“ We willen naar Moce. Zin om mee te gaan?” lees ik in de mail. “Ja, leuk. Ik ga meteen kijken waar het ligt,” schrijf ik spontaan terug. Geen idee waar het eilandje precies ligt. Geen idee wat me te wachten staat. Eastern Stream die ons deze uitnodiging stuurde, wil, net zoals wij, zoveel mogelijk buiten de gebaande paden blijven. Moce wordt zelden bezocht en voldoet dus uitstekend aan onze eisen. Het idee bevalt me. Ik kijk op de kaart waar het ligt. De kaart van onze plotter geeft niet zoveel prijs. De aangegeven bootpassage ligt voor een gesloten rif aan de kant waar de oceaangolven direct op het rif beuken. Niet zo verwonderlijk dat weinig boten daar heen gaan. Satellietfoto’s geven meer informatie.
De opening zien we gauw genoeg. Een donkerblauwe onderbreking in het rif. Daarna is het puzzelen. Het donkerblauw wordt al gauw lichter van kleur langs en kronkelt langs donkere vlekken koraal met een eiland aan het einde. “Zouden we vlak langs het eiland Koroni kunnen?” We vergelijken onze coördinaten met die van Eastern Stream. Beiden zijn we op hetzelfde uitgekomen. Dit wordt zeker een avontuur. Het wachten is op een mooi weergaatje richting het zuidoosten. Terug naar de Lau groep is doorgaans tegen de wind- en golfrichting in. Eens in de twee à drie weken draait de wind en neemt die wat af. Met een mooie noordoosten bries verlaten we Savusavu. De nacht verloopt kalm. John wil een uurtje gaan liggen voordat we bij de pas zijn. Ik neem de wacht weer over. Een band met regen is voorbij en de zon kriekt boven de horizon. Een rustige 10 knopen wind geeft ons vleugels. Rhapsody dartelt. Alles verloopt prima tot we de noordkant van de lagune naderen. Diepe kuilen tussen de ene golf en de andere terwijl even daarvoor ze amper een meter hoog waren. De wind neemt ook wat toe tot een knoop of 15. Hier op deze plek is er niets aan de hand. Maar zoals altijd gaan mijn gedachtes met me op de loop. Dus maak ik me zorgen over de pas van Moce. Ik weet niet of ik dat zie zitten. John is wakker geworden door het gestuiter in bed. Als ik voorzichtig mijn twijfels uit, reageert John heel kordaat:“We gaan gewoon kijken, is het niks, gaan we door.”
“Rhapsody, Rhapsody. Hier Eastern stream” Op de radio worden we opgeroepen door Minke. “One up?” Op kanaal 17 zijn we allebei blij dat we er zijn. De timing kon niet beter. We komen precies op de juiste tijd aan net na laagwater waardoor we met instromend en tevens opkomend water over de ondiepe stukken gaan varen. “Jaap wil wel met de dinghy de situatie in pas bekijken,” klinkt het even later over de marifoon. Heel graag nemen we dit aanbod aan. We wachten uit voorzorg nog een uur bij de pas. Dan vaart John op de uitgezette route op de plotter naar binnen. Ik sta op de preekstoel en houd Jaap nauwlettend in de gaten. Laverend tussen de koraalkoppen zie ik zie hoe het zee van donkerblauw naar turquoise verandert. Het water is doorzichtig tot op de bodem. We varen richting Koroni. Het eilandje waar we inderdaad rakelings langs varen. Normaal zou ik hier staan te peeuwen over de diepte, te weinig ruimte en veel te dicht op de rotsen. In de wetenschap dat de boot van Jaap en Minke hier al doorheen gevaren is, vertrouw ik op de goede afloop. Eenmaal daar voorbij is de weg vrij richting het dorp. We parkeren onze boot in 6m diep water tussen de Eastern Stream en Somerset.
De volgende ochtend maken we ons op voor de Sevusevu. In een net bloesje, onze sulu’s mee en met kava stappen we in ons bijbootje. Het strandje waar we willen landen, is niet echt rustig. Op de kant staat een man. Hij wijst ons dat we even verderop moeten zijn. Hij volgt ons te voet. Opnieuw wijst hij verder. Uiteindelijk vinden een beschutte plek waar ook lokale bootjes liggen. De man, blijkt een jongeman van een jaar of 20 te zijn en helpt ons op de kant. “Where are you going?” vraagt hij heel direct. “We willen naar de chief voor de sevusevu.” “O, wacht hier dan kleed ik me om en ga met jullie mee,” en weg is hij. Ook wij maken ons netjes. Petje en zonnebril gaan af, een sulu wikkelen we om ons middel en mijn tas heb ik in mijn hand. Sevusevu is een eeuwenoude traditie. De jongen komt terug en ziet er werkelijk piekfijn uit; een witte blouse met stropdas en een wikkelrok van maatpakstof dat linksvoor vastgemaakt is. De dracht voor de mannen van Fiji. Terwijl we richting het dorp lopen, maakt de jongeman, Meki, een praatje met ons. Hij stelt allerlei vragen, waar we vandaan komen, hoe lang we op reis zijn en waarvoor we voor Moce hebben gekozen. Midden in het dorp staat een kerk en daarnaast op een terp de ontmoetingsruimte van de chief. Slippers gaan uit voordat we op audiëntie te mogen. We nemen plaats op de grond op een kleed van geweven pandalus bladeren.
Ik kijk mijn ogen uit. Overal hangt masi. Een soort papier gemaakt van platgestampte twijgen, bestempeld met verschillende patronen. Een gebloemd bankstel en wapenschilden vullen de verder lege ruimte. Stiekem neem ik een foto. Deze ruimte ademt een koninklijke ambiance uit. Toegegeven. Ik ben wat zenuwachtig voor wat komen gaat. Even later is Meki terug met 2 mannen. Meki komt met een van hen links naar binnen. De andere man stapt statig door de deur rechts. Ook zij nemen plaats op de grond. Er is een gepaste afstand tussen ons en de man die rechts naar binnen stapte. Dat moet de chief ofwel de turaga zijn. Meki neemt de kava van ons over en begint een gesprek met de spokesman, de vertegenwoordiger van de Turaga. Over en weer gaat het gesprek in een voor ons onbegrijpelijke taal. Dan komt er in het Engels het verlossende woord; the chief says you are welcome in Moce. We zijn geaccepteerd door de turaga. We zijn tijdelijke inwoners. We mogen overal rondkijken, foto’s maken en naar toe gaan. Behalve vissen en op zondag is het een rustdag. Dus niet zwemmen en alleen bewegen als je naar de kerk gaat. We worden meteen welkom geheten om de kerkdienst bij te wonen. Maar dat hoeft niet wordt er snel achteraan gezegd. “Vinaka! Bedankt.”
Meki is in zijn nopjes en toont ons de beiden dorpen op dit eiland. Ze gaan naadloos in elkaar over. “Bula, bula,” klinkt het enthousiast uit de specifieke ovaal ronde huizen. Vluchtige hoofden kijken nieuwsgierig naar buiten om te zien wie de bezoekers zijn. We stappen bij een huis naar binnen waar een vrouw een masidoek aan het bestempelen is. Ik wil haar een hand geven maar deins terug bij het zien van haar inktzwarte knuist. Haar hand gebruikt ze als de tamponeerkwast. De verf is gemaakt van het roet van verbrand kerosine. Ze is hard aan het werk want morgen is er een verjaardag te vieren van een 1 jarige. Het doek dient als versiering.Aan het einde van het dorp waar het pad ophoudt, staan we stil bij een familie. Zodra de heer des huizes ons in de gaten heeft, verschijnt er een grote lach op zijn gezicht. “Kom, kom,” wenkt hij. Uit verschillende huizen komen kinderen op het rumoer af. We worden onthaald alsof we verloren gewaande familieleden zijn. Voor we het weten staan we op de foto en zijn we een paar masi-schilderijtjes rijker. “Kom morgen lunchen na de kerkdienst.” Een beetje overvallen door de situatie zeggen we ja.
“Als John, Jaap op haalt dan zet Jaap eerst ons allemaal af. Jullie kleine bootje leggen we op de kant, de onze voor anker net achter het rif. Zo kunnen we altijd terug komen en blijft jaap ook op de heenweg droog.” Het is even een geregel want rondom het eiland ligt een ondiep rif. Alleen met genoeg hoogwater is het eiland te bereiken. Aangezien we lang in het dorp zullen blijven, zal bij terugkomst het water nagenoeg weg zijn. De bemanning van 3 boten zijn op weg naar de kerk.
Weifelend staan we bij de geopende kerkdeuren. Monotoon vrouwengezang klinkt. Vrouwen en mannen zitten gescheiden. Een jongeman neemt ons mee en plaats ons midden in de kerk. Vervolgens komt een oudere man met een lange stok naar ons toe en verwittigd ons mee te komen. Helemaal vooraan op de zijbanken in het zicht van de kerkgemeenschap mogen we plaatsnemen. Vlak voor de kinderen die van voor naar achter van klein naar groot gerangschikt zijn. Al hun ogen zijn nieuwsgierig op ons gericht. Er wordt gegluurd, gegniffeld, gestaard en gelachen. ‘Het aan de stok krijgen’, wordt hier letterlijk toegepast. Een kind dat te luidruchtig is krijgt een tik van de man. Het weerhoudt hen er niet van om ons te begluren en te bespreken. Het is behoorlijk warm in de kerk. Snel wordt ons door 2 dames een waaier in de handen gedrukt. De turaga komt via een eigen ingang de kerk in en neemt plaats op een verhoogde stoel uitkijkend over de gemeente. Van de dienst zelf begrijpen we niet veel. Alles is in hun eigen taal. We staan op als zij opstaan, zijn eerbiedig wanneer zij dat zijn. Maar zodra men gaat zingen, spreekt men elke vezel in mijn lijf aan. Niets in mijn lichaam blijft onberoerd. Loepzuivere vierstemmige klanken galmen overtuigend en krachtig door het kerkje. Muzikaal ondersteund enkel door het getik op een triangel. Dat ongenadig hard voor de oren boven het prachtige gezang uitkomt. Dan na de preek stapt een man naar voren en neemt het woord. Aan hem is gevraagd of hij ons welkom wil heten en dat doet hij vol overtuiging. Het is bijna beschamend hoeveel eer hij ons toerekent. Na de dienst gaan we mee naar ‘onze’ familie. De lunch is een uitgebreid diner op een tafelkleed op de grond. Alles wordt met de handen gegeten wat niet meevalt als je kippensoep te eten krijgt. Wij krijgen net zoveel te eten als ons gastgezin. Hoe lekker de curry, de soep en de casave ook is, we krijgen het bij lange na niet op.
Gelukkig gaan de schalen daarna naar de anderen en zijn we blij dat we eten hebben overgelaten. Na de lunch is het traditiegetrouw rusttijd tot de volgende kerkdienst zich aandient. Wij hebben echter verbandmiddelen meegenomen en hebben nog wat te doen. Gisteren hebben ze ons de wond van hun zoon laten zien. Een lelijke oude snijwond. Diep tot het bot. Ooit gehecht. Rode opgezwollen huid omrandt de plekken waar de snee niet aan elkaar gegroeid is. Hier en daar zijn resten van een smeersel van gekauwde citroenblaadjes te zien. Ik maak de wond schoon en John verbindt het met betadinegaas en verband. We laten van alles achter zodat ze de komende week de wond zelf kunnen verzorgen. De lunchtijd is allang overschreden en in de rusttijd brengt een dochter ons zoveel mogelijk ongezien via een paadje achter het dorp langs terug bij de dinghy.
“Lowtide or high tide?” Haastig roep ik: “Low, low tide.” Ik benadruk mijn woorden lachend met een gebaar tussen mijn duim en wijsvinger. Met een doffe klap bezegel ik mijn lot. Ik pak het kokosnotenschaaltje aan. Een vluchtige blik op het bruine vocht. Dezelfde kleur als een rivier na een dag regen in de tropen. Ik slik voordat ik aan drinken begin. Langzaam zet ik het schaaltje aan mijn mond. In 2 slokken is het weggeslikt. Ik proef een licht tintelend houtachtige grondsmaak. Lekker? Nou nee. Kava, yaqona ofwel grog; het nationale drankje van Fiji. Lachend geef ik het schaaltje terug voor de volgende grogdrinker. Onze zondagmiddag is ongemerkt over gegaan in de avond. Na onze uitbuiktijd zijn we teruggegaan naar de kerk om een koorcompetitie bij te wonen. Blijkbaar is de zondagse rust na die laatste kerkdienst opgeheven want het huis stroomt vol met mensen. Vrijwel alle prominenten zijn aanwezig. Dirigenten, de schooldirecteuren, de spokesman, de dominee en wij als gasten. De winnaars zijn bekend en de gewonnen trofees, grote ploftaarten, worden in stukken gedeeld. Door de dames.
Tevens wordt het gevierd door kavadrinken. Door de mannen en wij. Vele schalen zijn inmiddels gevuld met allerhande taartstukken. Ze worden verdeeld onder de overige koorleden die elders zijn. Ook wij krijgen een stuk taart. Veelvuldig is de kavaschaal aangevuld en geleegd door de aanwezigen. Er wordt gelachen om de dirigent die heel ondeugend iets met zijn billen schudde en had daarmee de lachers op zijn hand tijdens de uitvoering. Ik spreek een leerkracht van de basisschool om deze week langs te komen. Het duizelt me in wat voor een wereld wij terecht gekomen zijn. Wat een dag.
In Moce komen we geen huis voorbij zonder bula. Met onze doelgerichte plannen in het hoofd, onze westerse manier in onze genen moeten we, nog steeds, leren om mee te gaan in de flow. Mee te gaan met wat er zich voordoet. Dus komen we geen huis voorbij zonder een praatje te maken, binnen te kijken en ons open te stellen. Zoals zij. Iedereen is zo enthousiast en nemen de tijd voor ons. In de Moce is het nooit stil. Overal klinkt het geklop van hout op hout. Vroeg in de morgen beginnen de dames met het maken van masi. Uren werk om daarna de lappen te drogen in het gras alvorens ze te kunnen bestempelen met allerhande patronen. Trots neemt een dame ons mee naar haar huis om haar creaties te laten zien op haar telefoon als we haar toevallig tegenkomen met een bundel masi twijgen. Kleding voor een 1-jarige en grote lappen van wel 2 bij 4 om de kamer te versieren. Moce is de plek waar ze deze ambacht nog uitvoeren.
In Moce kunnen we niet ongemerkt een wandeling maken. Altijd loopt er wel iemand mee. Kinderen lopen zingend achter ons aan naar de dinghy. Helpen heel graag mee om het ding te tillen ook al is het helemaal tot het einde van het rif. Zelfs als het ver is lopen ze mee. Hun gehele terugweg zwaaien en schreeuwen ze ons gedag. Ik kan me niet voorstellen hoe ze denken en wat ze denken. Voor mij is net een grote speeltuin van vroeger waarbij ik opgetogen en van gekkigheid niet weet naar welke attractie ik het eerst heen moet. En dat nu al dagen. Op elke hoek is iets nieuws te beleven, iets nieuws te zien. Niets is hier gewoon voor ons. Hoe moet het voor hen zijn. In 15 jaar geen zeilboot in de baai geweest. Nu zomaar een paar vreemdelingen op bezoek die overduidelijk anders zijn. Andere taal andere cultuur, andere kleur huid, ander haar. Een veelgestelde vraag is hoe oud ik ben. Leeftijd wordt hier niet geschat op de hoeveelheid rimpels (gelukkig maar) maar hoeveel vet op je heupen. Ze kunnen het niet geloven als ik zeg wat mijn leeftijd is. Een snelle blik op mijn lichaam volgt. Ik ben te dun en vooral te snel in hun ogen voor mijn leeftijd. Ik moet wel veel jonger zijn. In Moce is men heel gastvrij en delen graag. Zo zie je ons regelmatig water uit een cocosnoot drinken die men ons vrijwel direct aanbiedt.
7 uurse wandeling dwars over het eiland
We gaan vrijwel nooit met lege handen terug naar de boot. Papaya’s cocosnoten, citroenen en bananen. Teveel om te dragen zodat zij het dragen. Ik eet met werkmannen mee als zij gaan lunchen en ik toevallig daar ook ben. Uitzonderlijk want de vrouwen die de maaltijd gemaakt hebben, eten apart, later en iets anders. “Hier, eet, proef, dit is origineel Fijian food.” hebben we heel vaak gehoord. Nee zeggen is er niet bij. Opgetogen kijkt men toe als je hun uitnodiging aanneemt en eet wat zij eten. Wanneer we terugkomen van een stevige niet-zo-geplande-7-uurs-zelf-een-pad-makende-dwars-over-het-eiland-wandeling worden we in het dorp ontvangen met rijpe bananen. “Ik zag jullie vanmorgen op het strand en vanmiddag op de berg en dacht jullie zullen wel honger hebben.” We nemen het gretig in ontvangst. We gingen met zijn vieren op weg. Voor een paar uur. We zouden lang voor de lunch weer terug zijn maar het loopt nu tegen al drieën. “Miss Ada. Miss Ada, where are you going. To the dinghy?” “We come with you.” Ik met mijn beperkte visie zeg dat het dit keer wel heel erg ver is maar dat geeft niet. Zingend lopen ze mee. Als we bij de dinghy komen heeft 1 jongen het bootje al opgehaald zodat wij niet door het water hoeven. Onderweg komen we Fanny tegen die ons verteld dat Molly op ons wacht.
“O, there you are,” roept Molly opgelucht uit wanneer ze ons ziet komen. Ze was bezorgd. Ze had het bootje gezien en onze voetstappen in het zand. Maar we kwamen maar niet terug. En vanwege vloed konden we ook niet meer terugkomen. Als ze hoort wat voor wandeling we achter de rug hebben kan ze het niet geloven. “Naar het oude dorp op de berg,” herhaalt ze als een mantra. Ze kan er niet over uit. Telkens weer benoemt ze haar ongerustheid. We krijgen wat te eten. Natuurlijk. Eten is belangrijk. Warme papaya. Al die tijd heeft ze gewacht op ons. Al die tijd heeft ze het warm gehouden. We mogen niet eerder weg voordat we goed gegeten hebben. En we mogen nog meer eten want ze nodigt ons uit bij haar thuis op de avond voor ons vertrek.
Naar de kant gaan betekent avontuur, ontdekken zien en beleven. Het betekent in aanraking komen met tradities. Hoe langer we hier zijn hoe meer ik besef dat de acceptatie van de turaga veel meer inhoudt dan alleen de toestemming om te mogen ankeren. Wij maken deel uit deze samenleving. We bestellen brood bij de plaatselijke bakker die elke middag vers brood heeft, gebakken in een grondoven. We helpen mee om de kleine bootjes te lossen wanneer het bevoorradingsschip geweest is. We drinken kava wanneer familieleden vertrekken. We drinken kava tijdens de koorrepetitie. Het do-re-mi-lied krijgt van mij meer waarde. Via dit systeem leren zij zichzelf ingewikkelde melodieuze melodieën aan. Niks geen instrumenten, geen muzieknotatie. We worden overal bij betrokken voor allerhande reparaties en
wondverzorging. Ik heb zelfs weer even voor de klas gestaan. We zijn ondergedompeld in een water van tradities als we nu nog maar boven kunnen komen.
“Naar welke kerkdienst ga je?” vraagt Cama, de vader van het gezin waar we voor een tweede keer uitgenodigd zijn. Hij brengt me in verwarring. Ik begrijp niet zo goed wat hij bedoelt. “Met jullie. Ik ga met jullie mee na het rusten,”antwoord ik. De man knikt tevreden. Na de heerlijke lunch met krab lig ik op een kleed. Te rusten. In de woonkamer met mensen die ik een paar keer ontmoet heb. Inwendig heb ik pret. Het is alweer zondag en dat is wat je doet vandaag; eten, naar de kerk en rusten. En dat 5 keer. Van rusten komt niet zoveel. Cama heeft de encyclopedie en een atlas erbij gehaald. We praten over Nederland. Waar het ligt. Over onze reis. onze boot en hoe we gevaren zijn. De kinderen vertalen het voor hem want hij spreekt maar een paar woorden Engels. Tegen drieën maken we ons op. Haren worden netjes gemaakt, de mooiste jurk gaat weer aan en een geurtje wordt opgespoten. Ook ik ontkom niet aan een laagje bodyspray. De Lalai klinkt. Doffe dreunen klinken door het gehele dorp. Tijd om te gaan. Zoals altijd zijn het de dames die op zich laten wachten. Pas na herhaaldelijk aandringen en we al op weg naar de kerk zijn, is ook de oudste dochter klaar.
Een overvol geluid galmt door het kleine kerkje dat de geluidsgolven nauwelijks aankan. Het koor heeft speciaal voor ons een lied ingestudeerd. In het meerstemmig Fijiaans klinkt het fenomenaal en raakt me diep in het hart. Maar wanneer ik het in het Engels kan verstaan, schiet ik vol.“Now is the hour for me to say goodbye. Soon you’ll be sailing far across the sea, when you’re away, oh please, remember me. When you return, you’ll find me waiting here.”Onhandig probeer ik ongezien een traan die over mijn wang biggelt weg te vegen. Dat valt niet mee wanneer je op de eerste rij vooraan in de kerk zit. De kinderen staren ons niet begrijpend aan want ik zie dat ook Minke het niet droog houdt. De kerkdienst staat geheel in het teken van ons vertrek. Verschillende keren worden we bedankt voor ons bezoek. Ook wij komen er niet onderuit. Elke boot wordt gevraagd om een toespraak te houden. Van deze dienst wisten we niets. Het hele dorp was op de hoogte. Wij niet. Pas op de dag zelf kwamen we erachter dat we niet 1 keer maar twee keer naar de kerk moesten. Met tussendoor een theekransje. Nu snap ik Cama’s vraag. De tweede was ons afscheidsdienst en daar moesten we natuurlijk bij zijn.
“Komen jullie om drie uur?” “Nee, kom maar om 5 uur.” Het is dinsdag, onze laatste dag op Moce. Het is wat onduidelijk hoe laat we precies bij Molly verwacht voor ons afscheidsfeestje worden. Rond drie uur zijn we voor de zekerheid aanwezig. Op dit tijdstip is er een dienst die in verschillende huizen tegelijkertijd wordt gehouden. John en Jaap zijn teruggegaan naar de boot om ons aandeel in de kava te halen en lopen zo het gehele gebeuren mis. Minke en ik zitten op de veranda en maken het maar half mee. Fanny is ondertussen bezig om alle gerechten klaar te maken. Samen met haar schoonzus is ze sinds gister bezig. Speciaal voor ons en volgens de traditie is de lovolovo, een grondoven aangestoken en een varken geslacht. Onze inbreng zijn zelfgebakken koekjes en een chocoladecake. Men is dol op zoet en dit is een ware traktatie. Traditiegetrouw start de avond met het stampen van de kavawortels. Terwijl we grog drinken wordt binnen het kleed gedekt. 8 Borden. Voordat we mogen eten worden we overladen met cadeaus.
Het voelt nog steeds ongemakkelijk dat wij als enige mogen eten. De gehele familie, de vrouwen en kinderen, zit om ons heen en kijkt toe. “Eet, eet,” stimuleren ze ons om vooral meer te eten. We smullen van de gebakken vis,verschillende currys van varkensvlees, casava en cocoswater. Buiten drinken de mannelijke familieleden de grog. Muzikanten zijn inmiddels aangeschoven om het feest compleet te maken. Na het eten blijven Minke en ik bij de vrouwen en kinderen. Keuvelen over van alles en nog wat. Echt vrouwenprietpraat. Ik kan het juf zijn niet laten en leer de kleintjes een opzegversje. Dikke pret. Molly is in een opperbeste stemming.
Dan uit het niets loopt een jongeman mijn richting uit en gaat tegenover me zitten. Ik herken hem direct. Het is Meki. De hele avond heeft thuis hij gewacht tot we terug zouden komen. Hij heeft een mand met papaya en cocosnoten voor ons klaarstaan. Eerder had hij John zien lopen en vanuit een palmboom gevraagd waar ik was. “In the village.” had John teruggeroepen. Die middag heb ik bij hem thuis een versierde schelp afgegeven als aandenken. Maar hij was er niet. Nu zit hij dus hier om mij weer te bedanken. Eindelijk kunnen we ook even praten. Al die tijd te druk geweest met allerhande toevalligheden maar nu op de valreep nog even de tijd. Hij vertelt over zijn toekomst. Ik vertel hem over onze geschiedenis op dit eiland. Tijdens ons gesprek dringt het pas goed tot mij door hoe speciaal onze eerste ontmoeting voor ons én voor hem was. Zo weinig bezoekers op dit eiland en dan mag hij ons voorstellen aan de chief. Een hele eer en uniek want direct contact met de chief is gewoonlijk ondenkbaar. Ik vertel hem over onze poging om rond het eiland te lopen en hoe we uiteindelijk weer bij het oude dorp uitgekomen zijn. Hij is zichtbaar verrast. “Dus jullie zijn twee keer in het oude dorp geweest?” Ik knik ja. “Dan ben je niet langer een Nederlandse maar ook inwoner van Lau en Moce. Een isa; iemand die vertrekt maar altijd terug mag komen en Moce als zijn thuis mag beschouwen.
De avond is nog niet voorbij. Molly wil niet dat we weggaan en wil het liefst dat we blijven. Ze loopt de kamer uit en komt terug met 2 jurken. Een voor mij en een voor Minke. “Aandoen,” lachend moedigt iedereen ons aan om de jurken te passen. Minke en ik kijken elkaar aan. Dit geloof je niet. Het delen gaat heel ver. We kleden ons om en komen terug in de woonkamer. Iedereen is verrukt over het resultaat. De een is echter te groot en de andere jurk te klein. Alsof we in een kledingwinkel zijn passen we de ene na de andere jurk. “Dit kan niet hoor, we kunnen dit toch niet aannemen.” Maar we komen er niet onderuit. Ik krijg Minkes eerste jurk en zij de mijne. Maar het is nog niet klaar. Een voor een krijgen Jaap en John een kledingstuk; een blouse in Fijiaanse print. Minke en ik voegen ons bij de mannen en de muziek.Molly loopt even later doelgericht op onze mannen af. In haar handen kettingen en talkpoeder. Nietsvermoedend strooit ze het poeder op Jaaps hoofd en doet een ketting om. De ceremonie herhaalt zich en na enkele minuten zitten we allemaal met een talkpoederhoofd en een ketting om te luisteren. “Dit is een Fijiaanse traditie,” wordt me toegefluisterd. Dan wordt het echt tijd voor het afscheid. Molly is in dikke tranen en kan niet getroost worden. Molly, wat een memorabele vrouw. Wat een bizarre avond.
“Zie die sterren? Die wolk is de Melkweg. En dat daar is het Zuiderkruis, die staat altijd in het zuiden.” Meki volgt mijn hand. Dit is nieuw voor hem waarop hij volgt: “Elke keer als ik nu die sterren zie, denk ik aan jullie.” Hij loopt helemaal mee tot het einde van het rif de dinghy tillend. Iemand anders heeft de zware gevlochten mand vol fruit gedragen die we van Meki hebben gekregen. Ik hoef alleen op mijn passen te letten in het ondiepe water met ongelijke bodem. Een laatste keer stap ik hier in het bijbootje. Lang blijven we roepen:”Modé, modé! Tot ziens.” Niet veel later lig ik in mijn bed. Klaarwakker. Ik kan niet slapen. Of beter; ik wil niet slapen. Ik vecht tegen mijn slaap. Het was een avond vol onmogelijke gebeurtenissen en wil zo lang mogelijk dit gevoel, deze roes, vasthouden.
“Wat wil je nog meer dragen wanneer je hart reeds tot aan de rand gevuld is? “
–Jean heylbroeck–
Wat een mooie ervaringen moet dat geweest zijn! Heb het een beetje meebeleefd.
Wat een belevenissen! Niet te vatten!
Wow! Het is zo liefdevol, zo vol verwondering en life changing voor iedereen die aanwezig was. Nog voor jouw geschreven traan, bungelde er bij mij een traan. Brok in mijn keel van deze pracht. Van dit juweel en de parel recht in het hart… zo dankbaaar. Xxx
Och Ada, wat zijn jou berichten toch fantastische tegenhangers voor het verwende geklaag dat hier met enige regelmaat te horen is.
Keer op keer wordt ik bevestigd in mijn mening dat mensen graag goed zijn door jouw verhalen. Top lieverd.
Zo ontroerend mooi, zo waardevol, zo puur. Ik geniet met jullie mee.
Lieve groetjes
Hartverwarmend, en een ik ben dan al heel oud als ik mijn heupen zie
Ha Ada en John
Wederom een hartverwarmend verhaal, voorbij de gebaande wegen, uh, vaste bevaren rivieren en zeeën.
We hebben elkaar weer even gesproken, zo ver en zo dichtbij.
Het was heel fijn op de eerste dag van mijn pensioen, een datum die minder vast staat dan vroeger “65 jaar, horloge, receptie en weg”.
Ga zo door met beschrijven, jullie zijn al weer verder, de verhalen volgen na.