RHAPSODY

een plaatje

Dan liggen we stil. Muurvast. De motor gaat onmiddellijk uit. Stil is het allerminst. Beneden klinkt gerommel aan houten vloerdelen. Om ons heen hoor ik vogels, cicaden, zachtjes geplons, lief getjilp. Op onze zitzakken bekijken we de groene wereld. Het enige wat beweegt is het water van de rivier Sekony. Zachtjes meandert het verder terwijl wij dolgraag ook de meanderende rivier zou de vervolgen. De Kelotok, ons waterhuisje, is stilgevallen door plakkaten verlanding. Grassen, pandanus, waterhyacinten en kleine waterplantjes zijn los geraakt en blokkeert het smalle vaarwater. De vervlochten wortelstelsels vormen een sterk vlot. We kunnen geen kant op. We liggen zo vast als een huis. Het is inmiddels donker geworden. Vuurvliegjes dwarrelen rond. Kleine lichtpuntjes in het verder aardedonkere scherm voor ons. Muggen zoemen bloeddorstig aan de buitenkant van onze klamboe. Dit is onbedoeld onze plek voor de nacht.

Rhapsody is twee nachten op haar zelf aangewezen op de getijdenrivier bij het stadje Kumai. Ze krijgt gezelschap van een bootjongen. Hij zal vooral op de uitkijk staan of geen drijvende boomstammen of ander organisch materiaal achter de ankerketting blijven hangen. Wij gaan de bush bush in op zoek naar apen. John sluit Rhapsody af en pakt onze spullen. Het kleine bootje dat ons op komt halen is net langszij gevaren. Lege jerrycans en vuile was gaan ook mee. Terwijl wij plezier maken, worden alle lastige klusjes voor ons gedaan. Het is een piepklein speedbootje. We varen met hoge snelheid naar ons luxe vakantieverblijf. Het bootje stopt bij een gigantische woonboot. Een kelotok. We stappen over en gaan er vanuit dat we in een veel kleinere exemplaar zullen varen. Niet dus. Dit 21 meter lange en 3,5 m brede schip is ons varend thuis voor de komende dagen. Gigantisch groot voor ons tweetjes. Een heuse eettafel. Bed, bank en zitkussens is ons interieur. Een kapitein, een scheepsmaatje, een kokkin en gids ons personeel. Wat een luxe. Op het shirt van de man die ons welkom heet, staat een plaatje van een orang-oetan afgebeeld. De eerste is alvast binnen. Dat gaan we namelijk doen. Drie dagen op zoek naar orang-oetans. Hier in de jungle op Borneo Kalimantan zijn ze nog te vinden. Rustig varen we van de grote rivier de zijrivier Sekony op.

Enorme waterpalmen groeien langs de oevers. Nu zien we en begrijpen we wat we eerder op de oceaan voorbij hebben zien drijven. Losgeslagen delen van deze oever. De vegetatie verandert kilometer na kilometer die we verder gaan. De breedte van de rivier wordt steeds smaller. Onze gids Arif zit voorop. We hebben hem uitgekozen omdat hij graag de orang oetans in het wild spot. Niet alleen bij de voederplaatsen. De orang-oetangs die daar komen, zijn opgeknapte apen of bevrijde apen. Zij zijn gewend geraakt aan mensen en worden bijgevoederd. De apen aan de linkerkant van de oever zijn wild en schuw. Elk contact met mensen gaan ze uit de weg. Dat spotten is echt het serieuze werk. Speuren tussen al dat groen met de verrekijker in de aanslag. En dan ineens iets roods te ontdekken is magisch.

De boot stopt onmiddellijk. De verrekijker erbij. “Jaah! Daar gaat er een.” Slingerend van tak naar tak. Van boom naar boom. De lange armen grijpen behendig en soepel een volgende tak. Het kost ze nauwelijks moeite. Kleintjes stevig vastgeklemd aan het lichaam van hun moeders.

We zijn net na het droge seizoen. Eten is schaars. Dus komen de dieren naar de walkant op zoek naar voedsel. De kans op een ontmoeting is daardoor groot. Afgebeten palmen of vruchten verraden dat ze in ieder geval in buurt zijn geweest. Een eindje verderop zitten ze aan de waterkant. Ze eten de vruchten van de pandanusbeplanting. Zodra we te dichtbij komen, kiezen ze het hazenpad naar een veilige plek. Dichtbij genoeg om ze te blijven zien. We kijken net zo lang tot ze uit het zicht verdwenen zijn. Orang-oetans, mensen van het woud, zijn altijd onderweg. Elke dag verplaatsen zij zich al foeragerend om aan het eind van de middag hoog in een boom een nieuw nest te maken voor de nacht. Binnen het uur is hun nieuwe slaapplaats klaar. Arif wijst ons ook op vogelgezang en zoekt die vogels op in het vogelboek. Hij is net als wij erg enthousiast. Bij de eerste de voederplaats leggen wij naast andere woonboten aan.

“Wat betekent zelfbestuur?” vraagt Arif. Ik kijk hem aan. Het was me nog niet opgevallen dat de uitleg in het museum gedeeltelijk in het Nederlands geschreven is. Een Nederlandse gouverneur heeft dit gebied zo’n honderd jaar geleden als Nationaal Park aangeduid. Het Tanjung Puting national park “Dankzij die gouverneur is dit stuk natuur nog intact,” legt Arif uit. Het zou vrijwel zeker verdwenen zijn met alle orang-oetans erbij. Allemaal voor palmolie of houtsnippers. We lopen verder door de jungle naar de orang-oetangs.

“The king is hier,” fluistert Arif. Het mannelijkste mannetje van de groep. De Alfa. De leider. Hij zit pontificaal in het midden op de voedertafel. De één na de andere banaan verdwijnt in zijn bek. Zijn kop is mega indrukwekkend. Een vrouwtje met een jong zit afwachtend aan de zijkant. Geritsel en gekraak van takken waarschuwen ons dat er nog veel meer mensapen in de buurt zijn. “Pas op hoor,” lacht Arif, “soms piesen ze vanuit de bomen.”

Sommige komen gehaast, proppen hun bek vol hele bananen en grijpen zoveel mogelijk bananen met hun klauwen. Supersnel verdwijnen ze in een boom omhoog om daar de buit op te peuzelen. De king is klaar met eten. Alle vrouwtjes houden hem onderdanig en scherp in de gaten. Dan maakt hij een blaffend geluid. Met vlugge stappen, gepaard met diepe brullen, schiet hij een boom in. Een paar langgerekte kreunen en het is weer stil. Hoog in de boom zit meneer de King op zijn troon. Is het geen plaatje?

’s Avonds maken we een nacht wandeltocht. Op zoek naar klein grut. Het is niet zo gek dat ik wat bangig ben voor het donker in de jungle. Alles wat nu wakker is, ziet er angstaanjagend uit. Behalve het slapende vogeltje. Vogelspinnen, schorpioenen, kikkers, duizendpoten en ander insecten krioelen over de grond of kruipen in de struiken. En dan nog de slangen die vlak boven je hoofd op een tak liggen. Het meest verrast, ben ik door de paddenstoelen. Gifgroen lichten ze op als glow in de dark stickers.

De volgende dag bezoeken we nog een voederplaats Camp Leakey. Een beroemde observatieplaats van onder andere Jane Goodall. Arif kiest ervoor om bij twee van deze plaatsen langer te verblijven dan bij drie kort. Zo krijg je meer tijd om tussentijds te stoppen als we apen in de wild spoten en langer bij een voedertafel te blijven om zo de kans te vergroten de dieren te zien. Dit keer duurt het lang voordat de orang-oetans trek krijgen. We zien vele andere oerwouddieren zoals eekhoorns, loopvogels en andere apen. Dan geritsel en bewegende takken. De eerste vrouwtjes met hun jongen verschijnen. Met de verrekijker kunnen we hun gezichten haarscherp zien. Het wachten wordt beloond. Vele toeschouwers zijn dan al vertrokken. Er verschijnt onverwachts een koning van het woud. Deze schuift als laatste aan de tafel aan. Achteraf hadden we misschien er beter aangedaan om wel tegelijkertijd met de anderen te vertrekken. Maar dan hadden we deze plaatjes gemist.

Terwijl ik dit schrijf is de operatie in volle gang. De doorgang is versperd door een stuk oever dat losgeraakt is. Het stuk dat ons eerder ook opgehouden heeft. We liggen aan de kant. Stil. Af te wachten wat te doen. Twee boten verschijnen achter ons. Zij proberen door de barrière heen te breken.

Er is er één door. De tweede niet. De eerste komt terug. Via een sleep proberen zij het opnieuw. Ook boot twee, geholpen door boot 1, is er door. Een speedbootje slipt er snel achter aan. Wij ook. Bij een breder stuk gaan we vreemd genoeg naar de kant en houden stil. “Arif, Arif, we moeten vaart maken anders worden we weer ingehaald door het groen,” roept John. Achter ons verschijnt het drijvende groene gevaarte. Arif snelt naar de kapitein. Die start uiteindelijk de motor. Hij geeft een dot gas maar stuurt verkeerd. Niet tussen de twee losliggende delen waar de anderen er door gegaan zijn. Nee, hij ramt het stuk verlanding precies in het midden. Hij perst, duwt, vaart achteruit en geeft nog eens flink gas vooruit. Het resultaat is bedroevend. Zwarte wolken uit de uitlaat. Het is als manoeuvreren van een vierbaansweg naar een eenbaansweg en dan ook nog proberen de afzetting mee te nemen. We zijn te laat. Verkeerde plek uitgekozen. De vaarweg versmalt. Het eiland is nu ingedikt en compact. Het ligt aan alle kanten om ons heen. Totaal ingesloten door de beplanting. En er nog lang niet doorheen. En erger de beplanting zit vast aan de propeller van de kelotok.

Nu zijn we de laatste boot en hoeven we geen hulp meer te verwachten van anderen. Iedereen is ons al voorbij. We zijn op ons zelf aangewezen. Muurvast. Vandaar onze overnachting hier. De motor gaat uit. Stil is het allerminst. Beneden worden houten vloerdelen weggehaald om bij de motor te kunnen komen. Er was blijkbaar iets met de motor waardoor we zo lang stillagen. De omgeving is overigens grandioos. Verschillende kleuren groen. Exotische bloemen. Vogelgeluiden. Vlinders. Whoo whoo whoop geluiden van gibbons. Èn muggen. Langzaam dimt het licht en wordt het oerwoud aardedonker.



’s Ochtends zien we ijsvogel en verschillen neushoornvogels overvliegen. “Uniek,”zegt Arif. Er zijn er niet zoveel meer. Ook de volgende dag zijn we gedurende de hele dag bezig om weg te komen. Kleine bootjes liggen voor ons geduldig te wachten. De gehele vaargeul is gestremd door onze boot. ’s Nachts heeft onze bemanning een bootje van de parkrangers geholpen. Met een machete maakte ze een baan in het drijvende groen. Vervolgens de boot opgetild en verder gesleept. Ze stellen hetzelfde voor aan de vissers. De kapitein en zijn maatje et hulp van de vissers hakken uit alle macht de grote hoeveelheid wortels in stukken.

Zelf komen we zo ook losser te liggen. John en ik willen voorstellen om te helpen. Onze handen uit de mouwen te steken totdat de kapitein een pijnlijk gezicht trekt. Hij is gebeten. Als hij wat groen opzij schuift, kruipt er een pikzwarte schorpioen tussen. Onze aandrang om te helpen is acuut gestopt.

Een kelotok vaart ons tegemoet. Kan natuurlijk niet verder zolang wij daar liggen. Met een sleep worden we verder getrokken nadat flinke delen los gehakt zijn. Het lukt het om los tekomen en een stuk door te varen. Bij een breed stuk kan de tegemoetkomende kelotok er langs. We varen door. Maar het eiland zit voor ons ons aan de boeg vast. Een heel stuk van de oeverdelen meeslepend. Als zwaan kleef aan volgt het ons. We slepen het hele gevaarte mee. En trekken hele delen van de oever mee. Dat maakt het zwaar voor de motor. Te zwaar dan goed is. Daarbij zijn we twee keer zo breed en passen met geen mogelijkheid door de vaargeul. Keer op keer worden we geholpen door collegaboten en komen steeds stukjes verder tot een volgende versmalling

Te midden van deze chaos door worden wij ongelooflijk verwend door onze koki.

De mannen werken hard. Echt hard om het voor elkaar te krijgen. Hopelijk trekken we nu niet nog meer stukken land mee. Langzaam komen we vrij en varen een stukje in de goede richting. Onze boot heeft echt problemen. Noodgedwongen moeten we stoppen waardoor stukken groen ons weer voorbij drijven en ophopen. Het koelwatersysteem is stuk. Met plastic zakken wordt het provisorisch gemaakt. Talloze keren biedt de schipper zijn verontschuldigingen aan. Hij kan er niets aan doen. Wij genieten van de omgeving bekijken vogels en verschillende apen. Makaken en neusapen.

Zelfs een krokodil zwemt voorbij. Arif doet zijn best, om ons te voorzien van informatie, verontschuldigt zich dat het ochtendprogramma niet meer door kan gaan. Onze kokkin heeft haar nette kleren aangetrokken. Haar taak zit erop. Na de lunch is er blijkbaar geen eten meer. Uiteindelijk lijken we bevrijd van al het stevig gewortelde groen. We zijn terug op het breedste gedeelte. Alle plakkaten achter ons latend. Opgelucht halen we adem en zetten koers naar Kumai en Rhapsody. Onze euforie duurt niet lang. De motor valt stil en is uitgeschakeld. Onze kelotok wordt vast geknoopt aan takken. De plastic zakken zijn opnieuw gescheurd. Niet bestand tegen de druk van het water. De motor raakte zo oververhit. “Jullie hebben echt geen haast, hè,” vraagt Arif voor de zoveelste keer. John ik nemen nogmaals een kijkje in het motorruim. Een nieuwe buis is het enige wat ze nodig hebben om het koelwater te laten stromen. Opnieuw worden plastic zakken om de oude lekkende buis gewikkeld. Het probleem lijkt nu een opeenstapeling van storingen te zijn. “Sorry. Sorry,” jammert de kapitein. We willen niets van zijn verontschuldigingen weten. “No worries, niet nodig.” De schipper is ons dankbaar dat we hem niet opjutten of boos worden. Dit is overmacht. Opnieuw een poging. Maar deze strandt al snel. Het wordt later en later. De kokkin begint wat te piepen. Ze wil nu toch wel naar huis, begrijp ik uit haar lichaamstaal. De zon sleept ondertussen haar laatste lichtstralen met haar mee. Het lijkt erop dat we nog een nacht in de jungle moeten overnachten. De schipper krijgt de motor niet meer aan de praat.

Arif heeft gebeld met het thuisfront zodra hij telefoonbereik had. Voor hulp en reserve onderdelen. Een uur later ligt er een speedbootje naast onze mooie waterhuis. Al onze spullen worden gepakt. Gevieren, wij, Arif en de chauffeur, sjezen terug naar de grote rivier. Het is stikdonker. Ik zie niks dan de oevers die voorbij snellen. Scheef hangend gaan we de bochten door. Mijn haren zwiepen uit mijn gezicht. Af en toe staat Arif op. Ik ga ervan uit dat hij wil zien of er eilandjes in het water drijven. Plots stoppen we. Als we dichterbij komen zie ik kerstverlichting knipperen. Wanneer we er nog dichter op zitten, zie ik de lichtjes flikkeren. Het is midden in de natuur. Niks kerstverlichting. Hier in deze boom zitten honderden vuurvliegjes te knipperen en te flikkeren. Arif pakt er een uit de lucht en geeft hem aan mij. Ik maak een kommetje van mijn handen. Voorzichtig zachtjes draagt Arif het vuurvliegje aan mij over. De binnenkant van mijn handen lichten op als een klein lantaarntje. Ik voel mijn ogen waterig worden van dit klein momentje geluk. Zo aandoenlijk. Zo klein. Zo teer. Zoveel licht. Dan laat ik hem weer los. Zo’n klein wondertje van de natuur. De motor ronkt alweer en we racen weg. Voor altijd dit momentje meenemend. We pacen over het rivierwater richting Kumai. Voor we het weten zijn we op de plek waar we begonnen zijn. Arif nodig ons uit om wat te eten. Veel honger hebben niet totdat we de nasi voor ons neus hebben. Ik heb zo’n trek dat ik onbewust een hete peper met steeltje en al opeet. Deze is zo ongelooflijk heet. Tranen schieten in mijn ogen. Bij de eerst aanraking slik het vliegensvlug door. Alleen een plekje van mijn gehemelte staat in brand. “Niet geloven,” zegt Arif. “Daar neem ik steeds een klein hapje van. Veel te pittig.” Ik lach.

Ondertussen is het elf uur in de avond. Rhapsody ligt nog keurig op haar plaats. De bootjongen heeft zijn werk goed gedaan. De was en diesel zijn allebei al aan boord. Aan boord pakken we de goodiebag uit dat Arif bij afscheid in onze handen drukte. Gekregen om het leed te verzachten. Absoluut niet nodig. Heerlijke lekkernijen van dit eiland. Zelfs een soort peperkoek naar Nederlands recept volgens Arif. Het is weer even wennen aan ons kleine leefruimte op de boot. Maar ons eigen bedje slaapt toch het fijnst. Een aaneenschakeling van plaatjes flitsen voorbij. Mijn laatste gedachtes zijn bij onze kelotok en de bemanning voordat ik uitgeput in slaap val.

We schieten plaatjes voor een retourticket naar, anders verloren, momenten.

Een gedachte aan “een plaatje

  1. Riens en Ineke Elswijk

    Prachtige foto’s en hartverwarmend beschreven hoe jullie speciale woonboot het oerwoud in en vooral weer uit kwam. Alle foto’s zijn van prijswinnende kwaliteit. Fijn dat we op jullie oerwoudreis een stukje mee gevaren hebben.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *