Zo rond vieren begint de dag al te ontwaken. Steevast zijn wij dan ook wakker. Nog niet helemaal gewend aan het normale dag en nachtritme in ons nieuwe thuisland. Normaal gesproken veel te vroeg maar vandaag heel handig. De gemakken van de marina in Bundaberg gaan we achter ons laten. De afstand naar K’dari is zo’n 50nm. Een lange dagtocht. Daarnaast willen we ook zoveel mogelijk profiteren van het voordeel van getijdenwater. Met de ebstroom mee naar buiten. We wilden gister al weg maar het hoosde urenlang. Vandaag begint het niet veel beter maar het is in ieder geval droog.Veel wind staat er uiteindelijk niet en vanwege de deining moet de motor aan. Halverwege de middag valt ons anker in stromend water. Dat is even wennen. Het lijkt als of we nog vooruit gaan terwijl we toch echt stilliggen. Voor ons ligt het grootste zandeiland ter wereld. K’dari, wat paradijs betekent het in het Aboriginals. Afgelopen jaren zijn we van het ene paradijsje naar het andere gevaren. Met palmbomen, wit zand en azuur blauw water. Voor ons ligt een uitgestrekt wit zandstrand maar het water is vuilgroen Noordzee water en palmbomen zijn vervangen door allerlei andere soorten. Het duurt even maar als de zon gaat schijnen, komt de ware schoonheid te voorschijn.
“Awoehoei!” Een lang wolfachtig huilen klinkt luid over het water. ’t Is nog vroeg. Amper licht. Natuurlijk, ook wij zijn weer vroeg wakker. “Awoehoei,” klinkt het opnieuw. “Een Dingo,”roep ik. Ik grijp mijn bril en vlieg naar buiten. Op het strand lopen, voor mij althans, twee honden. Dat zijn het niet. Het zijn de beruchte dingo’s; Australische wilde honden. Dit eiland zit er vol mee.
Rond een uur of 10 roeien we naar de kant. De stroom neemt ons nu mee naar het noorden en straks zal het ons weer meenemen naar het zuiden richting Rhapsody. Als we over het strand lopen, rennen duizenden krabbetjes voor ons uit om uiteindelijk plots in het zand te verdwijnen. Daar tussendoor is duidelijk het spoor van de Dingo’s te zien. Ik kijk om me heen. Geen enkel teken van een vier potig wezen. Als we het strand verlaten worden we verwelkomd door een hek met een groot waarschuwingsbord.
Be dingo-safe staat er op met een afschrikwekkend beeld van een hond met een bek vol scherpe tanden. Ook op de radio hoorde ik al een spotje be dingo-safe. Ik snap helemaal waarom. Allerlei adviezen vliegen ons om de oren. Ik knoop ze vervolgens goed in de mijne. Voor de zekerheid neem ik ook maar een foto. We zijn nu in het veilige omheinde gebied van het luxe resort op het eiland. De dure georganiseerde uitjes laten we links liggen. Links rijden in een 4wd-auto over de onverharde zandpaden ook. Een dag huur is niet genoeg. Het eiland is simpelweg te groot. Bij gebrek aan kampeeruitrusting kunnen we er geen 2 dagen van maken. In plaats daarvan bezoeken we het museum. We vergapen ons aan de prachtige foto’s van het eiland, het dierenleven en de geschiedenis van de Aboriginals.
Terug nemen we het duinpad om via een kreek naar het strand terug te lopen. De omgeving is zo anders. Planten en bloemen die ik nog niet eerder gezien heb. Allemaal even fraai. Allemaal op de foto. Met het sluiten van het hek komen we weer in Dingoland. Voor de zekerheid pak ik een stok zoals een van de adviezen luidde. John lacht meesmuilend. Noem me maar een overbezorgd bang grietje maar ik ben voorbereid. Bij de kreek zien we verschillende kleuren zand. Rood, geel, zwart en alles er tussen in. Mangrovebos probeert aan de oevers van de kreek land te veroveren op de zee. De zee die de kreek terug pakt door zand met de ebstroom mee te nemen om vlak bij de monding weer uit te spugen.
Het strand ligt vol met grijze verweerde bomen. Ooit op de helling gestaan. Nu dient het als extra zeewering. Ik loop er een voorbij die dwars op het strand ligt. Ik bedenk dat dit wel een mooi plaatje zou kunnen zijn. Ik draai me om en maak een foto. Dan zie ik plots iets bewegen. Net achter de boom komt een dingo naar me toelopen. “John,” roep ik sissend tussen mij tanden om mij angst niet aan het dier te laten merken. John stopt. Zonder het dier uit het oog te verliezen, schuifel ik naar John toe. De dingo slingert argeloos achter mij aan. Rug aan rug gaan staan, luidt het advies. Maar ik wil het beest ook zien. Stiekem gluur ik schijterig achter Johns rug naar de dingo. Het slentert zoekend voorbij. Snuffelt aan van alles behalve aan ons.
Ik verbied John het dier te lokken. Dit doet hij namelijk bij elke hond. Een heel groot verschil is dat dit dier hier vlak voor ons een directe afstammeling van de Aziatische wolf is. Terug bij het bijbootje hoeven we amper te sjouwen. Het water reikt al ver en kietelt aan de de voet van de duin. John roeit van de boot af zodat wind en stroming ons bij de boot brengen. Het is echter flink aanpoten. Als de avond valt gaan de cicaden aan. Een luid orkest vult de zwoele avondhemel. Ik glimlach. Wat een bijzondere wereld. Ik ben niet de enige. De kookeburra lacht uitbundig voordat ook hij zijn rust neemt.
Net na hoogwater staan wij met onze voeten in het zand. Het is zeven uur in de ochtend. De zon komt net boven de heuvel uit piepen. De dag voelt heerlijk fris en nieuw aan. Rugzak, water, eten en stoere schoenen mee. Onze dag bestaat uit een enkele wandeling naar een meer. De mooiste van het eiland. Een tocht van 23 km. “Ik moet plassen” John stopt. Een plek om achter te schuilen hoef ik niet te zoeken. Dit bos is verlaten. Geen mens die hier loopt. Op ons na. In het begin zagen we nog voetstappen in het zand. Nu al een lange tijd niet meer. Een paar 100 meter verderop krijg ik trek. We zijn nu zo’n twee uur onderweg. Ik open de rugzak op Johns rug en pak een rol crackers. Gauw stop ik er een paar in mijn mond en druk er een aantal in Johns hand. De rol gaat weer hermetisch dicht. Ik wil niet onbedoeld een geurspoor achterlaten. Nog zo’n dingo advies. Eet niets. We moeten nog twee kilometer naar het meer. Even doorstappen dus. “Hee, een dingo,” roept John nonchalant. “Waar?” Zo’n 30 meter achter ons loopt inderdaad een dingo. Een prachtig dier. Roodbruin. Kwispelstaart. Na het plassen ben ik mijn stok vergeten. Haastig zoek ik een nieuwe. Tot mijn verbazing pakt nu ook John een stok. Zou het dier op de geur van de crackers afgekomen zijn. Die 5 tellen? Of zou die de rits hebben gehoord of gewoon ons en is hij uit nieuwsgierigheid op zoek gegaan? Of nee, nou weet ik het. Ik heb net geplast in zijn territorium en wil hij zien welk onverlaat dat was. Telkens kijk ik om. De dingo loopt op gepaste afstand met ons mee. Vrolijk kwispelend alsof we samen uit wandelen zijn. Dan hoor ik een plof. Het is John die zijn stok weggooit. “Deze valt echt niet aan hoor,” zegt hij.
Bij een kruispunt staan we stil. John kijkt op de telefoon waar we naar toe moeten. Ik volg het zoveelste advies. Ik maak me groot en kijk het dier vanachter mijn zonnebril strak aan. De dingo stopt ook. Twijfelt, loopt een stukje terug en stopt. Ik blijf staan en maak me mogelijk nog groter. Ik ben op een missie; het beschermen wat mij lief is. De dingo vind ons blijkbaar niet zo interessant meer en loopt weg om nog een keer om te kijken. Opgelucht gaan we verder. Ik loop vooraan met mijn stok strijdbaar in de hand. Je weet het maar nooit. Bij elke ritsel in het struikgewas ben ik alert.
“Wat is dat zand wit, roep ik uit wanneer ik tussen de bomen door het meer kan zien. We zijn er. Kleren gaan uit, bikini aan. Met een plons plons ik in het water. Schoon fris regenwater. Ik prop mijn lunch naar binnen want borden vertellen niet te eten op het strand vanwege de dingo’s. Wij hebben echter het strand helemaal voor ons zelf. In de verte zien massa’s mensen op het strand. Het is de plek waar je met je 4wd naar toe kan gaan.
Terug kiezen we voor de kortste de route. Over de weg. Foute keuze. Grote dikke 4wdkarren scheuren voorbij terwijl wij zwoegend en ploegend door het mulle zand over het hoogste gedeelte van het eiland sjokken. Blaar 1 dient zich al snel aan. Blaar 2 ook.
Verschillende keren wordt er vanuit de auto geroepen of we all right zijn. We zeggen ja. De eerste keer nog vrolijk lachend. Later minder enthousiast en hopend op een lift. Helaas, niemand neemt ons mee. Bij terugkomst bij het bijbootje trek ik mijn schoenen uit. Er prijken 5 dikke blaren onder mijn tenen. Maar alles beter dan verscheurd door een ‘dolle’ dingo.
‘Close encounters are bad. Bad for the animal, as it causes stress. And bad for me for exactly the same reason.
-Nigel Dennis-
Van dolle dingo naar daring Dutchies haha! De dingo zal wel gedacht hebben: deze zijn grappig en ik ga ze lekker volgen haha. Wat een prachtig strand zeg. En zo tof dat je (zoals alles ) van 2 kanten kunt benaderen: en je eigen pad is altijd het mooiste. Liefs en dikke x (ook voor jullie huisdier)
dat jullie geen wasmachine hebben had ik niet bedacht! ook niet zo een emmer met een schoep op een accu?
mooi verhaal weer ada en ik snap goed dat je een stok hebt gepakt. Een mes had ik ook begrepen. Wat is John toch stoïcijns; is hem dat nooit opgebroken? of dwingt hij het geluk af met zijn gedachten.
Op de foto zien ze er zo lief uit. Ik zie je al groot maken met stok en al. Dapper van je hoor.
Maar je hebt fijn kunnen zwemmen in het mooiste meer op het grootste zandeiland. ✅
Wat maken jullie mooie dingen mee. Fijn dat Down under zo goed bevalt. Blijven jullie dit jaar in Aussi
Dingo’s zijn zeker onvoorspelbaar, goed dat hij wel een stok hebt gepakt. Gelukkig heb je die niet hoeven gebruiken. Wat een geweldig avontuur weer, gaaf om te lezen. Lijkt net of ik er bij was…