Kuna Yala heeft bijna 400 eilandjes. Voor elke dag een ander eiland. Verreweg de meesten zijn onbewoond. Sommigen zijn niet meer dan een paar palmbomen groot en steken net boven de zeespiegel uit. Een aantal daarvan is al verdwenen. Opgeslokt door de stijgende zee. Anderen zijn groter maar het gevecht tegen het water is overal zichtbaar. Kanlildup, Green Island, wordt voor een paar dagen ons eiland. Bijna volledig omringd door koraalrif en zandplaten liggen we in verfrissend schoon, veilig en kalm zeewater. Onze voortuin is aangelegd met rijen wuivende palmen, een heerlijk poederzacht zandstrand, een met turquoise water gevuld zwembad en een vuurplaats. Onze achtertuin bestaat uit water met een idyllisch klein zandeilandje begroeid met een paar palmen, tropische Amaryllis bloemen en een romantisch theehuisje. Een plaatje. De zon schijnt vandaag overvloedig. Na al de grijstinten van gister lijkt het op een zwartwit ansichtkaart dat opzichtig is ingekleurd met felle tinten blauw en groen. En wij liggen hier he-le-maal alleen!
Popbobpopbobpop. Zachtjes hoor ik het geluid van een helikopter. Een e-reader op schoot, ogen dicht, wegdommelend, koffie en thee binnen bereik en de benen langgerekt omhoog. Zacht kabbelend water. Ruisende palmen. Aan de horizon verschijnt een klein zwart zeiltje. John en ik zitten beiden buiten genietend van de serene rust in de koesterende zon. We plonsen het water in als we er zin in hebben. Meer hebben we niet nodig. Het leven is goed. TAKketakkeTAK. Takketakketak. Ruw opgeschrikt door het onwaarschijnlijke geluid schieten we omhoog. “Wat is dat?” “Het klinkt als schoten.” Takketakketak klinkt het opnieuw. Onbetwistbaar het geluid van schoten. Ik kijk opzij en zie twee snelle boten achter elkaar aan scheuren. Een helikopter vliegt vlak boven de voorste boot. Takketakke tak. De helikopter neemt zichtbaar meer afstand en blijft zo buiten schot. “Drugssmokkel?” “De coastguard achtervolgt drugssmokkelaars richting Colombia?” “Een oefening?”Als in een film trekt het tafereel aan ons voorbij. Lang heeft het niet geduurd maar John en ik zijn er vol van. Ik heb mijn hoofd nauwelijks neergelegd of ik schrik op en speur de horizon af. Op zoek naar het zwarte zeiltje.Is het er nog? Het lag akelig dicht in de buurt van de scène van daarnet. Opgelucht haal ik adem als ik zie dat het er nog is en dichterbij komt. Het vormt een prachtig silhouet zoals een zwart papierknipsel tegen een witte achtergrond. Het levert mij prachtige plaatjes op.
Het zeilbootje komt keurig langszij. Ik neem zijn lijntje aan en maak het vast aan de voetrail. Het is Anton. Hij is behoorlijk ontdaan en onder de indruk van datgene waar wij net getuige van waren. Begrijpelijk want hij lag in de vaarroute, op schotafstand en kon geen kant op. En hij moet zijn verhaal kwijt. Hij, geheel in het Spaans en wij in het Engels, Spaans en zelfs Nederlands. We snappen elkaar woord voor woord, begrijpen zijn angst om geraakt te worden en voelen zijn opluchting zonder letterlijk elk woord te verstaan. “Esta es le maffia,” roept hij, “narcoticamaffia.” Ik vraag hem of dit vaker gebeurt. “Jamás, nooit. Zoiets gebeurt nooit in de San Blas. Kuna Yala is altijd rustig. In Colombia, Mexico en Panama is het erg,” zegt hij. Anton heeft aan de westkant van de Coco Banderos eilanden gevist. Ver van zijn dorp in een klein bootje met een zeiltje. Hij is op weg naar huis. In zijn ulu liggen langostas en inktvis. Wij kopen twee kreeftjes. Daarna verdwijnt het zwarte zeiltje aan de horizon richting Azucar, zijn dorp. De rust is wedergekeerd.
’s Middags maken we wandeling langs het strand. Jonge haaitjes zwemmen vlak langs de kant. Roggen rusten uit in de schaduw van een palmboom. Een krokodil zwemt langzaam voorbij. Een krokodil? Ja een krokodil! Zeesterren kleuren de witte zandbodem rood en geel.
We sprokkelen hout en verzamelen het op de vuurplaats. ’s Avonds keren we terug met ons eten en zakken afval. Als het vuur heet genoeg is verbranden we net zoals de Kuna’s ons plastic afval. Organisch afval gooien we overboord. Blik spoelen we af en nemen we mee tot we het ergens kwijt kunnen.Onder de zwarte sterrenhemel en ons blik gericht op de vlammen genieten we van dit simpele leven. En zo glijden de dagen voorbij.
Het is ongelooflijk maar zelfs op Coco Banderos, de drukste en tevens mooiste ankerplek van de San Blas, zijn we de eerste dagen de enige zeilboot. Het anker ligt net op zijn plek of Kuna vissers komen langs. Ze stellen zichzelf voor en vragen naar onze namen. Of wij lobsters willen maar die hebben we net gekocht van anderen onderweg hier naar toe. Ze vragen om rijst, wat uien en drinkwater. Het eiland waar zij bivakkeren is een tijdelijk onderkomen voor vissers die ver van huis aan het vissen zijn. Kreeften worden in kooien in het ondiepe water vastgehouden om een paar dagen later mee te nemen naar het vaste land. Als tegenprestatie vraag ik of zij onze lobsters klaar willen maken op het vuur. Een goede deal vind ik zelf. Daniel stemt in. Hij spreekt met ons af dat hij fluit als het een en ander klaar is. Ik verheug me op de derde achtereenvolgende dag met kreeft als avondeten en op verschillende wijze klaargemaakt. Vlak daarna klinkt er een fel fluitsignaal. Vergezeld met een hoop gezwaai. Het is net half vier en hebben amper ons tussen de middag boterhammetje doorgeslikt. Ik pak gauw de camera en John wil alvast het bijbootje instappen. “Een slang!” roept John toch wel wat benauwd en komt naar binnen. “Waar?” vraag ik verschrikt. “Achterop bij de windvaan.”
“Je hebt hem toch wel verjaagd?” “Nee, eerst een foto.” Zonder er bij na te denken, sta ik even later met een fotocamera in close-up stand vlak boven de slang een paar foto’s te maken. Daarna duwt John de slang ervan af. Dat gaat niet gemakkelijk. De boa constrictor zweeft met zijn halve lijf boven het water op zoek naar een ander toevluchtsoord. Hij heeft zijn oog laten vallen op onze dinghy. Met een ruk trekt John de dinghy bij hem vandaan. Beheerst glijdt de slang het water in maar is nog zeker niet van plan om ons te verlaten. Tot onze verbazing kan hij zich ver uit het water oprichten tot onze stootrand. “Ga weg!” roep ik ferm. Niet dat ie zich daar wat van aantrekt. Een aantal keer duwt John met een stok de slang weg maar het beest volhardt. Kronkelt zich terug naar de achterkant. Ik pak de pikhaak. John kan de slang verder weggooien maar hij blijft terug komen. Er zit niets anders op dan het beest flink te ontmoedigen. Een paar resolute klappen op zijn kop doet hem besluiten om er van door te gaan richting het eiland achter ons. En hopelijk blijft ie daar. Na wat vertraging kunnen we dan eindelijk naar een ander eilandje waar onze kreeftgerecht geduldig op ons staat te wachten. Ik laat de reden zien waardoor het zo lang duurde voordat wij naar de kant kwamen. Daniel en zijn medevissers zijn duidelijk onder de indruk. Terwijl we de kreeften oppeuzelen die overigens heerlijk smaken, bekijken zij de beelden van de slang.
We lopen een rondje over het eiland waar we de grootste bedreiging voor de kuna cultuur aanschouwen. Het stijgende zeewater. We tellen wel 10 palmbomen die omgevallen in het water liggen. Als we terug komen, wil Daniel nog eens de foto zien van de slang. Ze hebben bedacht dat ze de slang willen doodmaken want als dit uitlekt, wil geen toerist meer naar Coco Banderos gaan. Hun plan is om allemaal in onze dinghy naar de overkant te gaan. Leuk bedacht maar dat gaat echt niet lukken. Niet veel later zit John in de dinghy met twee indianen aan boord en zit ik bij twee indianen aan boord in een ulu.
Op het eiland verwacht ik echte jagers. Stoere mannen die weten hoe ze dit varkentje moeten wassen. Niet wijkend voor mogelijk gevaar. Het spoor van de slang in het zand is gauw ontdekt maar verdwijnt waar het strand ophoudt in het groen. Van stoere mannen is absoluut geen sprake. Gewapend met stokken treuzelen ze wat aan de rand en zoeken vooral ver van het slangenspoor vandaan met John voorop. Helaas hebben zij meer verstand van het vangen van vis en keren zij met lege handen terug naar hun sobere onderkomen en wij naar de onze.
“Mmm, het wordt wel heel donker,”merkt John achteloos op. Ik sta in ons keukentje het ontbijt klaar te maken. Het wordt inderdaad donker. Ik heb namelijk net het lichtje aangedaan om het beter te kunnen zien. Gewaarschuwd door John doe ik twee stappen het trappetje op en kijk om me heen. In de baai zie ik de twee andere boten hun anker ophalen. Een catamaran is al vertrokken. Alles lijkt rustig op die donkere wolk boven de bergen na. Maar dat is ver weg en de wind aanlandig. Ik doe weer twee stappen terug de kombuis in. Mijn voet raakt nog net de vloer niet aan of achter me breekt de hel los. Geklapper. Geflapper. Gegier. Gebonk. Achter ons en boven ons. “Wat krijgen we nou?” roept John. In minder dan een vingerknip is alles anders. Als ik me omdraai, zie ik dat de bimini los hangt en in de wind op en neer danst. Het regenzeil dat aan de bimini vastzit, vliegt op en neer. John vliegt naar buiten en ik erachteraan. In een reflex start ik onderweg naar buiten de motor. De herrie is enorm en de wind ook. “Hou de bimini vast,” schreeuwt John en hij rent naar voren. Als ik hem volg zie ik waar het geklapper vandaan komt. De kotterfok is losgeschoten en zwaait en rukt gevaarlijk in de wind heen en weer. Ik houd de bimini vast om te voorkomen dat hij putten in het hout maakt. Om ons heen ligt een catamaran die van zijn plek naar ons toe gedreven is. Het andere jacht is van zijn anker losgebroken en doet zijn best om niet op het eiland te belanden. Ik hou nauwlettend onze positie in de gaten. De kajak waait omhoog maar zit gelukkig vastgebonden. “Wat eerst?” John komt terug de kotterfok en is nog steeds los. Het jacht komt gevaarlijk dichterbij. John stuurt Rhapsody naar bakboord om een aanvaring te voorkomen. Vanuit mijn gezichtshoek gaat ie rakelings voor ons langs. Het regent en het giet, het waait en het giert. Maar wij liggen stil. De afstand tussen het eiland en Rhapsody verandert niet. Een zorg minder. John probeert weer uit alle macht de kotterfok in bedwang te krijgen. Het lukt niet. Op de een of andere manier is het lijntje waar hij mee vast gebonden zat om een val heengeslagen en is niet meer los te krijgen. John komt terug voor zijn zeilersmes. Het jacht naast ons ligt inmiddels stil tegen het zand van het eiland. Weer een zorg minder voor ons. Ondertussen probeer ik de lijnen los te maken van het regenzeil en het op te rollen maar die worden vaster en vaster getrokken. Ik krijg het bevel om de lijn van de kotter in te rollen. Daarna kan John het zeil handmatig om de stag rollen en vast zetten. Hij komt terug naar de kuip en snijdt de lijntjes door waardoor ik het regenzeil deels kan oprollen. Intussen neemt de wind af. Het doek van de bimini haalt John los rolt m op en zet m vast. Daarna kan het regenzeil verder weg. We kijken om ons heen. Zit alles vast? John ziet dat het losliggende zonnepaneel op het dek deels over de voetrail ligt en haalt het binnen. Dan lijkt echt alles wat los zat vast te zitten en wil ik weten hoe hard het waait. Nog altijd 25knopen en het voelt aan als een liefelijk briesje. Hoe hard het gewaaid heeft, kan ik alleen maar naar raden. De Chocosana, een harde wind van het vaste land en een lokaal fenomeen heeft ons totaal verrast. Gelukkig valt de schade mee. Drijfnat gaan we naar binnen en kunnen we eindelijk ontbijten.
life is a great avonture or nothing
-Hellen Keller-
toegift: mooie plaatjes allemaal met een eigen verhaal
Klinkt lekker ontspannen op jullie eiland. Gelukkig zijn er wat dieren die voor wat spanning zorgen.
Ja en die onverwachte storm klinkt natuurlijk ook behoorlijk heftig.
Je beschrijft het weer als een spannend boek.
Lieve groet
Bedankt voor het geweldige verslag en foto’s.
BEHOUDEN VAART.