RHAPSODY

verliefd op Bali

Ik pik een speciale geur op. Niet continue. Vluchtig. Het dwarrelt, kringelt en lift met de koele lucht vanaf de vulkaan mee over het water. Onzichtbaar en delicaat. Zoet en mystiek. Heel anders dan bij de vorige eilanden. Het is de geur van pas gevallen regen. Dat niet alleen. Er hangt duidelijk iets speciaals in de lucht. Iets verlangends, iets dankbaars, iets rustgevends. Dan herken ik het; wierook. Mijn geurgeheugen is geprikkeld. Onmiddellijk zie ik tempels met brandende wierookstokjes voor me. Ik ben benieuwd hoe het zal zijn als we voet aan wal zetten op Bali. Op de terugvlucht naar de boot heb ik de film verliefd op Bali bekeken. Voor een beetje voorpret. Ik ben tevens gewaarschuwd voor de aanwezige gekte. Een kluwen aan selfies schietende bezoekers. Maar we liggen hier maar mooi met onze eigen boot met een prachtig en onbetaalbaar uitzicht op de 3000m hoge gunung Agung vulkaan.

We roeien naar de kant. Zodra ik mijn voeten in het zwarte zand zet, komen de herinneringen terug. Dertig jaar geleden zagen we voor de allereerste keer zwart zand. Het was een uitgestrekt en breed donker strand. Er was niemand. Geheel verlaten. Verspreid over het gehele strand lagen restanten van aangespoelde offers. Het gaf me een unheimisch gevoel. De sfeer greep me naar de keel. Er hing iets ongrijpbaars in de lucht. Geen idee wat. Lang zijn we toen niet gebleven om de mystiek niet te verstoren. Dit hier bij Amed is een heel andere baai en zeker niet verlaten. De sfeer is ook niet unheimisch. Toch loop ik ook nu met een gemengd gevoel over het strand. We zigzaggen tussen de vele vissersbootjes door. Sommigen strak in de lak. Sommigen met schrale verflagen. Langs luxe resorts en oude fabriekjes door naar de straat op zoek naar een pinautomaat. Oude en nieuwe wereld gaan hier schurend samen.

Bali, het paradijs van Indonesië. De parel van de Smaragd. Honderd jaar geleden al zo gepromoot door de Nederlanders om geld te maken. Sindsdien draait alles om het mooie plaatje. De Hindoeïstische cultuur maakt Bali exotisch en aantrekkelijk. Door de jaren heen hebben ze dat behoorlijk aangedikt. Lang hoef ik me overigens niet af te vragen waar de wierookgeur vandaan komt. Overal ligt het. We struikelen er zelfs over als we niet oppassen waar we onze voeten neerzetten op het strand. Bij de branding liggen kleine offertjes. Op de vissersbootjes. Op straat. Bij de voordeuren. In nisjes. In mini tempeltjes. In grotere tempels. Tussen de bananen op de markt. Op de gekste plekken. Elke dag voeren de Balinezen deze routine uit. Bloemen, rijst, water en zelfs verpakte snoepjes moeten de goden op de vulkanen tevreden stellen. En die cultuur maakt Bali verleidelijk en geeft het zijn charme. Ik heb inmiddels geleerd om te kijken zonder zoeken. De omgeving te nemen zoals die is en daartussen vind ik de pareltjes. Als ik goed kijk, tussen alle neuzen en lippen door, zie ik het oorspronkelijke leven. Vissers boeten hun netten op het strand. Een man grilt een vijftal kippen op een klein vuurtje. Een wierookstokje wordt aangestoken. Zoutfabriekjes die op eeuwenoude wijze hun hoofd boven water proberen te houden. De straten zijn aangekleed met lange versierde bamboestokken. Hanen worden gehouden in gevlochten manden. Zelfs de stijl van de huizen is anders.

En ja. Ook hier zijn duikscholen, massagesalons en tourboekingkantoortjes. En toch is het anders. Door de geur, de offertjes, door de mooie tempeltjes en de mooie mensen. Bij een supermarkt ontmoeten we een een jongeman. Hij spreekt ons aan en hij spreekt ons wel aan. Dus wordt hij onze chauffeur voor de volgende dag.

Het wordt een gezellige dag. Het is even afstemmen wat we willen zien. De tempel van de hemel willen we zeker niet missen. Het is een beroemd plaatje van Bali. Een must have picture. De chauffeur waarschuwt ons voor de drukte. Na een waterreiniging bij de poort komen we op het tempelplein. We hebben nummer 85. Heel belangrijk. Dit is namelijk je ticket om op de foto te mogen bij de hemelpoort. Wij zijn dus de 85e in de rij. We zien ze zitten, in hun eigen wereld, wachtend en kijkend op hun telefoon tot ze verkleed en wel aan de beurt zijn. Wij lopen rond. Kijken en zien hoe mooi de vulkaan de achtergrond siert met de tempeldaken ervoor. We zien hoe prachtig de tempel ontworpen en versierd is met mythische figuren. Ik zie een oude priester die helaas wegduikt als ik naar hem toeloop. Met lede ogen bekijkt hij waarschijnlijk het dagelijkse tafereel. Ons nummer is na 45minuten nog lang niet aan de beurt. We willen ook niet. Het resultaat is nep. Een voordeel is wel dat de poorten van de tempel tussen de fotoshoots door, leeg zijn. Gauw neem ik een aantal foto’s. We proberen ook nog wat selfies te maken maar we moeten nog flink oefenen om dat instagramable waardig te maken.

We rijden door prachtig landschap vol rijstvelden op weg naar een authentiek dorp. Dit is een beetje teleurstellend. De man die ons rondleidt is niet erg enthousiast. Hij wil ons goedkope Chinese doeken, de knollen, voor citroenen, de mooi geweven sarongs, verkopen. Het dorp zelf was wel de bezichtiging waard.

We stellen voor om te lunchen in een warung met echt Balinees eten. “Gegrild varken?”stelt onze chauffeur voor. Klinkt lekker. Hij weet een goed adres. Bij aankomst is het zeker geen westers tentje.

Een kleine vitrine laat zien wat we gaan eten vandaag. Sambal, rijst, iets groens, een stoofvlees gerechtje, kroepoek vellen en uitgebakken spek. Bij gegrild varken had ik toch een iets andere voorstelling. Binnen staan een paar simpele tafels. Vol met Balinezen die met smaak alles naar binnen werken. Alle gerechtjes uit de vitrine komen op ons bord te liggen. De sambal heeft de dame wijselijk naast de rijst gelegd in plaats van er bovenop. De smaken zijn voortreffelijk. Alleen wat we eten is wat dubieus. Ik zet mijn tanden in de kroepoek. “Wat is dit?” vraag ik aan onze chauffeur terwijl ik verder kauw op iets wat in de verste verten niet naar kroepoek smaakt. Het zijn stukken knapperig krokant vel van het varken. Lekker? Nou, het is behoorlijk omschakelen. Stukjes vlees is vooral stevige stukjes dril vet. Maar de kleine ribbetjes zijn erg lekker. Oké, oké, we wilden origineel Balinees eten en dat hebben we gekregen. De chauffeur smult! “Lekker hè,” zegt hij tussen twee happen door.

Rhapsody dobbert aan de noordoostkant van Bali bij het plaatsje Amed. Aan de voet van de enorme vulkaan Gunung Agung. De koningsvulkaan en de heiligste van al. Die vulkaan is elk moment van de dag anders. Ons uitzicht is een steeds veranderend schilderij. Ik krijg er geen genoeg van. Waar we ons ook bevinden.

De vulkaan kleurt regelmatig onze achtergrond op spectaculaire wijze in. Scherp afstekend tegen de heldere lucht. Dan weer mystiek gesluierd. Bali heeft er overigens verschillende op een rij. Wanneer we een baai verderop liggen, in Lovinia, zijn we aan de andere kant van de vulkaan Batur gekomen. Hier vormen wolken zich razend snel boven de vulkaan en klonteren samen met de warme zeelucht. Dat botert niet. Dus je kunt er donder opzeggen dat het op een ruzie uitloopt. Dagelijks dondert het aan het eind van de middag flink. De vonken vliegen ervan af. We moeten af en toe uitkijken dat we niet geraakt worden.

Wanneer we een volgende tour maken, gaan we dan ook vroeg op pad. We doen de bergactiviteiten in de ochtend om niet in een verkeerde bui van de wolken terecht te komen. Ook nu maken we bewuste keuzes uit iconische tempels en minder bezochte plekken. De tocht is verrassend mooi. We rijden over kleine slingerende wegen met weidse uitzichten over rijstvelden of nauwe straatjes in een dorp. We zien een met bloemen versierd huis voor een bruiloft of een wagen bedolven onder bloemenpracht voor een crematieritueel. De eerste tempel is betoverend mooi en goed onderhouden. Een trekpleister voor vele Indonesiërs.

Maar de tempel in vervallen staat, spreekt me meer aan. Het is de plek. Midden in de natuur. Geen winkeltjes. Geen restaurantjes. Niets. Alleen een meer met vissers die vanaf bamboetorens op vis schieten met groene heuvels als achtergrond. Een manier van vissen die we nog niet eerder gezien hebben.

James Bond, onze chauffeur, moet wennen dat hij geen foto’s van ons hoeft maken. Hij doet het lekker toch. En eerlijk. De resultaten zijn leuk.

Het lijkt een droge dag te blijven maar bij de laatste boeddhistisch tempel komt het met bakken uit de hemel. De plaatjes zijn er niet minder om. En water sprenkelen over Boeddhabeelden brengt geluk.

Lovinia is bekend om zijn vele dolfijnen. De mannen met hun gelikte boten schudden lachend hun hoofd. Bij ons maken ze geen kans. “Jullie hebben al veel dolfijnen gezien,” beantwoorden ze zelf hun vraag of we mee willen. Elke ochtend vertrekken er tientallen knallende boten op zoek naar de dieren. De horizon is een lange witte streep aan bootjes. Toch is het een heerlijk plaats. Lekker relaxed. Zitkussens in het zand. Kerstlichtjes in de bomen. Lekkere beat van muziek. Zwoele avonden. Prima vakantie stekkie. En ook hier kun je tussen de vakantiepret het Balinese leven zien. Ik ben alleen. John is op de boot gebleven. Ik banjer wat rond wanneer ik klankschalen hoor. Ik loop richting het geluid. Aan het water zit een groepje muzikanten. Trommelaars op bamboe en tingelaars op klankschalen. Een grote groep mensen zit op de grond. Mannen,vrouwen en kinderen gehuld traditionele sarongs. Allen in uiteenlopende kleuren en patronen. Mannen dragen een de voor Indonesië kenmerkende gevouwen band om hun hoofd. De priesters zijn in het wit. Overal om heen staan offers. Het is een uitstrooiingsritueel. De as van de overledene wordt aan het water toevertrouwd. Verschillende vrouwen waden in het water en laten de offers los.

Na afloop vertrekt de groep per scooter. Voor even is het plein gevuld met mooi aangeklede mensen. Voor even is het plein zoals het ooit was. Voor even is het plein zoals ik me het straatbeeld van 30 jaar geleden kan herinneren. Voor even zie de conimex-reclame waarmee ik opgegroeid ben voor me. Voor even heb ik gevonden wat niet kon worden gezocht. Om daarna met de scooters mee, te verdwijnen in de realiteit van nu.

De realiteit van nu zien we in een baai verderop. Het water waar we door heen varen is ronduit smerig. Slijmerige slingers zwieren kronkelend door het water en hopen met stukjes plastic op. We zijn niet zo gek ver van Java vandaan. “Zou het daar vandaan komen?” vraag ik me af. De baai waar we uiteindelijk liggen is niet zo groot. Aan beide zijdes zijn vissersboten afgemeerd. We vinden een plek je in het midden. We roeien naar de kant. Slierten viezigheid wijkt uiteen bij elke peddelstreek. Bij het resort zijn dames bezig het aangespoelde plastic op te ruimen. Als we terugkomen na onze wandeling, zitten onze benen onder zwarte spikkels. Even denken we nog dat het zwart zand is dat aan onze benen vastgeplakt zit. Als we het afspoelen, worden de stippen vegen. Het zijn kleine, zo groot als piepschuim, balletjes olie. Het water ligt er mee vol.

“Hello” hoor ik terwijl er zachtjes op de romp geklopt wordt. Het is vroeg in de ochtend. “Kunnen jullie de boot verplaatsen?” soebat een man naast Rhapsody. Hij wijst naar de plek. “Ze willen vissen,” verklaart hij vleiend zijn vraag. Hij wijst nu naar de andere kant. Ik volg zijn hand. In het water staan een aantal mannen met een visnet. Ze staan klaar om hun net uit te gooien. Alleen wij liggen behoorlijk in de weg. “Oké, dat is prima.” We wilden in deze drek toch al niet veel langer blijven. “Dank je, dank je.” De man die aan onze boot hangt is zo overdreven onderdanig terwijl wij overduidelijk het obstakel zijn. Zonder te treuzelen, starten we de motor en halen we het anker op. Ik ga bijna over mijn nek bij het idee dat ze vis zullen eten met die smerige olie erop. Om maar niet te denken aan wat de vissen binnen hebben gekregen. Wat ze hier vangen zijn de kleine visjes die ze te drogen leggen. Ik neem het besluit om geen vis meer in Indonesië te eten. Een traan in mijn ooghoek loopt over de rand. Dat we als mensheid zo in onze eigen vuil leven, maakt me intens verdrietig. In de volgende schone baai maak ik de rand van Rhapsody schoon. Ik moet flink boenen om de met zwarte vlekken groene aangekoekte rand weer wit te krijgen. Ook ons bijbootje krijgt een flinke schrobbeurt.

Onze laatste ankerplek is helemaal in het westen. Hier hebben vrijwel geen last meer van de dagelijkse gevechten van het team koude en team warme lucht. We zien alleen een partij gezwollen wolken die elk uur alsmaar dikker worden. Maar het blijft het droog. De plek is sereen mooi. De volgende vulkaan op Java is regelmatig te zien. Vanaf Flores zijn we al in de ban van de ring van vuur. De rij vulkanen is ongekend indrukwekkend. Een vrijwel afgesloten baai vol schoon water zorgt voor een zeer aangename slaap en zwemplek. John heeft helaas last van een ‘Bali belly’. Dit klinkt als een lekker gerecht. Maar dat is het niet. Verre van dat. Het gerecht van de dag ervoor smaakte maar maakte John niet lekker. Zijn darmen zijn flink van streek. En dat een paar dagen lang. Vanaf de kant klinken klankschalen. Uren lang. Ik ben verschrikkelijk nieuwsgierig. In mijn eentje naar de kant roeien lukt met gemak. In mijn eentje de bijboot de kant op sjouwen niet. In mijn eentje in het donker teruglopen doe ik liever niet. Dus zit ik ook aan de boot gekluisterd.

De regio hier is berucht om zijn streekgerecht. Betutu Ayam. Ik wil dat graag nog proeven. Hier in dit dorpje is er geen warung die het gerecht verkoopt. Maar het komt goed. Voor de overtocht naar Kalimantan willen we voor de zekerheid toch nog extra diesel halen. Weerberichten zijn niet zo nauwkeurig. Veel te vaak naar onze zin moeten we motoren. Veel te vaak moeten we dan ook de diesel aanvullen. Daarnaast is onze Indonesische simkaart van de een op andere dag geblokkeerd. Deze kunnen we alleen verlengen in het kantoor van telkomsel zelf. We moeten daarvoor een heel eind terug naar de stad om dat te regelen. Zin om terug te varen, vervolgens te ankeren op een twijfelachtige plek bij een industriële stad, hebben we niet. We regelen voor het gemak een taxi. Zien we meteen dit stuk van Bali ook. We spreken met de chauffeur af waar we naar toe willen. Tankstation, Telkomsel en de markt want groente is in ons dorpje ook niet te vinden. Op de terugweg denk ik ineens aan dat streekgerecht. Dit is een uitgelezen kans om dit alsnog uit te proberen. De chauffeur is gemakkelijk over te halen om dat met ons te eten. Het is tenslotte al lunchtijd. Hij rijdt ons naar een klein restaurantje. John besteld een halve kip. De chauffeur en ik bestellen ieder een kwart van een kip. Kip is namelijk waar het omdraait. En rijst natuurlijk.En pinda’s en groente. Even later wordt de kip met kop en al voor Johns neus gezet.

Wij krijgen zijn andere helft verdeeld over onze borden. Er zit bestek bij maar algauw eten we de kip met onze handen. De chauffeur is opgelucht dat hij niet voor de show met een vork hoeft te eten. Niks lekkerder dan je met je vingers aan je kip te kluiven. Hij appt zijn vrouw om haar jaloers te maken. “Normaal eet ik drie keer per dag rijst met een beetje vis,” lacht hij. Ik snap dat ze jaloers zou worden. Het streekgerecht is werkelijk om je vingers bij af te likken zo goed. Blij dat we het niet gemist hebben.

De chauffeur heeft het wel naar zijn zin met ons. Hij klets lekker weg en beantwoordt al onze vragen. De ceremonie van gister die zo lang duurde was vanwege de volle maan. We praten wat door over de tempels en het hindoeïstische geloof. “De huistempels zijn prachtig en heel groot.” merk ik op. “Hoe rijker, hoe groter,” laat hij ons weten. “Maar rijkdom maakt de goden helemaal niet uit. Je geeft wat je kan missen. Dat is voldoende” In een klein kraampje aan de weg waar we vers fruit halen, ziet John de groene cake. Mijn groene cake. Al vanaf de eerste stap in Indonesië ben ik op zoek naar deze cake. Zo lekker.

De dame kijkt bedenkelijk als ik het wil kopen. Eigenlijk moet het aan de goden geofferd worden. Ze haalt haar schouders op. Ik mag hem ook gewoon zelf opeten van haar. Goddelijk lekker dus. Op de heenweg had ik ze al gezien. Druivenstalletjes. Bomvol met vers geplukte druiven. Het water loopt me in de mond. Ik vraag de chauffeur om bij eentje stoppen. Ik koop twee grote zakken. Bij aankomst op onze parkeerplaats geef ik er een aan de chauffeur. “Cadeautje voor je vrouw.”

Langzaam zeilen we bij het eiland Bali vandaan. Een mystieke sluier tussen ons en het eiland verhult de  rijstvelden, de tempels, de plantages, de vissersboten en de Balinezen. Of zou het mijn verliefdheid op Bali zijn en kijk ik nog steeds door een roze bril.

De verliefde wordt blind met betrekking tot het voorwerp van zijn liefde.

– Plato –

3 gedachtes aan “verliefd op Bali

  1. Ina

    Weer een verrassend mooie reiservaring om van mee te genieten. Jullie hebben mooie tempels gezien, klankschalen, bloemoffers en boffen met jullie gidsen. Jullie foto’s zijn prachtig. De liefde voor elkaar en Bali straalt er vanaf.

  2. Carla

    Prachtig land en hele mooie foto’s, ook zeker die van jullie op de berg. Fijn om ook tussen de Locals in te gaan zitten. Toch ook die contrasten: mooi land en vies water, jammer van dat. Geniet er verder van.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *