“Parlez vous Anglais,” vraag ik de man die achter het loketraampje zit. Hij regelt alle aankopen van het bevoorradingsschip dat sinds vanmorgen in de baai ligt vanuit een stalen cabine. Het is 7 uur in de ochtend en heerst een en al bedrijvigheid. “Oui, un petit peut.” Opgelucht vraag ik in het Engels of ik diesel kan kopen. Ja, dat kan. Alleen moet ik een heel vat van 210 liter kopen. Minder kan echt niet en ik moet zorgen dat ik genoeg CFP’s, de valuta van Frans Polynesië heb. Wij kunnen maar 120 liters in onze tanks kwijt. Euro’s zijn zo omgewisseld bij het postkantoor dat vanaf half 8 open is maar wat doen we met de rest van de diesel. Bij het postkantoor is iemand 4 vaten uit zijn wagen aan het tillen. Ik vraag of ik bij hem wat diesel kan kopen. Hij kijkt me aan met ik wil wel helpen blik maar hij heeft deze hoeveelheid zelf nodig. “You can buy it at the supplyship,” legt hij uit. Een andere mogelijkheid is diesel kopen bij de winkels maar dan zijn we twee keer zoveel kwijt, zegt hij. We bedanken hem voor het meedenken. Al teruglopend besluiten we een vat te kopen want dan zijn we sowieso goedkoper uit. De rest proberen we te slijten aan andere boten. We doen een oproep op de marifoon maar helaas de enige die reageert is te ver weg en kan hier niet voor twaalven zijn. Tegen beter weten in vragen we het nog een keer aan de man achter het loket of we later dan 12 uur diesel kunnen krijgen. Hij is onverbiddelijk. Voor twaalven moeten we een vat gekocht hebben. We treffen een andere zeiler op de kade en hij vertelt ons dat mogelijk een Zwitserse boot nog wat diesel nodig heeft. Dus peddelen we de baai en jawel. Ze hebben al getankt maar in hun lege jerrycans past nog wel 40L. De tamtam werkt goed want als bijna vanzelf dient een tweede gegadigde voor 40L zich aan. De laatste tien zal ook wel ergens in een jerrycan verdwijnen. Voor een derde keer sta ik aan het loket en nu voor mijn bestelling: een vat diesel. Met een geschreven papiertje lopen we naar de man die de vaten vult. Voor ons staat nu een prachtig rood vat. Nokkie vol met diesel. Daar om heen een stuk of tien jerrycans. De man geeft John een handpomp om op het vulgat te plaatsen. John draait aan de hendel. Spetters diesel vliegen in het rond maar het werkt. Via de slang loopt liters diesel onze jerrycans in en in een paar geleende exemplaren. Terwijl John aan het tanken is, heb ik tijd om rond te kijken. Diesel is namelijk niet het enige wat uit het schip geladen wordt. Het is een drukte van belang. Nieuwe auto’s worden uitgeladen. Wasmachines in grote kartonnen dozen staan klaar om meegenomen te worden. Containers worden gelost en open gemaakt. De inhoud wordt verdeeld onder de bewoners die met velen tegelijk naar de steiger zijn gekomen. Dozen gaan van hand tot hand. Pakketjes met parels worden afgegeven bij het loket om mee terug varen naar Tahiti. Als we niet oppassen wordt er een container boven op ons gezet. De eerste lading jerrycans zijn gevuld en brengen we naar onze boot om de diesel in onze tanks te hevelen. Een aardige Zwitserse zeiler let al die tijd op ons vat. De laatste 50 liter lukt niet meer met de handpomp. Het vat wordt op een andere gelegd en de rest wordt via een trechter in de jerrycans gegoten. Die trechter heeft een scheur en zodoende wordt er flink gemorst. Met doordrenkte doeken proberen we het een ander op te ruimen wat ons niet echt lukt. Niemand die er iets van zegt. Als het karwei klaar is, zit iedereen onder de diesel. Maar okee, 4 uur later hebben wij onze dieselvoorraad geheel bijgevuld. Nog eens twee uur later en de kade is weer leeg alsof er niets gebeurd is. Nog net zien we het schip achter de berg verdwijnen.
“Mmmm, wat is dit lekker.” Ik neem nog een hap van de banaan. Ik geniet met volle teugen van elke hap; een stevige bite, licht zoet met een zuurtje. Na bijna twee weken geen vers fruit, is dit een ware traktatie. We hebben ze gekregen van een andere zeiler die een overvloed aan rijpe bananen heeft. Hij heeft ons ook het adres gegeven waar we zelf een stammetje bananen kunnen halen. Opnieuw bevoorraden of boodschappen doen is in elk land weer een belevenis. Soms is het zoeken in verschillende winkels en soms is alles in 1 te vinden. In het ene land zijn er mini supermarktjes met wekelijkse aanvoer van verse producten en in een ander sta je uren te wachten op een bus om naar een supermarkt te gaan. Dan komen we in een land waar de supermarkt en markt op loopafstand bereikbaar is en een onverwachts groot assortiment heeft dat dagelijks wordt aangevuld. Of in Martinique waar het overvolle supermarktkarretje zo in de dinghy leeg gekieperd kon worden. En wat te denken van de Nederlandse Caribische Eilanden met een AH met alle Hollandse producten die je maar bedenken kunt. En diesel haalden we in jachthavens of bij benzinepompen en precies de hoeveelheid die we nodig hadden. Hier op de Gambier eilanden krijgen ze eens in de drie weken bezoek van een bevoorradingsschip. We zijn spekkopers omdat we al zo snel na onze aankomst de dieselvoorraad kunnen aanvullen. Een volgende mogelijkheid is onzeker. En als we de vele afgelegen eilandjes en atollen van Frans Polynesië aan gaan doen is het een prettig idee dat de tanks vol zijn. Tegen drieën gaan we weer naar de kant. Het bevoorradingsschip heeft namelijk niet alleen diesel gebracht maar ook verse groente. Van horen zeggen, moeten we er snel bij zijn want het is op voordat je het weet. Een winkel opent om drie uur zoals gewoonlijk en heeft verkoopt de verse voorraad meteen. Andere winkeltjes blijven dicht en openen pas morgen hun deuren voor klanten. Als we bij de winkel staan, zijn we niet de enigen. Heel wat mensen, vooral zeilers, staan te dringen en zakken te vullen. Als wij bij de kratten kunnen, zijn sommigen al bijna leeg. Ik voel me een beetje opgelaten tussen deze grijpgrage handen. “Kopen wij nu het voedsel voor de eilandbewoners bestemd is,” vraag ik me bezwaart af. Als ik aan de beurt ben om te betalen aan het open raam van de winkel, zie dat er binnen op de grond dozen staan met bestellingen van de eilandbewoners. De rugzak en een boodschappentas gaan goed gevuld mee terug naar de boot. De keuze is niet zo groot geweest maar we zijn heel blij met onze aardappelen, tomaten, winterwortelen, appels, sinaasappelen, peren en een kooltje. Het kost wat maar dan hèb je ook wat. We missen nog uien. Elke dag eten we wel een ui door een gerecht en we hebben er nog 5. John gebruikt de laatste dagen maar een halve en voorziet een uitdaging om onze gerechten lekker te krijgen zonder ui. We hopen op de winkeltjes die morgen open zijn. De volgende ochtend 7 uur, amper tijd voor ons ontbijt, staan we alweer in een rij. Het gaat hier veel kalmer aan toe en staan we tussen de bewoners rustig op onze beurt te wachten. Drie loketten zijn geopend. Aan de kruidenier geef je door wat je wilt hebben en hij pakt het voor je. Dat wordt nog wat als we boodschappen gaan doen en in het Frans naar de verschillende producten moeten vragen. Gelukkig hangt er een lijstje met daarop de producten die vers geleverd worden. We willen maar 1 ding; uien. “Quatre kilo de oignons,” vraag ik. De twee uien die teveel aan gewicht zijn, neem ik er ook bij. Kunnen we voorlopig vooruit, denk ik dan maar. “Geen probleem, 5 of 10 kilo mag ook” zegt de winkelier. “Cést tout?” Ik neem voor de zekerheid ook maar een netje knoflook mee. Je weet maar nooit.
PS: de foto’s zijn in klein formaat. Groter lukte niet i.v.m. traag internet.
“Als plan A niet lukt dan telt het alfabet nog 25 andere letters.”
-Claire Cook-
Wat een rijkdom.Ik kan me voorstellen dat al jullie avonturen en belevenissen niet meer in je hoofd passen.
Groet
Leon