Et vous madamme?
Prrrt. Prrrt. Mohammed ligt te slapen in zijn huis in Sale. Het is nog donker. Hij draait zich om in bed. Prrrt, Prrrt. Het duurt even voordat het geluid in zijn onderbewustzijn doorklinkt. Dan realiseert hij zich dat het geluid zijn mobiele telefoon is. Slaapdronken pakt hij zijn telefoon. “Âllo?” “La bes,” hoort hij een opgewekte stem aan de andere kant van de lijn zeggen. Hij herkent de stem niet direct maar gaandeweg begrijpt hij dat hij de eigenaar van het kleine reisbureautje aan de lijn heeft. “Goedemorgen Mohammed. Ik heb een opdracht voor je. Kun jij 8 dagen lang een groep Nederlanders rondrijden in Marokko? De koningssteden en het Altasgebergte, je kent het wel. De gebruikelijke route.” “Eh, ja wanneer?” “Vandaag.” “Vandaag?” “Ja en wel direct. Om 8 uur vertrekken.” Mohammed kijkt op zijn telefoon. 8 uur? Het is nu half 8! Hoe ga ik dat doen?.. “En? Doe je het?” De bus staat er al… onderweg even de sleutel ophalen en dan kun je gaan. Mohammed frist zich een beetje op. Hij schiet zo snel mogelijk in zijn netste kleding, grist zijn papieren en telefoon mee en gaat naar de Marina. Als hij bij Marina Bouregreg komt ziet hij in de verte een groep van 8 mensen staan met hun koffers. En hij staat aan deze kant achter het hek . “Goedemorgen. Ik kom een groep zeilers ophalen om ze rond te rijden door Marokko.” “Wie bent u? Naam?” vraagt de bewaker van de Marina. Mohammed is niet aangemeld en komt het marina terrein niet op. Na even heen en weer bellen mag hij toch naar binnen. “Half 9. Een half uur te laat. Dat valt nog mee. Ik loop eerst naar ze toe om kennis te maken en dan neem ik het busje wel mee.” Mohammed helpt met spullen inladen. De groep stapt in. 4 mannen en 4 vrouwen… Eh waar gaat iedereen zitten? “Et vous madamme?”zegt hij tegen blondharige dame. Er is nog 1 plek voorin en er staan 2 dames. De blondine wijst naar het zitje in het midden tussen de 2 stoelen. “Wil ze daar zitten? Nu vooruit er zit niets anders op,”denkt hij. Mohammed pakt zijn spullen van de zitting af. Als iedereen zit, gaat het gezelschap op weg. Dat wordt wel lastig. Vrij bewegen zonder die madam naast me aan te raken is een hele opgave.
De reis voert hen langs de Marokkaanse kust, droge woestijn gronden naar Marakesh. Mohammed nadert de stad snel. In de verte, ruim voordat de contouren van Marakesh zichtbaar zijn, is de Koutoubia Moskee al te zien. Vroeg in de middag komen ze in de stad aan. “Wat?! Ze willen alleen rondgereden worden, werd er gezegd. Nu willen ze ook dat ik een hotel regel en ook nog in het centrum. Een riad? Tuurlijk. Avec plaisir,” verzucht Mohammed. “ Wacht ik bel wel iemand. La bes darik. Mani heela riad….” In het centrum van Marakesh parkeert Mohammed het busje dubbel, midden op straat in het bedrijvige centrum. Het is een drukte van jewelste. Fietsers, voetgangers, ezeltjes, brommers auto’s, koetsjes komen aan weerzijden van het busje voorbij. Mohammed stapt uit en loopt een straatje in. Hij komt met een man voorbij en gaat samen met hem naar een jonge knul. Uiteindelijk komt hij terug bij het busje. “Loop maar met hem mee dan kunnen jullie kijken.” Een aantal stapt uit en loopt mee. De helft blijft in het bloedhete busje zitten. De jongen loopt naar een straat waar het een drukte van belang is. Het straatbeeld wordt bepaald door winkeltjes waar hun waar buiten op straat uitgestald staat. Door vele toeristen. Door bedelaars, door gezinnen uit Syrië met kleine kindjes op schoot, in de hoop dat iemand zijn hart laat spreken. De jongen stopt bij een smalle ingang. “Hier naar binnen,”duidt hij. De groep aarzelt maar drentelt achter hem aan. De smalle ingang eindigt in een rijkelijk betegelde patio. Zichtbaar is de groep onder de indruk. Dit is een oase van rust. Een klein paleisje. Kamers worden bekeken en al snel is het een gedane zaak. Hier zullen ze overnachten. “Shokran,”denkt Mohammed. Hij stelt voor dat hij alleen terugloopt naar de bus. “La police. N’est pas de arrête, ”zegt hij. Hij haalt de rest van groep en de tassen. De gasten worden verwelkomd met Whisky Berber dat met een hoge straal rijkelijk de theepot uit komt.
John en ik lopen op het Djemaa el Fna. Het grote plein van Marakesh. Het plein is met niets te vergelijken. Er is zoveel te zien. Er lopen kleurrijk uitgedoste waterverkopers die speciaal poseren voor een foto om geld verdienen. Acrobaten springen dwars door het straatbeeld heen. Voordat we het weten, heeft John een slang om zijn nek èn een man die achter hem aanloopt en roept: “Foto. Foto.”Ik moet daar niks van hebben. De man weet niet hoe snel hij zijn geldmijntje van Johns schouder moet halen als hij merkt dat John er gewoon mee van door gaat. Grote kringen Marokkaanse mannen verzamelen zich om verhalenvertellers die theatraal hun verhaal doen. Van alle kanten klinkt muziek op trom, fluit en gitaar. Het maakt niet uit. Ze verdienen hun geld door een foto van ze te nemen. Stiekem fotograferen is er niet bij. Zodra ik maar een beweging naar mijn camera maak, staat er iemand bij me met opgehouden hand. Tandartsen zitten met een uitstalling vol met kiezen en tanden voor zich op straat. Aapjes kun je op je schouder laten zetten. Kinderen boksen tegen elkaar. Opgejut door volwassen mannen die ook hier in een kring erom heen staan. Anderen proberen een ring om een fles te krijgen in de hoop de hoofdprijs te bemachtigen. We lopen verder in de richting van de Medina. De Medina, het oude stadscentrum, is groot. Een doolhof van smalle straatjes. De mensen geven letterlijk kleur aan dit land. Na de eentonige kleurschakeringen onderweg, zijn hier producten in de meest uiteenlopende kleuren te verkrijgen. Gekleurd met natuurlijke stoffen zoals peper,oker en indigo. Tassen, schoenen, kruiden, hoofddoekjes, kleding, schaaltjes. Noem een voorwerp en ze hebben het hier. De geur die er hangt is een mengeling van etenswaar en kruiden. Er verdwalen kan zomaar. We houden rechts aan zodat we na 4 keer rechts ongeveer op dezelfde plek uit zullen komen. Het stratenplan van de middeleeuwse stad verloopt niet volgens onze uitgedachte strategie en is grillig. Uiteindelijk komen we aan een zijkant eruit. Deze plek is minder toeristisch. We gaan ergens zitten om te observeren. Een koopman verkoopt lange jurken. We kunnen helaas niet verstaan wat hij verkondigt. Zijn verkoperstruc werkt wel. Talloze vrouwen blijven staan, voelen aan de stof, trekken het aan, kiezen een kleur en lopen er met 2 of 3 weg. Jong en oud is geïnteresseerd. Zelfs mannen lopen met een aantal kleuren weg.
Als we daarna nogmaals op het plein komen, is deze gehuld in het donker. Talloze eetstalletjes die allemaal hetzelfde verkopen, zijn opengegaan. Avond aan avond bouwen ze hun restaurantje op. Spreken de voorbijgangers aan, in de hoop dat we blijven en komen eten. “May be later? Promiss?” roepen ze ons na. “Remember our number. Number 5!” Overal werkt het hetzelfde. De een wat aanhoudender dan de ander. Het is een kakofonie aan geluiden. Als ik even niet oplet, heeft een vrouw mijn hand te pakken en wil beginnen aan een henneptekening. Ik schrik zo erg van haar pen dat ik subiet mijn hand terugtrek. “May be tomorrow,”vraagt ze verwachtingsvol. Terug in de Riad is het aangenaam stil en verwerken we alle indrukken.
Pan pan panne
Vandaag voert de reis, na het ontbijt te hebben gedeeld met kakkerlakken, van Marakesh naar Ouarzazate. Mohammed heeft goed geslapen en staat om 8 uur klaar. Het wordt een lange indrukwekkende reisdag. Het gezelschap gaat dwars door het High-Atlas gebergte via de Tizi n’Tichkapas. Die brengt hen op een hoogte van 2269m. De weg volgt als een zorgvuldig gedrapeerde zwarte slinger de grillige vormen van de bergen. Het uitzicht verandert steeds van kleur afhankelijk van het soort gesteente. De kleuren van de huizen veranderen net zo snel mee en gaan naadloos op in de omgeving.
Mohammed hoort bij het afdalen een rammeltje. “Oei,” denkt hij. “Er is toch niks met de auto?” Hij draait verwoed aan de aircoknop. Alsof dat het probleem zou zijn. De madam naast hem is hoorbaar ongerust. “Cest une problème. Si eh.. oui une problème? ” Mohammed lacht. “Si signorita,” zegt hij. De auto heeft geen power meer. Mohammed zet de auto aan de kant en doet de motor uit. De motorkap gaat open. Alle mannen staan met hun hoofd onder de motorkap. Hun handen jeuken om de motor weer aan de praat te krijgen. Er wordt over gereedschap gepraat. Mohammed heeft helemaal niets bij zich. Nog geen schroevendraaier. Wel een EHBOtrommel voor als het mis gaat. De mannen, echte doe-het-zeilers, verbijten zich. “Hoe kun je weggaan zonder reserve onderdelen of gereedschap?” vragen ze zich af denkend aan al het materiaal op hun boot in Rabat. Er is van alles stuk omdat een eerder probleem provisorisch is opgelost. Terwijl de mannen blijven kijken onder de motorkap, laat Mohammed zich niet van de wijs brengen. Hij lost het op zijn manier op. Mohammed houdt een medechauffeur aan. De behulpzame man kijkt eerst onder de motorkap. Daarna willen ze met zijn tweetjes het busje aanduwen. Dit geeft weinig soelaas. Vervolgens wordt er een steen tegen een wiel gelegd om de kans op wegrollen tegen te gaan. Aan de verkeerde kant! Mohammed pleegt een telefoontje en nog een en nog een. Soms steekt hij zijn hand omhoog naar voorbij rijdende lege busjes. Mohammed heeft dubbel pech; het is vrijdag en alles is dicht. Een monteur vandaag laten komen lukt gewoonweg niet. “Het is niet mijn dag. Inshalah,” denkt Mohammed. Hij meldt aan de groep dat het 1 uur gaat duren. Er zit niets anders op dan te wachten op vervangend vervoer. Het schaars aanwezige eten wordt met elkaar gedeeld. In verste verte is geen restaurantje te vinden. Af en toe is er vermaak als een bus met hoge snelheid door een plas water rijdt. Een nietsvermoedende reiziger zet net op tijd een flinke stap achteruit om de golf opspattend water te vermijden. “Inshalah” roept Mohammed nogmaals als er inmiddels 2 uur verstreken zijn. Een vervangend busje komt uiteindelijk na 3, 5 uur. De reis wordt voorgezet niet naar Ouarzazat maar naar Aït Benhaddou om te overnachten. Mohammed reist terug naar het busje en wacht daar totdat het opgehaald wordt.
Shokran
De tegenslag van gistermiddag is voor ons een cadeautje. Aït Benhaddou is een kasbah, een uit de kluitgewassen zandkasteel,dat door UNESCO beschermd wordt. Vele films zijn hier opgenomen. John en ik lopen ’s morgens net na zonsopgang met de anderen naar de kasbah. Met zacht strijklicht schildert de zon langzaam kleuren op de van stro en leemgemaakte huizen. Al gauw heeft John aanspraak. Een voor dat moment trouwe viervoeter loopt met hem mee. Stopt waar John stopt. Kijkt waar John kijkt. We lopen door smalle onbestrate straatjes. Enkele huisjes worden nog bewoond. Vele zijn ingericht als souvenirswinkeltjes met verkopers die erg hun best doen om hun waar te verkopen. Pas als we de rivier oversteken houdt de hond het voorgezien. Langs de waterkant lopen we om het stadje heen. Aan de rivieroever vinden we dadels-, vijgen-, en granaatappelbomen. De dadels zijn rijp en kunnen met een stok uit de boom geslagen worden. Heerlijk zo’n verse sappige zachte zoete dadel. De tijd heeft hier letterlijk stil gestaan. Met de hand wordt groenvoer door vrouwen verzameld en op de rug vervoerd. Dijkjes in het drainagesysteem worden doorgestoken of juist dichtgemaakt om tuingrond te bevochtigen. De vijand van dit unieke stadje is hevige regenval. Verschillende huizen zijn weggespoeld of ingestort. Ze worden weer opgenomen door de natuur. Een paar jaar later zou er geen spoor van menselijk handelen meer van over zijn.
“Shokran,” denkt Mohammed. De groep is opgetogen van het bezoek aan Aït. Ze kunnen verder maar nog niet in hun eigen busje. “Ja, die wordt gemaakt. Straks als we in Ouarzazat zijn, ruilen we de busjes om,”zegt hij opgewekt. “ Wat moet ik met ze beginnen. Het busje is nog lang niet klaar. Weet je wat ik zet ze eerst af bij een volgende kasbah en smeer ze een tour aan dan heb ik nog wat tijd. Die gids brengt ze langs allerlei bevriende tapijtwinkels, Marokkaanse apothekers of waar berber whiskey wordt geschonken. Na dat bezoek gaan we naar de garage om het busje op te pikken,”denkt hij in zichzelf.De groep wordt afgezet bij de kasbah Taorit . Het is een indrukwekkend groot pand. Ook hier heeft hevige regen zijn tol geëist van het gebouw. Veel is weggespoeld en helaas is er maar een klein maar prachtig gedeelte van over. De handelsweg uit Tombouctou loopt hier langs. Die kan vanuit de kasbah goed in de gaten gehouden worden door getraliede ramen die bedoeld zijn to-see-without-been-seen. Dit geld vooral voor de vrouwen. En daar waren er vele van; 4 en dan ook nog 5 concubines.
“Oei, ze zijn alweer terug. Die Nederlanders altijd. Niet geïnteresseerd in koopjes. Toch maar even naar de garage. Inshalah is de auto klaar,”denkt Mohammed.Als ze bij de garage aankomen zien ze 2 mannen voorovergebogen onder de motorkap kijken. Hun armen van boven tot onder de smeerolie. De klus is nog niet geklaard. Dan maar eerst lunchen. Mohammed blijft lachen. Het komt goed. En inderdaad na de lunch staat hun vertrouwde busje klaar. Mohammed laat de onderdelen zien die vervangen zijn. Hij neemt deze mee als bewijsstuk. Weer even wennen aan het kleinere busje, gaan ze goed gemutst op weg. Mohammed wijst ze op Vallee des Roses. De vallei van de rozen. Langs de kant van de weg kleurt het straatbeeld zachtroze door alle producten die ze van rozenblaadjes maken. Mohammed zelf is ook trots op zijn spuitbus rozenwater. Ieder dag spuit hij het goedje in het busje zodat het fris en rozig ruikt. Hij is daarbij zeer genereus. Hij spuit ook alle personen in als hij de kans krijgt. De vallei is een verademing naast de dorre droge imposante bergen. Het zijn pareltjes, oases, die palmerias in de woestijn.
‘s Avonds willen we iets anders eten dan de Marokkaanse keuken. Naast het hotel zit een pizzeria. We kennen Marokko nu een klein beetje. Het is raadzaam om vooraf aan te geven dat een groep wil komen eten als je ook daadwerkelijk eten wilt krijgen. Hans (IkiNOO) en ik lopen naar de pizzeria. In gebrekkig Frans vraag ik of er vanavond pizza’s te krijgen zijn. “Quelle que pizza’s de manger ce soir?” De man laat de menu kaart zien. Er staan zo’n 10 tal pizza’s op. Okee, een kaart is er al en nu nog zorgen dat ze er vanavond zijn. “C`est possible ce soir?” Volmondig zegt de man oui. We spreken een tijd af. Geen probleem. “N’est pas une problème.” Als we later met zijn allen met een drankje heerlijk buiten op het terras zitten, vertelt de eigenaar doodleuk dat hij geen pizza’s heeft. “Pizza’s? We hebben helemaal geen pizza’s. De bakker is al naar huis.” En ook de broodjes lukt niet want de ja de bakker is al naar huis. Na wat gesteggel kunnen we toch pizza’s bestellen. Klant is koning. Zeker in hier Marokko. Een half uur later horen we een brommer brommen. “Het zal toch niet waar zijn. We zullen toch geen pizza uit een doos krijgen?” Afijn. Niet veel later zitten we uitgebreid te tafelen met een pizzadoos voor onze neus!
Gendarme
Verlekkerd kijken ze op de kaart met toeristische attracties in deze omgeving. Vandaag wordt de mooie dag, een extra mooie dag, zo niet de mooiste dag van de reis. Het reisplan wordt aangepast. Mohammed neemt een D-tour richting Merzouga om de prachtige zandduinen van Erg Chebbi te bewonderen. Zonder risico is dat niet. Dat blijkt later. Merzouga ligt vlak bij de grens met Algerije en heeft een negatief reisadvies. Allerlei opties worden genoemd;slapen in een nomaden tent, reizen op een kameel. Ze gaan allereerst maar eens op weg. “Brommer. Brommer. Ik hoor steeds dat ze brommer zeggen. Wat bedoelen ze daar toch mee?” denkt Mohammed. “Ik vraag het gewoon! Brommer?”roept hij hardop. De Franssprekende dame wijst. “O, ze bedoelen een alddiraja. Ha ha, brommer.” Mohammed lacht smakelijk als hij een alddiraja ziet en brommer zegt.
Onderweg wordt de groep getrakteerd op de mooiste vergezichten en verassingen in de vijandelijke ruwe omgeving. De frisgroene en vruchtbare palmerias van de Vallée de Dade vormen een schril contrast tussen de rotsachtige natuur. Net een levend schilderij. Gorges de Todhra lijkt ontstaan doordat een groot mes de bergketen heeft in tweeën gekliefd. Steile hoge bergwanden aan weerszijde en een klein smal stroompje dat er vredig tussen door stroomt. Na een Marokkaanse lunch waarbij de schaarse voorraad voor 2 verdeeld wordt onder zo-hou ik mijn-klanten-tevreden 8 personen, rijden ze verder. Mohammed schrikt. “Gendarme!” roept hij hardop. In de verte staan mannen in een strak uniform.De groep is meteen wakker. Nu gaat het gebeuren. De verhalen van andere reizigers die pas weer doormogen nadat ze steekpenningen hebben betaald, wordt nu voor hen realiteit. Zonnebrillen gaan af. Iedereen zit rechtop en is stil in afwachting wat er gaat gebeuren. “Gordels! Heeft iedereen een gordel om?”roept Mohammed zenuwachtig. “Meestal mag ik doorrijden. Hopelijk nu ook. Nee! Nu niet. Kalm blijven. Beleefd blijven. Onderdanig blijven, dan komt het goed.” Mohammed laat allerhande papieren zien. Zijn identiteitsbewijs, rijbewijs,de reisroute. “Avec plaisir . Bien sure.”Dan vestigt de gendarme zijn aandacht terloops op de reizigers in de bus. “Where are you from?” “The Netherlands.” “All of you? “Yes.” “And where are you going?”vraagt de gendarme kijkend in het busje. “Merzouga,” klinkt het enthousiast. Het lijkt allemaal in orde. Opgelucht en ongemakkelijke start Mohammed de auto. “Hoe ga ik dit uitleggen. De gendarme heeft mij verboden naar Merzouga te gaan. Het staat niet in het omschreven reisplan. Weet je wat ik doe. Ik zeg niks. De kans is groot dat ik geen gendarme meer tegenkom. En anders neem ik stiekem een andere afslag. Dan weten ze van niks en komen ze er te laat achter,” peinst Mohammed.“Hee, Merzouga est a droîte roept de Franssprekende dame verbaasd. “Gaan we niet naar Merzouga. Waar gaan we nu heen?”zegt ze in keurig Frans. Mohammed ontwijkt de vraag en rijdt door. De dame spreekt een aardige woordje Frans en houdt vol. “Ik kan niet, ik mag niet naar Merzouga,”zegt Mohammed bedremmeld. “Pourqois?” vraagt ze. Schoorvoetend geeft Mohammed toe. “Het mag niet. De gendarme heeft het verboden. Als jullie wel willen dan rij ik terug”, zegt hij. “Welke gevolgen heeft dat voor jou voor ons als we weer aangehouden worden?” vraagt ze. Mohammed is onduidelijk en is niet zeker van zijn zaak. De groep wil hem niet in moeilijkheden brengen en rijden maar door. De stemming is wat gedaald. De groep is teleurgesteld. Na een behoorlijke tijd rijden staat Merzouga ineens weer op de borden. “Huh?”Mohammed heeft wat omgereden en is toch naar Merzouga gegaan en omzeild daarmee de gendarme. De groep is verbouwereerd. “Hoe is het mogelijk? Is dit de Marokkaanse vriendelijkheid;Klant is koning en die mag je niet teleurstellen.” Zonder hen te informeren rijden ze heimelijk toch die kant op. Opgewonden kijkt iedereen er naar uit om die omstreden duinen te bewonderen. Het is druk op straat. Overdag zijn er maar weinig mensen te zien. Nu tegen de avondschemering lijkt iedereen uit zijn huis of thuis te komen. Brommers, zwaar beladen ezeltjes, handkarren, busjes worden gebruikt om van alles in te vervoeren. Vrouwen zijn hier zwartgesluierd en alleen hun ogen zijn onbedekt. Het andere Marokko. Als het donker is, is het ook echt donker. Ze rijden op een weg wat aan elkaar geregen wordt door een sliert rode en witte autolichten. Mohammed is aan het bellen. Zijn telefoon is zijn pratende Tom Tom. Het wordt een hotel. De Berbernomaden zullen het zonder de Nederlandse reizigers in hun tent, moeten doen. Mohammed belt weer en tijdens het gesprek kijkt hij geïrriteerd om. “Dat was de afslag dus,” foetert hij in zich zelf. Even later komt een jeep voor hem rijden. Deze brengt hen bij het kasbah ressort. Onderhandelen over de prijs kunnen ze nu wel vergeten. Het is laat. Er zijn geen andere opties en bovenal hebben ze geen zin meer om verder te zoeken gaan. De achtertuin van her ressort bestaat uit duinen, enorme zandduinen. Zover ze kijken kunnen.
Na de lange zit is dit ressort een welkome verrassing. Wat een land van bijzondere landschappen. Ik kan niet wachten tot het morgen is om dit bij daglicht te aanschouwen. John loopt direct de eerste de beste duin op. Daar staat een bistrosetje. John wil genieten van het uitzicht en de stralende sterren in de donkere nacht. Hij zit nog niet of de achterpoten van het stoeltje zakken weg in het zand. John maakt noodgedwongen een koprol achterover en belandt onderaan in het zand. Het eten hier is heerlijk. Wat een heerlijke culinaire hoogstandjes die tajines. Gestoofd op een houtskoolvuurtje in een aardewerken schaal. De ober vraagt aan John of hij morgenochtend met een kameel naar de duinen gaat. “Nee natuurlijk niet. I’m going with my girlfriend, zegt hij lachend.” Al om 6 uur gaat de wekker. We gaan op pad om de zonsopgang in de woestijn te aanschouwen. De route is simpel: Volg de lucht van de kamelen en je komt er na 30 minuten van zelf. Dit is te makkelijk. Het kamelenpad is breed en velen zijn ons al voor gegaan. Een eigen pad creëren is natuurlijk veel avontuurlijker. Midden in de grote zandbak zoeken wij onze weg met MapsMe naar de Erg Chebbi-duin. We nemen de kortste route lees, hemelsbreed op de plattegrond de kortste route. We lopen over hoge zandduinen in plaats van er om heen en een prachtig spoor achterlatend in maagdelijk zand. Ik onderdruk de drang om ik heb een tante in Marokko te gaan zingen. Uiteindelijk belanden we op dezelfde duin als we gewoon het kamelenspoor hadden gevolgd. Vanaf hier kijken we naar de zon die haar dagelijkse ritueel ten volle brengt. De kleur van het zand verandert in hoog tempo met het rijzen van de zon. Na het ontbijt loop ik nog eens terug om dit grootse landschap voor altijd in me op te nemen.
Pomdarme
Mohammed stopt bij kamelen die langs de weg staan. Iedereen wil een foto van deze woestijnschepen. Terug in de auto snift de madamme naast hem. “It’s the smell of de camels,”zegt ze “Ja, ja,”denkt Mohammmed. Hij snapt zelf ook wel dat hij niet zo fris meer ruikt na dagen dezelfde kleding aan te hebben. Hij lacht. Hij pakt vervolgens het spuitbusje rozenwater en spuit zichzelf en iedereen die niet wil in. Hij heeft een dikke trui aan. “Of ik het niet warm heb vragen ze.”Pff, très chaud!” roept Mohammed uit. Hij veronderschuldigt zich dat hij door tijdgebrek geen schone kleren heeft meegenomen. “Bij de eerste beste gelegenheid koop ik wat anders,” denkt Mohammed. Bij een souvenirwinkeltje tevens restaurant koopt hij een blauw Sahara pak en trekt het de komende dagen niet meer uit.
Het restaurant heeft een uitzicht op de kloof met een rivier van palmen. Langs de kant van de weg worden overal verse dadels verkocht aan takken of keurig gerangschikt in doosjes.. “Gendarme!”roept hij. Hij schrikt. Mohammed is echt onder de indruk of zelfs angstig voor de gendarme Iedereen zit weer netjes, gordels zijn om en zonnebrillen zijn af. “O, nee, shokran, het zijn verkopers van de appels,” zegt hij opgelucht. “Ah, het is de pommedarme,” roept de Franssprekende dame. Bij een stad en n`est pas de plague maken ze een d-tour. Mohammed legt uit: “Om de gendarme te omzeilen want we horen hier vandaag al lang niet meer te rijden volgens het reisplan.” Mohammed schrikt als hij ziet dat de weg weg is en hij nog verder om moet rijden. Het gezelschap krijgt een indruk hoe het leven in een palmeria van dichtbij eruit ziet. Hij weet echt de weg niet meer. “A droîte”, zeggen de twee dames naast hem. “Ja, ja a droîte. Ik vraag het wel even. Labes,” roept hij naar een willekeurige voorbijganger. “Kun je mij zeggen waar ik heen moet. Aha naar rechts. Shokran.” De twee dames naast hem zijn in hun nopjes. “Zeggen ze nou echt dat ze dat aan de stand van la soleil kunnen zien waar we heen moeten. Het moet niet gekker worden. Zeilers zeker.” Even later weet hij weer de weg niet. Midden op straat staan een drietal mannen om een auto met pech. De behulpzame mannen wijzen alle drie dezelfde kant op naar Middelt.
N’est pas de plague
“Waar moet ik heen? N’est pas de plague!” Gek wordt hij ervan. Geen borden die Mohammed de weg kunnen wijzen. Reed hij maar in Rabat daar wordt alles aangegeven. “Bij welke Bab,toegangspoort, vind ik de Riad waar ik mijn gasten laat.” Mohammed rijdt inmiddels in Fes. Hier zijn de overzichtelijke wegen langs de Anti –Atlas en hun aapjes veranderd in hectische straten vol met een bonte verzameling verkeersdeelnemers. Mohammed rijdt maar heen en weer. Het lukt hem niet om de juiste afslag te vinden. “N’est pas de plague,” legt hij hopeloos uit. Hij stopt en spreekt weer iemand aan. Hij belt tevens de eigenaar van de de riad om hem de route uit te leggen. Even later geeft Mohammed zijn telefoon aan die voorbijganger. Die krijgt nu uitgelegd waar ze heen moeten en legt het vervolgens aan Mohammed uit. “Shokran.” Hij is er bijna.
Achter een gids lopen John, ik en de anderen aan door de medina van Fes. Wat zal ik zeggen over Fes. Fes is bijzonder. Fes is uniek. Fes is een labyrinth. Fes is trots op zijn historie. Fes is autheniek. Fes is de meest complete middeleeuwse Arabische stad. De mensen wonen hier op een mierenhoop. Iedereen weet precies waar die naar toe moet. Wij, als buitenstaanders hebben geen idee hoe de straten lopen. Door gebrek aan direct daglicht heb ik ook geen oriëntatie. De stad is overdekt met doeken om het zonlicht tegen te gaan. Deze stad laat zien hoe men het leven jaar in jaar uit , eeuw in eeuw uit geleefd heeft. We lopen soms door straatjes van amper 2 meter breed. Groente en fruit staat rijkelijk uitgestald. Paarden, ezels, handkarren worden gebruikt om goederen binnen in de medina te krijgen. Telkens worden mijn neusgaten opnieuw verrast; zoetige, weeïge, kruidige, onbestemde, geuren, geuren van houtbewerking, uit de leerlooierij , uit keukentjes, van paardenvijgen komen allemaal voorbij. Wil je kippenvlees? Kies een levende kip uit, laat het dier wegen op de weegschaal en vervolgens kun je zien hoe die geslacht en geplukt wordt. Verser kan niet. De katten weten precies hoe laat het is. Ze kijken verlekkerd omhoog wetende dat ze elk moment vleesrestanten toegeworpen krijgen. Aan eten geen gebrek. Snoep, lolly’s, allerhande koek, nougat alles is te verkrijgen met of zonder wespen. Zonder dat we het door hebben, staan we in een restaurantje met een proeflepel in onze mond. De heerlijkste tajine gerechten hebben we hier gegeten en worden tegelijkertijd verrast door de olijke kok die zijn gasten met zwaai optilt als je even niet oplet. Tussen alle hectiek van die winkeltjes zijn moskees en universiteiten verstopt. Hun geheimen en stilte blijven verscholen achter hun mooi bewerkte toegangsdeuren. Tenzij ik betaal! Dan nemen ze alleen mijn camera mee en maken foto’s. Ik blijf beduusd op de drempel wachten.
Super Rabat
Vandaag is de laatste dag van de tour. “Gisteren was een bijzondere dag,”mijmert Mohammed. “Eindelijk ben ik in de heiligste moskee van Marokko,Kairaouine, geweest in Idriss.”Mohammed denkt gelukzalig terug. Hij was daar nog niet eerder geweest. Hij wilde de kans om in deze moskee te bidden niet voorbij laten gaan. Met toestemming van de groep is hij gaan bidden. Mohammed herinnert zich ook de stevige woordenwisseling met een gids die de groep door de stad wilde loodsen. “Dat liep goed af, ”zucht hij. Prrrrt prrtt. De telefoon van Mohammed gaat. “Mohammed vandaag is de laatste dag en betaaldag. Zorg je ervoor dat je het geld krijgt?” “Ja, zal ik doen,”zegt Mohammed. Mohammed kijkt er naar uit om zijn stad Rabat te laten zien. “En naar de supermarché. Gekke lui die zeilers. Wie koopt daar nou. Terwijl je alles in de medina van Sale kunt krijgen,”denkt hij. “En we gaan ook naar het visrestaurant van mijn oom.” Mohammed heeft er duidelijk zin in. Hij laat alle mooiste plekjes en uitzichten zien. In hoog tempo werkt Mohammed het programma af; het mausoleum, het paleis van de koning, de ruïnes van Chellah, de beroemde onafgemaakte toren en de Kasbah des Oudaïas (medina) van Rabat. Prrrt prrt. De telefoon gaat. Alweer zijn baas: “Waar ben je en heb je het geld?”
De Kasbah heeft een groot aantrekkingskracht op mij. Zo’n 10 dagen geleden zijn we langs dit sprookjesachtige fort gevaren. Vanaf deze plek heb ik een mooi uitzicht op de rivier Bou Regreg. De strekdammen zijn goed zichtbaar. Ook de zandbank waar de oceaangolven elkaar bijna inhalend over heen rollen. Nu ziet het er rustig uit. “Hoe zal het over 2 dagen zijn? Zou het weer met ons zijn als we vertrekken naar Lanzarote?” vraag ik mezelf af. Ik krijg kriebels in mijn buik als ik denk aan ons vertrek. “Ruim vier dagen zeilen.” Ik zie kleine vissersscheepjes de golven trotseren en veilig binnenkomen. Ik kan me voorstellen dat ooit dit fort prima als verdedigingswerk heeft gefunctioneerd. Zeker in combinatie met die ondieptes.
Na de medina rijden ze naar de boulevard van Sale. Mohammed stopt bij een restaurantje. De entourage is verre van uitnodigend met schreeuwende reclameborden. Hier geen toeristenmenu’s. Gasten krijgen wat de pot schaft; gefrituurde vers gevangen vis van die dag. Prrrt prrt. Waar blijf je? Heb je het geld? Alweer wordt Mohammed gebeld. Mohammed rijdt als laatste naar de supermarché. Hier doen ze allemaal inkopen voor de reis naar de Canarische eilanden. Mohammed begint haast te krijgen. Hij voert de snelheid op richting de marina. Mohammed telt het geld keer op keer opnieuw om er zeker van te zijn dat hij alles heeft gekregen. Als hij ervan overtuigd is, neemt hij afscheid. Mohammed loopt terug naar het busje. Hij overdenkt avec plaisir de reis. Hij schiet in de lach als hij denkt aan zijn spuitbusje, brommer, pomdarme, Mè-è-èknes. “Het was een mooie week,” verzucht hij. “Alleen dat Ik-hier heb ik nooit begrepen. Wat ze daar nou mee bedoelen…..?
“Don’t ever stop exploring!”
Whow wat een verhaal ik was weer even met jullie mee. xxx
Marokko heeft nooit op mijn bucketlist gestaan, maar door jullie verhaal met een verhaal komt deze erop. Bizar !!!
Prachtig, bijzonder en verwonder!!!
Leuk geschreven! Wij hebben de reis opnieuw beleefd 🙂 T&H Blue Dream