RHAPSODY

chaotisch Indonesië

Totaal gesloopt en uitgeteld plof ik op de bank. Wat een dag.
Mijn mijn buik zit overvol van het lekkere eten. Vol, ook vanwege het papierwerk bij de verschillende kantoren. Quarantaine, immigratie, douane. Het hele rataplan. Mijn hoofd zit vol met indrukken van de dag. Het barst bijna uit elkaar. Na een week, in een simpele wereld met ons tweetjes en in alle rust hier naar toe gezeild, stappen we nu in de chaos van het Indonesische leven. Laat ik bij het begin beginnen om enige orde in dit verhaal te brengen.

“Hallo”, klinkt het. Vlug trek ik mijn lange rok aan en roep: “Sebentar.” Wat zoveel betekent als momentje, hoop ik. Als ik buiten kom, staat er een man op de voorplecht van een houten bootje. Hij tovert een brede tandeloze lach op zijn gezicht zodra ik verschijn. Hij spreekt gebrekkig Engels maar al snel wordt duidelijk dat hij onze agent wil zijn. Hij heeft onze gele quarantaine vlag gezien en ziet daar blijkbaar het rupiah teken in staan. Het is zondag. Gisteren zijn we aangekomen in Tual. De plaats waar we gaan inklaren. We moeten wachten tot het weekend voorbij is omdat nu alle kantoren gesloten zijn. “Tidak, terimah kasih,” zeg ik vriendelijk lachend. Ik maak duidelijk dat we geen agent nodig hebben. De man weet van geen wijken. En volgens hem kunnen we echt niet zonder. Hij kan ons uit de brand helpen voor 175dollar. Overduidelijk laat ik merken dat dat veel te veel is. “No,” roep ik kordaat, “we kunnen het zelf.” Een andere man in de boot kijkt ons lachend aan. “Waar komen jullie vandaan?” vraagt hij. “Uit Nederland,” zeg ik. Zijn lach kan niet groter en breder zijn. Hij heeft familie in Nederland. “Goedemorgen,”klinkt het al gauw. Het ijs is wat gebroken. De prijs zakt inmiddels van 1,75 naar 1,5 naar 1 miljoen rupiah. Omgerekend zo’n 60 euro. Een megabedrag voor Indonesische begrippen. Ook voor ons omdat het inklaren normaal gesproken gratis en zonder agent mogelijk is. Inmiddels is John op het tumult afgekomen. Hij maakt duidelijk dat we geen agent nodig hebben. De mannen zwaaien af. Blij roepend dat ze Nederlanders hebben ontmoet. De tandloze man kan het niks schelen. Hij telt de rupiahs al in zijn handen. “We blijven morgen net zolang zitten tot hij ons helpt en anders zeilen we gewoon weer weg,” moppert John.

Op de kade zien we hem al staan. Onze list om te zeggen dat we om 10 uur op de kant zouden zijn, heeft niet gewerkt. Ook Tukan, onze zelfbenoemde agent, staat om 9 uur klaar om met ons mee te gaan. Hij laat zijn gevangen vis niet meer ontsnappen. De bijboot knopen we aan een van de drie boten van de kustwacht vast. Van onderaf zie ik lachende gezichten over de reling hangen. “Selemat Pagi!” roep ik vrolijk terug. We stappen van de ene boot naar de andere. En dan komt de laatste hindernis naar de kade. Een enorme stootwil ligt tussen de steiger en het laatste schip. Daar moeten we opstappen om de wal te kunnen bereiken. Ik klim over de hoge reling van het schip. Mijn lange rok hoog meenemend waardoor mijn kuis bedekte knieën nu alsnog bloot komen te liggen. De stootwil rolt op het water en veert als een trampoline. Ik voer een ware circusact op met schaterlachende matrozen als mijn publiek. Maar gelukt. Allemaal staan we op het Indonesische grondgebied.

Hoe we hem ook willen ontlopen, het lukt ons niet. Tukan scheurt vooruit en kan zo de autoriteiten als eerste waarschuwen. We kunnen best zonder hem omdat we de adressen van alle instanties zelf ook weten te vinden. Eenmaal in het quarantaine gebouw kan het toneelspel beginnen. Voor ons zit een jongeman. Hij neemt plaats in een grote fauteuil. Zijn gezicht staat zo nors mogelijk. “Ga zitten,” bromt hij bars en verwittigd ons te gaan zitten. Tegenover hem staat Tukan met een uiterst serieus gezicht. “Hebben jullie een agent,” vraagt hij. “Nee? Je hebt er een nodig.” Ik strubbel tegen. “Jullie hebben een groot probleem.” We zijn naar de kant gegaan terwijl hij naar onze boot had moeten komen. “Ik doe niets zonder een agent.” Hij slaat zijn armen over elkaar om zijn statement kracht bij te zetten. Nu nu stribbelt John tegen. “Helemaal niet nodig.” John heeft moeite om niet met stemverheffing te spreken. De man houdt voet bij stuk. “Ik kan de documenten niet in het systeem zetten,” zegt hij met een stalen gezicht. “Dat moet een agent doen.” John had nog wel langer tegen gas willen geven. Maar we zijn niet de enigen die willen inklaren. We stappen naar buiten voor overleg. Met tegenzin geven we toe aan hun grillen. Een agent wordt gebeld want Toekan is natuurlijk geen agent. Hij is een schakel in dit lucratieve spel. Een kwartier later volgt een dame. Ze stelt zich voor als Fatma. Daadkrachtig vraagt naar onze papieren. Ze stelt voor dat Tukan ons overal heen brengt. Ik voorzie een hoge rekening aan het eind. De boot Gemma wil alles al overhandigen maar voordat we ook maar iets doen, wil ik eerst de prijs weten. “1,6 miljoen per boot,” zegt ze doodleuk. “Nee,” zeg ik. “Dat is teveel. Twee boten, 2 miljoen.” Dat moet Fatma, eerst navragen. Ze grijpt naar haar telefoon maar één blik naar Tukan zegt genoeg. Zijn goedkeuringsknik is minimaal maar zegt genoeg wie hier de organisator is. En geen andere kosten voor Toekan na afloop,” zeg ik. “Nee, nee,” zegt ze. “Dit is alles.” Het lijstje wordt afgewerkt. Allerhande papieren veranderen van eigenaar.

De norse man bromt dat hij nu onze boot moet inspecteren. Met zijn allen lopen we richting onze bijbootjes. Een eigen quarantaine boot is er niet. Behendig stappen we van de kade op de stootwil, naar het schip, al gedag zeggend langs alle matrozen, de ladder af van de laatste boot en stappen in de bijboot. Eenmaal aan boord verandert als bij toverslag, onze norse ambtenaar, in een vrolijk jonge knul die Marko heet. Hij en de assistent van Fatma praten vrijuit over Belanda, Nederland, en zijn familie daar. We maken grapjes. Ik oefen mijn Indonesische woorden. Het is zowaar heel gezellig. Dolgraag wil hij onze Nederlandse medicijnen zien. Een beetje teleurgesteld doet hij de deksel op de doos als hij ziet dat er geen verschil zit in de stripjes met de Indonesische. Terwijl John het gezellige tweetal naar de boot Gemma brengt, maak ik gauw wat boterhammen klaar. We moeten namelijk nog terug voor douane en immigratie. Dus ladder op, over de boten, rok omhoog, over de reling stappend, kruipend op de stootwil omdat het hoogwater is, naar de veilige kade. Op de eerste boot krijg ik van koki, de kok, tijdens het langslopen een heerlijke pisang goreng. Lachend aanschouwen de mannen hoe ik ik dit met smaak oppeuzel. En natuurlijk moet ik op de foto.

Tukan staat paraat met zijn auto. Bij immigratie laten we onze paspoorten achter om onze visas te regelen. Daarna naar de douane. Fatma probeert ons nog een loer te draaien. Onze registratie van de boot zou niet goed zijn. We moeten het opnieuw invullen en dan via haar versturen. Nou dit willen we graag van de desbetreffende beambten zelf horen. Alles gaat namelijk digitaal. We hebben een nummer, een account en een wachtwoord. We kunnen zo inloggen om alles goed te zetten. En inderdaad het is zo gebeurd. Ook de douane wil de boot inspecteren. John gaat in zijn eentje zodat ik alvast geld kan pinnen. Niet alleen de douane stapt bij John in het bootje maar ook Tukan, die wordt resoluut weer door John uit het bootje gestuurd. “Opzouten.” Hij wil wat te graag mee naar onze boot.

Op weg naar de pinautomaat kom ik ogen te kort. Winkelstraten vol met marktkraam-achtige winkels puilen uit met spullen. Ik moet naar beneden kijken om niet te struikelen over de kuilen, gaten en onmogelijk hoge trottoirs die vol staan met spullen. Ik moet naar boven kijken om niet tegen een balk aan te lopen van de zonnewering. Uit alle hoeken dringen vreemde geuren zich aan mij op. Het verkeer wurmt zich door de smalle straatjes heen. Schattige minibusjes spreken me aan: “Taxi?” Brommers zoeken kriskras hun weg, toeterend voor een vrije baan. Straathandelaren, voedselventers en marktverkopers vullen de weinig overgebleven ruimte op. Het is een grote bonte chaos. Helaas werkt de pinautomaat niet met onze bank samen. Met lege handen kom ik terug bij de haven. Tukan stapt direct in de auto en brengt me naar de juiste automaat. Het geld rolt als een winnende fruitmachine de automaat uit. Met een dikke portemonnee vol met miljoenen rupiahs stap ik het hokje weer uit.

We sjezen na de inspectie van de douane naar teleskom voor internet. Helaas net te laat voor een simkaartje maar op tijd om de laatste snoeperijen van de tafel mee te nemen. Om het feest compleet te maken worden we bij immigratie feestend onthaalt en worden we geacht mee te dansen voordat we onze paspoorten krijgen. Lachend geven we ons over. Tot grote hilariteit van de feestgangers.

“Willen jullie wat eten,” vraagt Tukan enthousiast. Het loopt inmiddels tegen vijven. Tegelijkertijd knikken we alle vier ja. Tukan weet wel een goed restaurant. Het zit ergens net over de brug. Toen we geld gingen pinnen heeft hij die aangewezen. “Het is maar 10 minuten rijden.” Eenmaal over de brug rijdt Tukan door. De tien minuten zijn allang om. Als ik er naar vraag is het 30 minuten rijden. We verlaten de stad en rijden over het platteland. Ik voel me toch wel een beetje bedonderd. Want het is nog verder dan die 30 minuten. Uiteindelijk stopt de auto bij een uitgestrekt strand. Long Beach. Het is oogverblindend mooi. We stappen uit en lopen naar een restaurant op palen. Dit is duidelijk de toeristische kant van het eiland. De zon zakt langzaam naar de horizon. Een diffuus zachtgeel licht maakt het paradijsje compleet. Het is eb. Kinderen en vrouwen lopen met emmertjes op het strand. Ze scharrelen een maaltijd bij elkaar. Kleine visje die niet snel genoeg waren zijn in de vele ondiepe poeltjes achtergebleven en vormen een makkelijke vangst. Het eten is heerlijk Indonesisch.


In het donker komen terug bij ons stootwilbrug. Tot mijn grote schrik ligt hij meters onder ons op de drooggevallen bodem. Naar beneden springen en dan hopelijk genoeg vering hebben om de reling van het schip te bereiken, klinkt niet aanlokkelijk. Gelukkig kunnen we bij de punt nu eenvoudig overstappen met natuurlijk de rok omhoog. Uitgeteld lig ik dus nu op de bank en neem een slokje van mijn hete thee. Het geluid van de vele imams, neem ik op de koop toe. Wat een geweldige chaotische dag.

“Wie de chaos beschrijft, stelt orde op zaken.”

-Bergman-

2 gedachtes aan “chaotisch Indonesië

  1. Ina

    Vertrekkersstress is een ding, maar inklaren blijkbaar ook.
    Wat een volhouder die Tukan.
    Heerlijk om te lezen. Ook over het klimmen op de rol hilarisch, zie je zo gaan.

  2. Lientje

    Vasthoudendheid: dat is naast de chaos het woord van de dag haha! En ik zie je inderdaad gaan. Nog enigszins charmant proberen te zijn terwijl je weet dat er van alle kanten gekeken wordt. Gelukkig kunnen jullie er ook om lachen! Ben benieuwd hoe het jullie en de “plakker” verder vergaat. En doel bereikt: ingeklaard (en voor gek verklaard )

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *