopig niet meer zien. “En nu,”vraag ik aan John. “Lekker blijven zitten. Hij komt echt wel terug.” De haan is een verrassend rustig beestje. En eerlijk gezegd ik heb nog nooit een haan van zo dichtbij gezien. Ik pak wat rijstkorrels en leg het voor hem neer en hij peuzelt het direct op. John aait het beestje over zijn kammetje die het welgevallig ondergaat. Hij kruipt zelfs dichter tegen John aan. Wij zijn het praatje van de dag. Lachend lopen de Cubanen el- gallo-roepend voorbij. De man is ondertussen terug gekomen zonder een brandende sigaar. “El Gallo amore” zegt hij, pakt hem op en zet het op Johns arm. “Si me gusto,” beaam ik en we staan op, geven el gallo weer terug aan de eigenaar, nemen afscheid en slenteren verder. Tot een volgend plekje.
Een gitaar leunt tegen een stoeprandje. Daarnaast liggen twee mannen te dutten. Een derde ligt op een andere bank. Allen in de schaduw van de tamarindes die hier op het pleintje geplaatst zijn. Een vogeltje wordt in zijn kooitje aan een tak van de boom uitgelaten. Wij zijn de enige bezoekers. En toch gaan de drie man spelen wanneer ze opmerken dat wij er zijn. Zacht gitaar gepingel, ritmische geluiden van de klankstaaf en het raspen langs een kalebas. De bekende deuntjes maar ook mooie gepassioneerde liedjes.
Heerlijk met onze ogen dicht op een bankje in de verkoelende schaduw van de bomen. De laatste minuten in Trinidad tikken weg. Onze taxi collectivo staat klaar om ons terug te brengen naar Cienfuegos. Een busticket terug hebben we niet kunnen bemachtigen. Geheel in stijl gaan we terug. We nemen namelijk plaats in een oude maar dan ook echt oude witte Chevrolet. Overal kieren en gaten maar het ding rijdt als een tierelier. Een onwelriekende lucht glipt de auto in. Het zal de lucht uit de uitlaat wel zijn. Tot we de krabben zien die de weg oversteken zichzelf verdedigend met hun scharen hoog in de lucht. Blijkbaar een oneerlijke strijd bij het zien van zoveel platgereden dieren. De weg voert ons door het Cubaanse platteland. Waarschijnlijk ziet het er nu hetzelfde uit als jaren geleden.
Ruiters, paardenkarren en koeien in de weilanden met op de achtergrond gebergte razen voorbij. Plots stopt de chauffeur. Met een lap in zijn hand loopt hij achter de wagen langs. Hij opent de deur van de bijrijder doet de lap tussen het slot en deurpost. En rijden maar weer en het rammelen is gestopt. Zo rijden we letterlijk in een opgelapte kar naar huis.
Sometimes you need to let go and see what happens.
Uit: Big dreams & little thoughts, Happinez
Ada en John
Ik zie het voor mij ,de Haan tussen in,lachen zeg ,de Pin automaat,
Je moet het maar beleven ,
Geweldig,sommige dingen komen ons bekend voor.
Wat een mooie beschrijving van het geheel. De ervaring telt en de tijd nemen om te ervaren!