
Vanaf de laatste eilandjes van Sumbawa zien we de contouren van de imposante Rinjani vulkaan al aan de horizon prijken. De overtocht tussen de eilanden gaat rap. Eenmaal onder de kust van Sumbawa vandaan steekt een onverwachte zuidelijke wind op. Met diezelfde wind komen ook de golven uit die richting rollen die verrassend snel in hoogte toenemen. Allebei nemen ze af zodra we in de buurt van Lombok komen. Achter een rij eilanden voor het hoofdeiland vinden we een beschut plekje in een kommetje tussen koraal. Indrukwekkend. Dat is het woord voor ons uitzicht. De hoogte, nu we dichterbij liggen, is de vulkaan een beetje kwijt maar de breedte is overweldigend. We blijven een extra nachtje om bezit te nemen van dit stukje land. Om het ons eigen te maken, om het vast te houden en ademloos te genieten.

In Lombok maken we het ons gemakkelijk en pikken we een meerboei op bij een marina met de Rinjani als achtergrond. Nu Rhapsody veilig afgemeerd ligt, kunnen wij gerust op pad. Een brommer is ons vervoermiddel. Lekker met de wind in je gezicht het land verkennen. De kustroute naar de hoofdstad Mataram is een mooie slingerende weg over heuvelachtig terrein met fraaie uitzichten en leuke stops onderweg. Een daarvan is het plaatsje waar we dertig jaar geleden zijn geweest. Ik ben benieuwd of het veranderd is. Het klinkt mooi als ik het lees. John rijdt en ik zit natuurlijk achterop. Het lijkt of John het zware werk doet. Achterop vraagt zo zijn eigen vaardigheden. Ten eerste ben je een lijdend voorwerp. Achterop onder ga je alles. Je kunt niet remmen, niet eerder sturen, niet iets verder van de kant af rijden wanneer je dat allemaal zou willen. Niets. Alleen maar zitten en meebewegen in de bochten. Bij elke onoverzichtelijke bocht knijp ik John zowat fijn. Geloof me, dat is bijna elke bocht. Ik kijk graag over Johns rechterschouder mee. Dan zie ik meer van de omgeving. De brommer is zonder rechter achteruitkijk spiegel uitgerust. Het reflecterende plaatje is er uitgevallen. Regelmatig krijg ik er dus van langs dat ik aan de andere kant met mijn hoofd moet zitten zodat John over zijn schouder kan kijken. En na de zoveelste keer is dat dan geen vraag maar een snauw. Mooie tocht dat zeker. Ik ben blij dat we af en toe stoppen dan kan ik even bijkomen. Bijvoorbeeld bij een hindoetempel.






Deze staat aan zee op rotsen. Tegen een kleine vergoeding krijgen we een sarong om en mogen we naar binnen. Een familie offert zorgvuldig opgemaakte manden met allerlei lekkernijen aan de goden. Sierlijk en in bonte kleuren gekleed gaan ze het een na het andere beeld langs. Het is Indonesië om door een ringetje te halen.
In Mataram wordt het verkeer drukker. John vindt zijn weg gemakkelijk tussen alle weggebruikers. We zijn op weg naar een kookles maar niet voordat we een brief op de post hebben gedaan. De wegen zijn overzichtelijk. Het verkeer gedraagt zich redelijk volgens de regels. En voor mij een hele geruststelling want de wegen zijn vlak. We rijden door wijken die een Nederlandse uitstraling hebben. Het oude centrum staat vol verpauperde Nederlandse gebouwen. Aan de overkant zien we politie die een verkeerscontrole uitvoert. Alles wat op 2 wielen rijdt, wordt aangehouden. Op de terugweg kiezen dan ook maar een andere route om deze controle te omzeilen.
We komen aan bij een mooi huis met een moderne kookstudio. Vooraf aan de kookles krijgen we een koel welkomstdrankje die getrokken is van een Hibiscusbloem en limoentje. Het is net toveren wanneer de dame laat zien, hoe ze het drankje maakt. Hierna krijgen we een rondleiding door de biologische tuin. De trotse tuinman en eigenaar vertelt uitgebreid over zijn groen.

Veel dingen hebben we ondertussen wel geleerd, maar de man heeft toch interessante wetenswaardigheden. Na de rondleiding is het tijd om de keuken in te gaan. Dat doen we niet alleen. We zijn met een stel uit Engeland die hier op huwelijksreis is. Samen bereiden we de lekkerste Lombokse gerechten. Dat de Indonesische keuken veel tijd kost is me meteen duidelijk. Alle ingrediënten voor de marinade moet eerst in kleine stukjes gesneden worden om daarna in een vijzel fijn te malen tot een boemboe, een kruidenpasta. Hoe kleiner die stukjes, des te makkelijker het vijzelen is. En dat is bij mij een hele opgave. Waar ik al een kwartier op sta te stampen, heeft de kok het in 5 minuten klaar. Zelfs de pinda’s voor de satésaus worden op die manier verwerkt. Gelukkig is dat niet mijn pakkie-an. Hete Lombokjes voor de sambal zijn overigens vervangen door milde Spaanse pepers. En gerechten bereiden zonder ketjap kan echt niet. Het koken is ideaal, zo zou je het thuis ook wel willen. Zodra we met iets klaar zijn, wordt de werkplek door een assistent opgeruimd. Na twee uur kokkerellen staan er acht gerechten op tafel te geuren. Ons eigen gemaakte lekkernijen verdwijnen gretig.







Plots wordt het donker. Heel donker. De tuinman heeft net verteld dat hij binnenkort de tuin voor het regenseizoenklaar moet gaan maken. Hij is te laat. De hemel scheurt open. Dikke droppels vallen onophoudelijk naar beneden. Een witte muur van regen. En wij moeten nog anderhalf uur terug op de brommer. Eerst maar een bakje koffie en thee. Ondertussen wordt het overgebleven eten in bananenblad ingepakt zodat we dat mee kunnen nemen. De bui blijft maar aanhouden. We opperen of we kunnen blijven slapen in de homestay. “Geduld,” zegt de eigenaar, “om half zes stopt het.” We moeten gewoon even geduld hebben. Ik begin te piekeren over ondergelopen wegen, diepe plassen en gladde wegen. Ik gruwel bij het idee dat ik straks achterop alles lijdzaam moet doorstaan. Om half zes is het inderdaad droog en kunnen we de terugreis aanvangen. Het is wel droog maar inmiddels wordt het ook donker. De terug weg duurt eindeloos lang. Als we de hindoetempel weer passeren denk ik hoopvol dat we na elke bocht er bijna zullen zijn. Geduld moet ik hebben en stalen zenuwen. Onze pittoresk dorpje met paardenkarretjes zijn we niet tegen gekomen. Wel resorts. De een nog luxer dan de andere.
De volgende dag gaan we met de brommer opnieuw op pad. We hebben hem tenslotte 2 dagen gehuurd. We zijn vooral lekker aan het rijden om Lombok te proeven en te ruiken. Senang zit ik achter John op het zadel. Deze kustweg is zo plat als wat. Losjes hou ik mezelf vast. Paardenkarretjes van weleer zijn er echt nauwelijks meer. Vervangen door een gemotoriseerd paardje op 2 wielen.

Rijst is net geplant. De velden zijn, zo ver we kunnen kijken, frisgroen met hier en daar dotjes hoed. Mensen op een rij die fragiele rijstplantjes aan het verpoten zijn. Langs de stranden staan restaurantjes. Ik snuif heerlijke geuren op. Dorpjes vliegen voorbij. Tot we moeten stoppen. Politiecontrole. Dit keer worden we er uitgepikt. Een vriendelijke politieman vraagt naar Johns rijbewijs, pienter als hij is, heeft hij dat bij zich. Maar het is niet voldoende. Een tweede agent komt erbij. Een overduidelijke branieschopper. Eentje die ergens op uit is. Hij vraagt om een internationaal rijbewijs. Laten we die nu net niet hebben. Ja, een oud exemplaar op de boot. Dat is niet afdoende. De agenten kijken ons streng aan. We zijn duidelijk de pisang. Of we maar even mee willen lopen om het probleem op te lossen. De agent met meer strepen duwt een papier onder onze neus. Hij wijst op de regels tekst waarvan ik alleen de bedragen kan lezen. Waar die bedragen voor staan is onduidelijk. We kunnen nu hier betalen of morgen een veel hoger bedrag bij een of andere instantie. Lang staan we niet te bakkeleien met deze twee. We hebben geen zin in gedoe dus betalen het gevraagde bedrag. 250.000 IDR. Geen bon. Geen betalingsbewijs. Vijftien euro verdwijnt waarschijnlijk zo in hun broekzakken. Daarna mogen we weer verder rijden. Wat een soesa. Hopelijk is dit de enige controle.

We banjeren door een traditionele dorpje. De huizen zijn bijna helemaal van bamboe en hardhout gemaakt. Het blijft me fascineren dat men op deze manier wil blijven wonen.







Na ons bezoek gaan we terug naar de boot om zo voor de eventuele regenbui thuis te zijn. Onderweg stoppen we bij de restaurantjes waar ze vanmorgen vis rookten. Helaas geen vis meer te verkrijgen. Wel zagen we een man het gerecht maken die John de dag ervoor gemaakt had. Een in bananenblad gewikkeld vispakketje van een houtvuur. De lucht betrekt en snel rijden we verder. We houden het jammer genoeg niet droog. Onderweg nog wat stoppen is er niet meer bij. Ook bij de markt giet het nog. Kletsnat komen we bij de boot. Eerst droge kleren aan en een bakkie thee. Zodra het weer het toelaat, gaan we met de brommer terug naar de markt om boodschappen te doen.
De volgende ochtend willen we vers fruit halen zodat we de dag daarna met flinke voorraad eten kunnen vertrekken. Het waait al hard en, heel vreemd, vanaf zee. Dit weer is onaangekondigd en overvalt ons. Onze veilige plek is nu een lagerwal geworden. De lucht ziet er onheilspellend uit. Rhapsody begint aardig op de golven te stampen. We stellen onze plannen uit en blijven aan boord. Vissers om ons heen nemen extra maatregelen om hun boten te beschermen. Minuut na minuut wordt het donkerder. De eerste donderklap klinkt. Gevolgd door meerdere lichtflitsen. Er zit nauwelijks tijd tussen de flits en de donder. Aan de kant gaat het bijna mis. Een boot is net te water gelaten en zit duidelijk in de problemen. De steiger waar hij aan afgemeerd is, wordt door het golfgeweld losgetrokken. Het lukt de schipper, met behulp van een andere zeiler, los van de kant te komen en de boot aan een meerboei vast te maken. De schichten zijn overal om ons heen. De vulkaan werkt als een klankbord en versterkt het geluid. De donder is oorverdovend. We krijgen appjes van bezorgde zeilers die niet op hun boot zijn. De bliksem slaat in op het water. Voor mijn gevoel veel te dichtbij. Uit voorzorg hebben alles al uitgezet. De laptop ligt in de oven. Snoeren uit de contacten gehaald. Helaas is ondanks dat de ampèremeter stuk gegaan. Ook de radio heeft een klap gehad. Later op de dag gaat de wind eindelijk liggen, maar de golven blijven nog lang na deinen. Hierdoor verandert de beweging van stampen naar schommelen. Het is onmogelijk om aan boord te koken. Tijd om te passagieren. Dus al hobbelend in de bijboot gaan we naar het restaurant. Onder het genot van een biertje bespreken we met andere zeilers het weer van afgelopen dag. “Ongekend vroeg,”zegt de marina-eigenaar. “Dit soort weer hebben we normaal gesproken pas vanaf december.” Vanaf die dag hangt er een grauwsluier in de lucht. Heldere luchten zijn schaars en het wordt drukkend warm.

Met nog zere billen van het achterop zitten, maken we de volgende avond een wandeling. De temperatuur is gezakt. Daardoor is het aangenamer om te lopen dan overdag. De weg met het drukke verkeer aan brommers zijn we gauw zat en pakken een zijpaadje dat op het strand uitkomt. Kinderen zwemmen. Vrienden komen bij elkaar. Stelletjes zitten romantisch aan de waterkant. Wij banjeren zomaar hun wereld in. In de verte zien we mannen sjouwen met een lang dik touw. “Oh, wat leuk ze gaan touw trekken,” zegt John. Heerlijk hoe ons westerse kijk de wereld hier vertroebeld en er een eigen draai eraan geeft. Van alle kanten komen mannen aanlopen. Een visser in een bootje roept ons toe. Hoe ik ook probeer, ik begrijp niet wat hij zegt. Ik roep maar terug dat we maar wat lopen. Het wordt inmiddels aardig druk. “Het zal me een wedstrijd worden.” We blijven staan. De visser in de boot laat zijn boot stranden op het strand. Al gauw snellen er een aantal mannen naartoe en maken het touw vast aan de boot. Er wordt inderdaad touw getrokken maar de tegenpartij is een vissersbootje. Behendig trekken en tillen ze de boot aan de drijvers op de kant naar het hogere gedeelte. Er volgt nog een boot. Deze wordt door een andere boot gesleept en zit vol water. Ook die moet de kant op. Ook deze wordt ze ver mogelijk de kant opgevaren. Touw wordt aan de voorkant vastgeknoopt. Ik geloof dat er wel 30 man aan het touw trekken. De boot komt vooruit maar het valt niet mee. Iedere man die zich op het strand begeeft, wordt geacht mee te helpen. Ook John helpt ondertussen mee. Ik als ibu,vrouw, mag niet meehelpen. Ik draag op mijn manier mijn eigen steentje bij. Ik tel hard op mee met de aangever. Met mijn handen laat ik de afstand van vooruitgang zien. In het begin zijn het nog halve meters om te veranderen in centimeters. De mannen lachen om mijn aandeel. Bij elke centimeter vooruit ploegt de boeg in het zand en werpt zo een drempel van zand op. In de boot staat er eerst een man te hozen. Niet veel later staan er meer mannen in de boot uit alle macht emmers water overboord te gooien. Palmbladeren worden voor de boeg gelegd om zo soepeler over het zand te glijden. Na verschillende loze pogingen, wil het niet meer verder. Muurvast in het zand. En bij nogmaals proberen, knapt het houtwerk van de boeg af. Een nieuw plan wordt geopperd. Het touw wordt aan de achterkant van de boot vastgebonden. De mannen staan evenals het touw strak gespannen. Klaar voor de ultieme poging. “ Een, twee, drie!” schreeuw ik mee. Tegelijk trekken de gespierde mannen al schreeuwend aan het touw. De boot gaat een halve meter naar voren. Luid gejuich van mijn kant. De mannen lachen. De tweede keer trekken, komt er met geen mogelijkheid beweging in. Na 3 kwartier verlaten wij het toneel. De zon is al een tijdje onder. Van alle kanten worden we bedankt voor de hulp. De volgende ochtend zien we de boot op de kant liggen. Het is ze uiteindelijk toch gelukt.
Na een week wordt het tijd. We laten de meerboei los om met de zon mee, westwaarts te gaan. “Tabee, mooi Lombok.”
Every sunset is an opportunity to reset. Every sunrise begins with new eyes.”
-Richie Norton-
Mooie taalles met Indonesische woorden gehad. En weer mooi avontuur
Prima kassi!
Lekker ritje achterop. Ha ha. John nog lang blauwe plekken van het vasthouden gehad?
En de woorden herkent.
Ik ging zo op in het verhaal dat ik mijn taalles ben vergeten haha! Dus ik heb met name mijn verbeeldingskracht gebruikt. Heerlijk om te lezen en de gerechten bijna te kunnen proeven.
Een brommer of motorrit achterop is in Nederland al niet tof zegt Charlotte, laat staan op die paden waarop jullie reden.
Mooi om te lezen dat jullie aan een kookles hebben meegedaan.
Wat een wereld waar jullie al bijna 9 jaar aan het varen zijn