RHAPSODY

onverlaten

We zijn nog niet uitgestapt of Stephen, de politieman staat al voor onze neus. Nerveus vraagt hij wat we komen doen. Hij had ons niet meer verwacht en gedacht dat wij allang Kauehi hadden verlaten. “Vous n’avez pas quiter Kauehi?” Kauehi verlaten? Nee, natuurlijk niet. Duhh.. Dat mocht niet meer, denk ik bij mezelf. Maar in het Frans ben ik beleefder. Ik vertel hem zo goed en zo kwaad dat we internet nodig hebben om ons te registreren en boodschappen willen doen voor vers groente en fruit. “Nee, dat kan niet jullie mogen niet aan land.” Verbouwereerd kijk ik hem aan. Versta ik dat goed? “Jullie moeten naar Tahiti. Het confinement is verlengd naar 11 mei. En, nee, het schip van gister heeft geen groente en fruit gebracht.” “En internet?” “Nee, jullie mogen niet aan land dus geen internet. Het internet van het gemeentehuis staat uit en het registreren doe ik voor jullie. De andere internetmogelijkheden zijn privé en uitgesloten want jullie mogen niet aan land. Jullie moeten daarvoor naar Tahiti.” Hoe belangrijk het voor ons is, we moeten namelijk de belastingaangifte invullen, het maakt niet uit. Nee is nee. Hij loopt weg terwijl ons gebiedt te blijven waar we zijn. Als hij terugkomt, overhandigt hij ons een stapel papieren. Hij vraagt naar de naam van de boot, kapitein en hoe lang we hier al zijn en schrijft alles op. Hij wijst naar de documenten. “Haut commissariat à Tahiti, ” verklaart hij. “Je suis désolé,” zegt Stephen. Ik knik begrijpend. Het spijt hem maar de regels komen van bovenaf. Toch probeer ik het nog eens. Ik vraag hem of hij ons boodschappenlijstje naar de winkel kan brengen. Hij blijft onmogelijk afwijzend. Nee, het is niet zijn werk om voor ons boodschappen te doen. “Iemand anders dan?” Even is er een twijfeling in zijn ogen waarneembaar. Daar moet hij over nadenken. Hij gaat het vragen aan de maire, de burgemeester. Hij rent weg. Even later komt hij al bellend terug. Ik krijg zijn mobiel in mijn handen gedrukt. “De maire,” zegt hij. “Maar ik spreek geen Frans,” stamel ik. “Hij spreekt Engels.” Ik haal diep adem. “Oui,” zeg ik zachtjes. Aan de andere kant van de lijn steekt iemand meteen van wal. Een heel verhaal. In het Frans. Alleen zijn non en impoosíeblu versta ik. Als hij daarna in het Engels spreekt, versta ik alleen no en impòssiebol. Nee en onmogelijk. Ik krijg wel een telefoonnummer van de winkel. Ik kan de eigenaar bellen en doorgeven wat ik wil hebben en dan worden onze boodschappen op de kade gebracht. Ah, dat is alvast een begin. Dan verbreekt de verbinding. Ik geef bedremmeld de telefoon terug aan Stephen.

We zitten op een randje van de betonnen pier aan het strandje. Een beetje verslagen. Ik heb 2 officiële documenten in mijn hand. Elk vier 4 viertjes vol met restrictieregels. In het Frans. Een daarvan is niet aan land komen. En zelfs niet om boodschappen te doen. Niet met ons tweetjes. Niet alleen. Niet met mondkapje en zeker niet zonder. Gewoon niet. Hier in Kauehi dan. Andere eilanden staan dat wel toe. Onze coulante Stephen is veranderd in een strenge agent. Geen vers eten, geen internet en als genadeklap duurt het confinement tot 11 mei. Ik heb zin om een potje te gaan janken of om keihard te lachen om deze bizarre situatie. We hebben gewacht op een bevoorradingsschip voordat we naar het dorp terug zouden gaan. Dertig hele dagen. We hadden verwacht dat we geen probleem meer zouden veroorzaken. Het tegendeel is waar. Behandelt als een stel onverlaten. We hebben allebei nog geen zin om terug naar de boot te gaan dus blijven we zitten. “Bonjour! Çava?” Een opgewekte stem klinkt dichtbij. Ik kijk op. Een jonge man van een jaar of 30 staat voor onze neus met zijn fiets. Een brede grijns op zijn gezicht. Ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen. “Willen jullie boodschappen doen? Mag dat niet?” De man vindt het nogal wat dat we geen boodschappen mogen doen. Helemaal wanneer hij van ons hoort dat we hier 30 dagen zijn. “Kennen jullie Lo?” vraagt hij dan. “Oui,”roep ik blij verrast. Hij, Marcel, blijkt haar man te zijn. Josephine, haar zus, woont aan de overkant en is druk met de was. We zwaaien en roepen naar haar. Mijn stemming is als een blad aan de palmboom omgeslagen. Ondertussen is Stephen teruggekomen. Ik controleer lachend of we wel 1 meter afstand hebben gehouden. De social distance met de Franse slag. Stephen is weer de oude. Hij lacht weer vrolijk mee. Blij dat alles nu officieel geregeld is. “Pour quitter Kauehi tu devais appeller numero 16.” Hij heeft contact gehad met JRCC waar we ons moesten registreren. Als we kauehi willen verlaten moeten we ons melden op kanaal 16 of naar 16 bellen. Wij zijn echter helemaal niet van plan om dit atol te verlaten.

Ondertussen voegen nog 2 anderen bij ons. Torky is een visser. Hij legt uit dat hij crevette te koop heeft. Met veel moeite komen we er achter dat het een soort kreeft is. Verlegen zegt hij er bij dat we het wel moeten kopen bij hem. Dan verschijnt er een man op de scooter. Als het zo door blijft gaan staat het hele dorp hier en hadden we net zo goed gewoon naar de winkel kunnen lopen. De man is de gerant van de winkel. “Hebben jullie corona?”vraagt hij. “Nee,” roepen we allemaal in koor. Hij spreekt gelukkig Engels. Hij vindt het geen probleem om onze boodschappen te brengen. Ik spreek af dat ik hem bel voor een afspraak. Ik geef hem dan onze lijst en alles wordt geregeld. Niet morgen want dan komt de volgende bevoorradingsboot en is het veel te druk op de kade. De dag erna ligt alles in de winkel. Geregeld. Ik maak een grap wat ik wil hebben bananen, mango, stervrucht, broodvruchten. Tja, dat kan ik op mijn buik schrijven. Maar een uru, een broodvrucht, kan Marcel regelen.

Weg is hij. Even later komt hij terug met een doos. Voor ons. Vrolijk pak ik het aan. Ik kijk er in en word er verlegen van. De doos is gevuld met eten: een pak melk, crackers, hamburgers en een uru. Ondersteboven kijk ik naar John. Ook John is verrast. Ik vraag Marcel wat hij ervoor wil hebben. “Rien.” Het is een gift van zijn vrouw. Ik bedank hem, op ruime afstand, uitbundig voor zoveel goedheid.De man van de crevette komt ook terug. Trots showt hij het beest. “C’ést une crevette.” Het ziet er onooglijk en niet erg appetijtelijk uit.

Hij noemt zijn prijs. Hij schrikt als hij aan mij ziet dat zijn vraagprijs te hoog is. Hij halveert de prijs. Ik twijfel nog.“Het is veel werk en moeilijk om het te vangen,”zegt hij. De overige mannen zijn het met hem eens. Een crevette leeft in het water onder het zand en het is lastig om hem te pakken te krijgen. Ik ga overstag. Onze nieuwsgierigheid naar de smaak wint en zoveel vriendelijkheid moet beloond worden. Dan is het de hoogste tijd om het betonnen muurtje te verlaten. Hamburgers en een crevette snakken naar een koeling en dwingen ons terug te gaan naar Rhapsody. Vrolijk nemen we afscheid. Geen belastingaangifte maar wel heerlijk eten.

Ne me quitte pas

Jacques Brel

 

Een gedachte aan “onverlaten

  1. Leon

    Hoi Ada en John
    Als de hele corona narigheid hier al onwerkelijk en belemmerend is, dan is het voor jullie nog groter in die prachtige..schijnbaar zorgeloze omgeving. Hopen voor jullie dat de belasting aangifte lukt en anders heb je tot 1 september de tijd.
    Geniet maar dubbel van jullie leven, want hier is alles beperkt en voelt het zeer beklemmend. Daarbij ook nog de waakzaamheid en alertheid om niet ziek te worden.
    Leuk nieuwtje..Luuk is geslaagd voor zijn VWO en gaat in september in Rotterdam economie studeren. Charlotte heeft ontslag genomen om te gaan genieten van onze vrijheid.
    Voor jullie…veel geluk en gezondheid!