Op amper een uur varen afstand gooien we het anker alweer uit. Na tweeënhalve maand moeten we wennen aan de vrijheid. Wennen aan de ruimte rondom ons. Wennen aan de beweging op het water. Wennen dat we niet zomaar van de boot af kunnen stappen. Wennen aan ons tweetjes zijn. Zelfs wennen aan het gemis van het zwembadwater. Het water om ons heen is troebel door de vele mangroves.

De tweede dag zeilen we weer een uurtje naar een volgende baai van het Langkawi gebied. Steile wanden rijzen op vanuit het water. Bomen en planten vinden krampachtig een manier om zich vast te houden aan de rotsige ondergrond. Het zijn echo muren. Vrolijk schreeuwen we er tegen aan. Drie keer horen we onszelf herhalen. Tussen tien en vier delen we de ruimte met jetski’s en hun schreeuwende berijders. Daarna is het voor ons en een enkele zeearend. Gracieus en sierlijk zweven ze voorbij opzoek naar vis. Behendige duikelingen naar het water voorzien hen van verse vis.

’s Ochtends halen we al vroeg het anker uit de modderige grond. We zetten koers naar het Kilim Geoforest park. Het is een erkend Unesco park. Hole in the wall heet onze ankerplaats. Als we dichterbij komen, begrijp ik de naam. Een enorme muur van steile kliffen vertoont plots een doorgang. Een gat in de muur dus. Wij varen betoverd door de natuur de zeearm binnen.

Beide oevers zijn verdwenen achter brede stroken mangrove bossen. Op de achtergrond de imposante bergen. Bij een geschikte ankerdiepte leggen we Rhapsody stil en laten haar achter het anker dobberen. Hoog in de lucht cirkelen kleine zeearenden. Het eiland Langkawi dankt aan deze vogels haar naam. Twee samengevoegde woorden Helang en Kawi. Het betekent zoiets als vogel op rots. Snelle boten varen af en aan. Wij gaan met onze eigen bijboot op ontdekkingstocht.

Ik wil heel graag die zeearenden van dichterbij zien. We varen een heel eind het mangrove bos in maar vinden niets. Hoewel ze hier voortdurend gespot worden. Ik tuur in de bomen. Niets. Totdat het eerste toeristenbootje verschijnt, vis in het water gooit of zijn buitenboordmotor half boven het water laat draaien. Wild sproeit en sproesjt het water in het rond. Onmiddellijk komen er uit alle hoeken de vogels af op dit gespetter af. Vijf minuten en dan gaat het bootje weer. Tot de volgende en de volgende komt. Aan een stuk door wisselen ze elkaar af. En wij? Wij blijven net zo lang tot we het zat zijn. We kachelen op ons dooie gemak door het fantastische gebied terwijl we op de snelweg liggen van de toeristenbootjes.
Na het uitklaren in Kuah op Langkawi eiland behoren we nergens meer toe. Het autoriteiten kantoor van Thailand ligt zo’n 150nm verderop in Ao Chalong. Anderhalve dag zeilen. Tussen Kuah en Chalong liggen ook heel veel staken. Staken van vissers die hopen op een vangst in de nacht. Vrijwel onzichtbaar overdag. Totaal onzichtbaar ’s nachts. Een nacht door zeilen betekent aan een reuzenslalom deelnemen waarbij we de vele vissersboten, sleepvissers en staken moeten vermijden. Het is een reuzenslalom met een blinddoek voor. Geen enkele boot heeft AIS. Gedoemd om te mislukken. Tussen Kuah en Ao Chalong zijn ook veel mogelijkheden om te ankeren. Officieel mag het niet. Onofficieel wel. Oogluikend staan de autoriteiten het toe.

We mogen dagtochten maken om de afstand van 150nm voor iedereen veilig te overbruggen. Die tijd rekken we op naar zo’n dag of tien. We stippelen een route uit langs de voor ons mooist ogende plekken. Zo liggen we achter dijkjes in heel ondiep water. Achter een enorm onbewoond groen eiland. Dan naast een langgerekt smal maar hoog eilandje. Bij Ko Muk blijven we langer. Het is er gemoedelijk en relaxed.

Aan het strand zijn parasols en kleine pop-up eettentjes. Een scooter met zijspan kan je naar het stadje brengen. Wij lopen liever in de veronderstelling dat we mensen zullen ontmoeten. Cannabis is overal vrij te krijgen.



Aan de andere kant van het eiland nemen we plaats in een beachtentje met uitzicht op typische Thaise vissersboten. De gelikte zijn van touroperators. Vissers die hun geld elders mee verdienen. De oudere exemplaren zijn van de vissers die hun brood verdienen met het vader op zoon visserij. Elke boot is voorzien van een enorme houten boeg versierd met linten in alle kleuren. Het strand valt meters droog. Daardoor liggen de boten verspreid op het droge zandgevallen. Op de achtergrond als op een poster de gekartelde horizon van het karstgebergte.
De volgende dag willen we de Hong van Ko Muk bezichtigen. Dat is een gat in het gesteente naar een binnenmeertje. We kajakken er naar toe in de wetenschap dat we naar binnen kunnen peddelen. Kano’s zijn namelijk hier te huur. Echter, bij aankomst staat een groot bord. We moeten het laatste stuk net als iedereen zwemmend afleggen. Dus parkeren we de kajak aan een boei en glijden het water in. We sluipen stiekem achter een groep aan. In de tunnel is het aardedonker en ons hoofdlampje is niet water dicht. Tachtig meter moeten we overbruggen. We ontwijken schoppende beentjes van onze voorgangers. We zwemmen namelijk veel te snel. Hier en daar is het dak van de tunnel erg laag en met scherpe punten gedecoreerd. Door het deinende water komen ze gevaarlijk dichtbij. Opletten geblazen als we terug zwemmen. En zoals altijd is er licht aan het einde van de tunnel. Emerald groen licht. De Hong heeft niet voor niets de naam Emerald grot gekregen. Eenmaal uit de tunnel ligt er voor ons een blank strand. Daarachter exotische planten. Een oase in een verder kaal en grillige omgeving. Het zonlicht weerkaatst een prachtig kleurenpalet van blauwen op de steile wanden. Een gids naast ons waarschuwt zijn groep dat ze terug moeten zwemmen vanwege het stijgende zeewater. De ruimte boven onze hoofden was al niet zo groot en dat wordt per minuut minder. We zwemmen stiekem achter ze aan en sluiten aan. De gids heeft dat allang in de gaten, zegt niets en schijnt ons zelfs bij met zijn zaklamp om ook ons veilig onder de 10cm hoger liggende plafond heen te sluizen. Aan het eind van de tunnel kleurt het water fluorescerend blauw. De zon is net over de berg en het licht valt daardoor door opening naar binnen. Het blauw contrasteert fantastisch met de grote zwarte rotsen die hier aan het eind vlak voor de opening liggen. We bedanken de gids allerhartelijkst voor zijn hulp. Hij lacht vrolijk terug.

Na Ko Muk gaan we een eilandje verder. Maya beach. Dit is een mega trekpleister voor vakantiegangers uit Phuket. Als we langs de indrukwekkende rotspartijen varen, zien we heel veel boten en lange rijen om het eiland op te mogen. Wij zeilen er om heen en varen de baai in waar het beroemde ‘Beach’ van Leonardo di Caprio te vinden is. We pikken een meerboei op met eerste rang uitzicht op het strand.

Het strand hoort wit te zijn maar is niet. Massa’s mensen struinen over dit paradijselijke zand. Net zoals in de film is van paradijs geen sprake. Zwemmen of pootje baden is er niet bij. “Lady in de white bikini, don’t come near the water,” schalt uit luidsprekers over het water. Dit zand wordt strenger bewaakt dan het gras van het hoofdveld bij Feyenoord. Een lekkere duik is er niet bij. Het is nu beschermd gebied geworden om het koraal te sparen wat er nog van over is. De zon zakt. Boten vertrekken. Als de zon helemaal verdwenen is, vertrekt ook de allerlaatste dagjesboot. Enkel drie boten, waaronder wij, blijven liggen in een stille omgeving. Geen enkel menselijk geluid verstoord de natuurlijke stilte. Vissen springen op uit het water. Vogels cirkelen rond. De rust is wedergekeerd. ’s Ochtend bij het eerste licht begint de hele kermis weer opnieuw.
We hebben ons attractieritje gehad en nemen een kijkje bij Ko Phi Phi voordat we, na tien dagen, door gaan naar Ao Chalong om in te klaren. We ontmoeten hier de allervriendelijkste medewerkers ooit. Met een, in ons paspoort, 60 dagenstempel rijker verkennen we het plaatsje dat op dit tijdstip nog wakker moet worden. Barretjes en restaurantjes zijn rondlunchtijd nog dicht. We doen boodschappen in een supergrote Makro met de lekkerste dingen. We proppen zoveel mogelijk lekkernijen in onze tassen. We halen het anker op en varen een stukje terug naar een mooie ankerplek nabij een strandje.

‘At the beach’ is een beachclub en de ontmoetingsplek om andere zeilers ontmoeten. Dat doen we ook. Sterke en stoere verhalen vliegen over tafel. Veel te snel nemen we alweer afscheid van de bemanning van Bella Vita. Op zondag nemen we een taxi naar de oude centrum van Phuket. Op deze dag is het extra levendig. Tussen de oude gekleurde panden wordt een avondmarkt gehouden met de allerlekkerste lekkernijen, leukste optredens en mooiste souvenirs.










De wind bepaalt onze route door dit met kleine en grotere eilandjes uitgestrooide vaargebied van Phang Nga. De eerste is een noodgedwongen keuze. Maar zoals altijd is er altijd wel iets te ontdekken. We varen naar de kant. In plaats van naar het veraf gelegen strand varen we de lokale vissertje achterna de mangroves in. We zien al snel het steigertje liggen met vele gekleurde bootjes. We varen eerst nog wat door. We denken zo bij een dorpje uit te komen maar het wordt steeds smaller en dichter begroeid. We varen terug.

Nemen een kijkje bij die steiger. Die steiger stelt niet zo veel voor en is amper te belopen door de vele lijnen en obstakels. Het is onduidelijk hoe ze naar de kant komen. Dan ziet John een soort geitenladdertje. “Daar kunnen we overheen.” Het is amper 30 cm breed en hangt vlak boven het water. Aan een visser duiden we of we aan de steiger mogen aanleggen. Hij knikt. We stappen over touwen en achtergelaten verfpotten naar het geitenladdertje. Ergens in het midden ziet het er niet zo sterk uit. Ik sta te dubben en te treuzelen. John is allang aan de overkant. Niet gaan betekent niets zien. Ik zet me over de drempel of beter op het geitenladdertje. Bij de eerste stap die ik zet wiebelt dat ding als een gek. Gauw trek ik mijn voet terug. “Je kan alleen maar in het water vallen,” lacht John. Ja precies en dat wil ik nou net niet. Ik zak door mij benen en ga zitten. Zittend ga ik van dwars balkje naar dwars balkje en bereik minuten later de overkant. Droog wel te verstaan. Het is lekker om even de benen te strekken. We lopen langs ossen, grote gekleurde houten huizen en rubberplantages. Op het strand nemen we een verkoelend drankje en laten ons verwennen met loempiaatjes. Terug bij het steiger is het water gestegen of het trappetje gezakt. ’t Is maar hoe je het bekijkt. Een klein gedeelte hangt nu net in het water. Mijn zitmethode vraagt om verfijning en meer inspanning om geen natte billen te krijgen. Waar het nat is, is ook het hout al voor een deel weggerot. Ik zie het al voor me hoe ik er door heen zak. Hoe ik met het hele gevaarte en al in het water terecht kom en dus alsnog een nat pak heb. Zo vlug als ik kan schuif ik er overheen. Ondertussen heeft John het bootje al gestart.
De dag is al begint al te zweten zodra deze begonnen is. De vochtige lucht valt beklemmend zwaar op mijn lichaam. Uit elke porie komt vocht. Als de zon vaag zichtbaar achter de grijze vochtige lucht hoger aan de hemel komt, stroomt elk glas water direct mijn huid weer uit. Wat een vermoeiende warmte. Verplaatsen brengt enige verkoeling. Ons volgende eiland vinden we, na al vele gezien te hebben, niet zo heel bijzonder meer. Maar niets is zoals het lijkt. Wanneer we met ons kleine bootje de omgeving verkennen zien we haar ware schoonheid. Het was in de verte al wel te zien. De stalactieten aan de rand van de rotsen.

Als we er dicht en er onderdoor varen is het pas echt goed te zien. Indrukwekkende druipstenen hangen aan het laatste randje rots. Jarenlang druppelt er voortdurend kalkhoudend water naar beneden terwijl aan de onderkant de zee steeds een laagje gebergte uitslijt. De kleuren en vormen zijn uniek. Van een afstandje heeft het veel weg van druipkaarsen. Zo eentje die je vroeger op een fles plaatste. Hoe grilliger hoe mooier. En dat is hier ook. Ik begin steeds meer te begrijpen waarom de hele wereld naar dit stukje Thailand komt.

Vandaag varen we door een gebied die je alleen in films ziet. Onwaarschijnlijk mooi. En beiden zijn niet gelogen. ’s Avonds bekijken we de James Bondfilm uit 1974 die hier opgenomen is; The man with the golden gun. Sindsdien staat Thailand op de kaart als vakantiebestemming. We herkennen het meteen. Het is alsof we eerder deze dag zo deze film ingezeild zijn. Hoge kliffen. Blauw water. Op zichzelf staande pilaren. Gekartelde randen als horizon. De ene vorm nog mooier dan de ander. Gelukkig zonder de bandieten uit de film.

Bij Koh Roi zien we aap op het strand. Ooit zwemmend hier belandt. Ook hier is een Hong. Een grote lagune ingesleten in het eiland. Bij laagwater loopt deze geheel leeg en kunnen we naar binnen lopen. Inmiddels is de lagune begroeid met mangrovebomen. We blijven hier drie nachten. Dit is een te mooi plekje om zomaar weer te verlaten. Er komen nauwelijks andere boten. Waar we in Langkawi gezocht hebben naar de adelaars, hier vliegen ze af en aan. Niet gestoord door ons of vissers, duiken ze op het water af, vlak naast onze boot en vissen met hun imposante klauwen de visjes op uit het water.



Het weer blijft rustig en zo kunnen we voor een nachtje naar het onbeschermde Koh Hong. Vlakbij het strand net uit de deining pikken we een meerboei op wanneer toeristenbootjes vertrokken zijn. Een champagneplek. Het wordt bijna saai; Wit zand en helder blauw water.
Op mijn verjaardag, de volgende dag, krijg ik op deze plek ook daadwerkelijk champagne. Wat fantastisch om zo mijn verjaardag te vieren. We lopen naar het 360º uitkijkpunt op het eiland. Ik schommel bij een mooi wit strand met azuurblauwwater en hup we vertrekken voordat de meute weer arriveert. Het is even plannen. Vroeg in de ochtend of laat in de middag zijn de mooiste plekjes, de mooiste plekjes zonder al te veel anderen. ’s Avonds vieren we mijn verjaardag met de bemanning van Bella Vita. Door toevalligheden treffen we elkaar opnieuw op Koh Yah Yai. Ik word getrakteerd naast een gezellige avond, op een gekleurde zonsondergang.

We huren een brommertje omdat de eerste winkel met groente zo’n 5km verderop zit. En nu we toch een brommer hebben, karren we meteen het eilandje maar rond.

Van een authentiek vissersdorpje naar de wereld van vakantiegangers waar we een glimp van olifanten hopen te krijgen. Onderweg naar het vissersdorpje snuiven we een lekkere etensgeur op. “Op de terugweg gaan we daar eten,” roep ik achterop naar John. Eenmaal terug in dat dorp vinden we het kleine eettentje pas weer terug als we er voorbij gereden zijn en de lekkere geur weer opsnuiven. De menukaart is onleesbaar vanwege het sierlijk gekrulde Thaise schrift. Gelukkig zijn er ook foto’s van de gerechtjes. De Thaise keuken is een weldaad voor onze smaakpapillen. Het laatste stuk van ons rondje is een onverharde weg. Hiermee snijden we een heel stuk af, is Johns gedachte. Hij is altijd in voor verrassingen. Al stuiterend en slingerend vindt hij zijn weg. Ik achterop ook. Gelukkig is het een tijdje droog geweest, de weg geen volledige modderbende en het zadel zacht.






Nog veel langer zouden we in Thailand kunnen rondhangen en ons vermaken. De tijd dwingt ons om verder te gaan. Ons besluit staat vast. Dit jaar gaan we de Indische oceaan trotseren. Rhapsody zet koers naar Ao Chalong. De plaats om uit te kunnen klaren.
In every outthrust headland, in every beach, in every gratin of sand,
there is the story of the earth.
– Rachel Carson –
Vermakelijk om te lezen dat je geen nat pak wilt halen. Mooie verjaardag gehad en fijn dat het heerlijk rustig is zo zonder al die toeristen, smiley.
Leuk om te weten waar langkawi voor staat.
Succes met je overtocht.