RHAPSODY

slapen onder vulkanen

Vlug stap ik in het polyester bootje die vervaarlijk heen en weer gaat onder mijn gewicht. Ik voel nattigheid tussen mijn tenen. Ik schrik. Het water is koud en bijna automatisch verplaats mijn voet naar een droge plek. De boot protesteert hevig waardoor ik bijna in het water beland. Ik check de bodem. Het is maar regenwater van de hevige bui van vannacht. Ik kijk of de versnelling in zijn vrij staat. ik trek aan het koord. Niks. Ik zie verschillende losse draadjes en draai nogmaals aan de gashendel. Dan valt mijn oog op de chokeknop. Ik schuif deze uit en in en trek nog n keer aan het koord. Wat gesputter hoor ik maar het rotding slaat niet aan. Ik sta in het bootje van Ariosto, onze loods die ons om 7uur zou op halen. We gaan het binnenland van Ecuador verkennen en willen onze bijboot bij Rhapsody achterlaten. John heeft daarom mij en onze reisspullen naar de kant gebracht in de hoop dat ik Ariosto kan vinden. Hij is er niet maar een wel aanwezige oudere man. Hij kijkt op zijn horloge en aan zijn gezicht is af te lezen dat hij niet snapt waar Ariosto is want hij hoort er op dit tijdstip te zijn. “Wat nu?” De man wijst naar Ariosto’s bootje en dan naar Rhapsody. “Yo? Ik?” vraag ik de man. “Si, si,” knikt de man. Ik heb zo mijn bedenkingen. Het geheel ziet er niet zo betrouwbaar uit. Beseffend dat ik geen andere keus heb, stap ik dus aan boord en probeer de motor te starten. Ferm ruk ik voor de zoveelste keer aan het koord en warempel ik hoor het zachte gepruttel van de motor. De oude man gooit de lijn in de boot. Ik wil vol gas naar John varen maar hoe ik ook draai aan de gashendel vaart maken, lukt niet. Tergend langzaam vaar ik in de richting van John. Gelukkig is er weinig stroming. Ondertussen kijk ik naar de losse elektradraadjes. Als ik die nou eens tegen elkaar houd. De motor stopt abrupt. “Mmm, dat was de dodemansknop.” Het ding slaat gelukkig direct weer aan en tuf ik in hetzelfde tempo verder. Aan het andere draad durf ik niet meer te komen. Keurig leg ik het bootje langszij en stapt John aan boord. Ik start met peddelen om extra snelheid te krijgen. Het heeft weinig nut want we hebben ineens wel enorme vaart. “Wat krijgen we nou?”en ik kijk achter om. John trekt met een grote grijns aan de andere draad. De gashendel dus.

Ruim op tijd arriveren we uiteindelijk op het busstation. De bus is pure luxe; airco, verstelbare stoelen, tvscherm voor films en zelfs wifi. Onze reistas volgepropt met truien, lange broeken, sokken, regenkleding en dichte schoenen ligt onderin de bagageruimte. Gewapend tegen de kou van de hoge Andesgebergte reizen we naar Quito. De hoofdstad van Ecuador. Gewaarschuwd voor diefstal ligt de kleine rugtas net zoals bij de andere buspassagiers op schoot. Als de bus de parkeerplaats verlaat, start ons avontuur. Alexander von Humboldt heeft ooit gezegd dat Ecuadorianen unieke mensen zijn. Ze slapen rustig onder actieve vulkanen, leven arm bovenop rijkdom leven en worden vrolijk van trieste muziek. Dat willen we zelf gaan ondervinden.
Het voorbijgaande landschap verandert uur na uur. Vele garnalenkwekerijen maken plaats voor groene heuvels. Gekleurde dorpjes met winkeltjes met meer uitgestalde waar buiten op straat dan erin vormen een onderbreking. Slimme verkopers grijpen hun kans als de bus stopt en stappen in om hun product aan de man te brengen. Ook wij wagen ons aan een gerecht. Een warme dikke tortilla met kaas. “Mmm, misschien met saus de volgende keer.” De heuvels veranderen in serieuze bergen. De bus slingert onvermoeibaar maar kreunend naar boven. De hoogte neemt in een rap tempo toe, de temperatuur en het zuurstofgehalte nemen af. Op ruim 2000m hoogte ligt onze eindbestemming. Na zolang op zeeniveau geleefd te hebben zal dat behoorlijk wennen zijn. Het eerste wat me opvalt als we in de taxi naar onze hostal zitten, is de enorme hoeveelheid huizen van beton. De vallei waar Quito ligt, is een grijze massa met bergen op de achtergrond. Een oase van huizen zoals palmbomen in een droge woestijn. De zware vette geur van uitlaatgassen en het drukke verkeer heeft niets met een verfrissende oase te maken. De penetrante geur tast mijn reukzin aan en doet me verstoppen achter de mouw van mijn trui. Verkopers van fruit en water, ramenwassers en straatartiesten lopen dwars door het verkeer. Allemaal proberen ze een dollar los te krijgen van de autobestuurder en zijn inzittenden als de auto stopt. Rij na rij, straat na straat staan vierkanten grijzen betonnen blokkendozen. Af en toe geschilderd in een pasteltintje met hier en daar een groot warenhuis. Ons straatje verrast me. Bomen aan weerszijden van de straat, de huizen zijn gekleurd en fantasierijk. De volgende dag kiezen we onze route zorgvuldig zonder al te veel verkeer. We slenteren door parken en smalle straatjes richting de oude stad. Quito; hoe meer je kijkt, hoe meer je ziet. Dus zitten we, kijken we en zien we dingen die we nog niet eerder gezien hebben.

Grote rode aardbeien komen voorbij in langwerpige zakjes in handen van vrouwen in gekleurde kledij. Ook mandarijnen, kersen en appels worden zo aan de man gebracht. Schepijsjes worden alvast klaargemaakt en op een blok ijs gelegd. Een bavaroisachtigecrême  op grote schalen is gretig in trek. Gebakken banaan gevuld met kaas als snack. Popcorn in de soep. We lunchen tussen vele andere Ecuadorianen in een authentiek koffietentje. Plaza Grande is een echte ontmoetingsplek. De mensen komen bij elkaar om te kopen en te verkopen, te lezen, te praten, te discussiëren, te luieren, te spelen, te fotograferen en zoals wij te kijken. Majestueuze paleizen en kerken reizen hoog boven de kleine gebouwen uit en stammen uit het Spaans koloniale tijdperk. Ronda is een karakteristiek straatje. De wijk waar wij slapen is een de uitgaanswijk met verschillende restaurants en barretjes.

Stap voor stap, voet voor voet brengt me langzaam dichterbij het doel. Mijn handen diep in de zakken gestoken. Een gure wind snelt zich om de berghelling. Een trui, isolerende tussenlaag en windstopper houdt mijn lijf warm. Wat een kou. Mijn ademhaling is zwaar en diep. Driehonderd meter hoogteverschil hoeven we maar te overbruggen. Onder mij zie ik donkergrijs korrelig gruis en de voeten van Joh vlak voor mij. Zigzaggend gaan we de berg op. Praten lukt niet. De lucht is ijl en wordt bij elke stap ijler. Af en toe sta ik stil om de omgeving waar te nemen. Het uitzicht is fenomenaal. Een uitgestrekte vlakte met steppegras en wilde paarden. Op de achtergrond de scherpe contouren van vulkanen. Als ik omhoog kijk, zie ik een iconische zwart rode berg bedekt met een dikke ijslaag van een gletsjer. Uit de berg komt blauwwitte rook. De Cotopaxi! Een actieve vukaan die nu in ruste is. Ongelooflijk dat zo’n besneeuwde top vol met ijs ligt en kan veranderende in een stroom van allesverslindende gloeiende lava. De dag is wolkeloos, wintersport fris en strak blauw begonnen. Nu spelen mistige wolken om te de top en over de lager gelegen vlakte. Het is een spel tussen zon, wind en wolken. De zon is dit keer de sterkere partij en verjaagt de mistflarden. De vulkaan is ruim 5000m hoog. Een uitdaging voor echte bergbeklimmers. In de berghut verwarmen we ons aan een kop heerlijk cocathee tegen hoogteziekte.

Met een Cotopaxistempel in ons paspoort aanvaarden we de terugweg. In een paar grote stappen geholpen door de zwaartekracht en de losse ondergrond glijden we in een rechte baan naar beneden. De weg door het nationale park zit vol kuilen en gaten. We stuiteren door de auto. Ik doe mijn gordel maar om als ik voor de zoveelste keer loskom van mijn stoel. Het pad naar onze hacienda is smal en dwars door het steppegebied. Grijsgroene tinten zover ik kijken kan. Wuivend gras met hier en daar een plukje oranje bloemen. Grote stenen ooit door de vulkaan uitgespuugd liggen wijd verspreid in het verder lege landschap. Condors vliegen gracieus boven onze hoofden op zoek naar kadavers. De hacienda heeft een lange geschiedenis. Ooit neergezet door Jezuïeten. Het is weder opgebouwd van stenen van een verwoeste kerk door een uitbarsting. Een grote openhaard verwarmt de ruimte en ons. Vanuit een luie stoel kijken we uit op frisgroene weilanden en zwarte net omgeploegde vruchtbare akkers.Vannacht slapen we rustig onder drie verschillende vulkanen.

Het Quilotoalake is een prachtig kratermeer. De kermis er om heen is minder fraai. Souvenirswinkels en restaurantjes zijn in elk aanwezig gebouw. Lama’s als attractie en muilezels als vervoersmiddel om je weer naar boven te brengen als je naar de oever bent gelopen. Het paadje over de kraterrand ziet er veel aanlokkelijker uit. De rust, de stilte en het uitzicht op het meer. Echter de hoogte heeft ons in zijn greep. Ik heb hoofdpijn en John is verkouden. Allebei niet echt bevordelijk om een 6uur durende tocht te maken. We gaan verder naar Baños.

In Baños is van alles te doen. Van relaxte warmwaterbaden naar thrillseeking Zipliners. We struikelen bijna over de vele touroperators die van alles aanbieden. Wij kiezen voor de fiets. De wind suist langs mijn oren terwijl mijn handen in de remmen knijpen. Wij fietsen de‘Ruta des cascades’ die is vrijwel bergafwaarts van Baños naar Puyo. De charme van deze fietsroute zijn de vele watervallen onderweg en het regenwoud aan het einde. We zijn op weg naar El Pilon del de Diablo. Mond van de duivel. Dè waterval. Voordat we aan de wandeling beginnen, eten we in het dorpje Rio Verde. Lang hoeven we niet te zoeken. De geuren komen ons al van verre tegemoet. De dames van het restaurant staan buiten op straat vlees en vis te roosteren en verleiden ons om binnen wat te eten. Onze fietsen parkeren we pal voor de voordeur als reclame voor anderen. De aardappelensoep met hete saus vult goed om aan de wandeling te beginnen. De waterval klatert met veel geweld naar beneden. Het laatstse stuk is een natte bedoening. Via een slipperig nat kruip en sluipdoorgang kom ik achter de waterval.

Een enorm watergordijn valt vlak voor mijn neus naar beneden. Het geluid van het vallende is gigantisch hard en nat! De terugweg naar Baños is vrijwel geheel bergopwaarts en dat zien we niet zo zitten. De fietsen geven aan de chauffeur van een collectivo. Hij plaatst ze, er nog half buiten hangend in de vrachtwagen. Zelf mogen we achterin instappen en op een houten bankje plaats nemen. En zo hobbelen we weer terug.

Mijn benen bungelen in de lucht. Heel even hang ik stil boven de afgrond. Vogelvrij. Dan zweef ik achteruit en krijg een zwieper naar voren. Ik zit op een schommel met mijn blik gericht op niets. Op de plek waar het meest spectaculaire uitzicht moet zijn, is helemaal niets te zien. De Tungurahua vulkaan is verslonden door wolken.

Af en toe is er een klein stukje blauw te ontdekken maar de wolken zijn zwaar en stevig. De zon heeft geen schijn van kans. Casa del arbol is een boomhut op een randje op een berg. Het is een populaire plek en bekend van een winnende National Geografic foto. Met dit weer is weinig aantrekkelijk maar wel ontzettend leuk dat schommelen. Op de heenweg nemen we de plaatselijke bus naar boven en zitten tussen de melkemmertjes. De weg naar beneden doen we anders. We lopen via uitgesleten stijle paadjes langs boerderijtjes, landerijen en kassen. De bergen zijn net een lappendeken. Kleine afgebakende landbouwgrondjes bekleden de berg. Oud maïsgewas staat te verdorren terwijl nieuw gewas ergens anders al weer opkomt. Overal groeit wel iets of graast er vee. Het is pad is soms maar net twee voeten breed.

Een man met muilezel passeert ons. De zon doet haar uiterste best om ons een blik te gunnen op de omgeving. Dat lukt haar. Weliswaar niet helemaal maar we krijgen een aardig idee van het landschap. Bij Luna del Cielo stoppen om van het uitzicht te genieten. Ik zet de warme kop aan mijn mond. Mijn bovenlip raakt het zachte melkschuim. Ik neem een zip. In mijn mond proef ik de lekkerste chocolademelk ooit.Gemaakt van gesmolten Ecuadoriaanse pure chocolade met daar bovenop een heerlijk laag opgeklopte melk versierd met chocoladefiguur waar een Italiaanse Barista jaloers op zou zijn.John geniet van zijn Espresso. Ook hier slapen we rustig onder de meest actiefste vulkaan van Ecuador maar nu weet ik de vluchtroute. In heel Baños staan bordjes!

Pats. Een koude natte kledder sneeuw valt uiteen op mijn hoofd. John heeft me net ingepeperd op hoogste vulkaan van Ecuador. Het is onze eerste sneeuw sinds drie jaar. De Chimborazo is 6310 m hoog. Dichterbij de zon kunnen we niet komen. Vanaf de kern van de aarde gemeten, zou dit de hoogste plek op aarde zijn volgens de Ecuadorianen. Daar merken we niet veel van. Kleine sneeuwvlokjes dwarrelen in de lucht en de zon lijkt verder weg dan ooit. Af en toe wordt een sluier bewolking opgelicht en zien we iets meer. Vicuña’s duiken even op en verdwijnen weer. Op de lager gelegen vlaktes grazen er veel meer. Ze zijn de gehele dag op zoek naar voedsel. Eens per jaar worden ze geschoren door lokale bevolking. Ze worden gevangen door n lange rij mensen die vlak naast elkaar lopen met plastic zakken tussen hen in. Het geritsel zorgt dat de vicuña’s blijven staan en ingesloten kunnen worden. Alleen van de rug wordt 2cm van de superzachte wol afgeschoren. Zo blijven ze goed beschermd tegen de kou.

’s Avonds wordt het heel even helder en tellen we verschillende vulkanen voordat we gaan slapen. Humbolt heeft gelijk wat het rustig slapen en vulkanen betreft. Ik ben benieuwd of zijn anderen bevindingen ook waar zijn.

Ecuadorians are strange and unique beings, they sleep peacefully amid smoking vulcanoes.

-Alexander von Humboldt-

3 gedachtes aan “slapen onder vulkanen

  1. Ina

    Weer een gave belevenis. Rustig slapen onder vulkanen. Lijkt op ons, wij slapen rustig onder de zeespiegel.
    Leuke foto’s. Veel plezier.

  2. Lientje

    Mooi om Ecuador in a nutshell te beleven! En sneeuw!!! Dat lijkt ne inderdaad heerlijk na 3 jaar. En natuurlijk hoort daar een inpepermonentje bij haha.

    Vulkanen zijn zo magisch… bijzonder avontuur weer en nu weer veilig naar jullie watertje

    Hier begint de lente alweer verder haar intrede te doen; dus dat iedereen weer vrolijk

  3. Leon

    Wat heb ik weer genoten van jullie prachtige leven op dit moment.
    Groet
    Leon