RHAPSODY

twee paradijsvogels

Zachtjes kabbelend gaan we door het water. Liefelijk knisperende zeilen laten zich vooruit blazen door een briesje wind. Vriendelijk wolken doorbreken de strak blauwe hemel. Eilandjes met pietepeuterige dorpen maar met grote gsm-masten schuiven voorbij. Whatsappberichten stromen automatisch binnen. Een bak thee en koffie maken het geheel compleet. Een paar uur later is ons modderwater en groene mangroves als een ware metamorfose verandert in glashelder water met een zandstrand. Het eilandje Friwen bij de derde koningseiland, Waigeo is een onze nieuwe woonplaats.

De weersystemen zijn ons de komende dagen goed gezind. Een paradijselijk vooruitzicht. We snorkelen wat, struinen wat over het eiland, kletsen wat met de eilandbewoners en genieten wat. En maken wat mee. Wij zijn twee paradijsvogels met geluk. Of twee geluksvogels in een paradijs.

paradijsvogels

Het is nog donker en stil wanneer ik mijn ogen open doe. Met half gesloten ogen kijk ik hoe laat het is. “Half vier, dat is te vroeg.” Vandaag moeten we op tijd opstaan. Frits de vogelaar komt ons ophalen voor een tour. De wekker is gezet dus ik draai me nog eens om. “Hallo,” droom ik zachtjes. Of nee, toch niet. Het geluid komt van buiten. Ongemerkt is Frits met zijn bootje langszij komen varen. Het is pas vier uur! Hij is een half uur te vroeg en wij daardoor een kwartier te laat. Het geluid van de wekker stond uit. We liggen dus nog in bed. Rap staan we op en pakken onze spullen. Gelukkig hadden we die gisteravond al klaargezet. John maakt nog even gauw wat boterhammen klaar voordat we bij Frits in het bootje stappen.

De wereld is nog in diepe rust terwijl we met een vaartje over het water tuffen. Ik wrijf in mijn ogen om een beetje wakker te worden. Zachtjes ruisen we door het water met een spoor van twinkellichtjes achter ons aan. Frits stuurt een riviertje op. Het is getijdenwater. Zodoende wordt de vaargeul aangegeven met staken. Die zijn overigens in deze vroege uren niet te zien. Frits knipt zijn zaklamp aan en uit. Geen verschil. De batterijen zijn leeg. Wij geven hem een van onze hoofdlampjes. Hij laat zijn lichtje schijnen op de vele staken die plots overal opduiken. Verder geeft de omgeving niets prijs. Vissen schrikken op door de plotselinge verstoring van de rust en duiken weg. Ongelukkigen schieten de verkeerde kant uit en klappen, met veel lawaai, tegen de zijkant van ons bootje. 

Aan het eind is een houten steiger waar we aanleggen. Als de motor uit is, horen we pas het lawaai van het woud. Het is nog steeds aardedonker. De natuur piept en fluit uit alle macht naar de zon zodat zij ontwaakt. Onze weg vervolgt over een paadje door het bos. In plaats van mijn ogen zie ik de wereld via mijn oren. Talloze geluiden om mij heen maar ik zie niets. Enkel waar ik mijn voetstappen zet. Het lijken vogels maar als Frits zijn zaklamp op het geluid schijnt, zie ik een kikkertje. Zo klein als mijn duimnagel maar het kan een keel opzetten als een grote zangvogel. Het pad is zo nu en dan steil en glibberig. Dan weer puntig en rotsig kalksteen. Ik trek me op aan de opgehangen touwen waar de helling te steil is. Grote zwarte dikke wormen met miljoenen pootjes steken over. Ik ben heel blij dat ik mijn dichte schoenen aan heb.

Boven op de heuvel nemen we plaats op een oude boomstam. Een vrijwel kale boom zal het podium van het spektakel zijn. De zon is inmiddels wakker gefloten. Haar licht strekt zich boven ons uit en heeft de donkere hemel ongemerkt veranderd in een lichtblauwe. De vogelgeluiden nemen toe. Frits zet zijn handen aan zijn mond. Hij imiteert een paradijsvogel waarop de echte direct reageert. De vogel neemt plaats op het toneel en kiest de beste tak uit. Het beestje probeert een vrouwtje te verleiden en vertoont al zijn kunsten. Zijn staart is als een waterval met twee lange dunne veren die daar weer uit steken. Hij heeft korte vleugels die hij sierlijk uitspreidt. Stil zitten, is er niet bij. Alles beweegt en trilt. Kreten en allerhande melodieën komen voortdurend zijn keel uit. Dit alles om maar te imponeren in hoop dat een vrouwtje hem uitkiest. Hij is niet de enige. De een na de ander komt het toneel op en verjaagt zijn rivaal. Nieuwsgierige vrouwtjes komen op het spektakelstuk af. Ze kijken de kat uit de boom en nemen de tijd om de imponerendste uit te kiezen. Uiteindelijk na een lang voorspel hapt een vrouwtje toe.

De weg naar beneden is heel andere beleving dan twee uur geleden in het donker. Veel kleurrijker maar minder intens en het woud is vrijwel weer in rust.

dolfijnen

“Flots” met een schrik ben ik wakker. “Wat was dat?” Vlak naast mijn hoofd hoorde een onbekend geluid. Het leek of iets tegen de boot aankwam. “Flots,” hoor ik opnieuw maar dan verder weg. John slaap heerlijk door. Ik stap uit bed, doe wat kleding aan, zet mijn bril op en ga naar buiten. Er drijft hier veel in het water. Plastic, bladeren en stukken hout. Ik ga er van uit dat er iets achter de ankerketting is blijven hangen. Met een zaklamp schijn ik naast de boot. Ik zie niets. “Het is misschien al weggedreven,” denk ik en loop al weer terug. Toch blijf ik geluiden horen. Vissen springen plots op uit het water. Dan hoor ik een overbekend geluid. Een ademhalende dolfijn. En flots, opnieuw een vis die tegen de boot op springt. Ik schijn over het water. Overal zwemmen vissen weg en ik zie een dolfijn naderen. Vlak voor de boot wendt hij zich supersnel en zwemt weg. Ik blijf nog een tijdje kijken en stap dan mijn kooi maar weer in. De vissen zijn onder onze boot verjaagd. De rust is wedergekeerd.

Wasai

De koelkast is leeg. Tijd om vers in te slaan. Op zo’n twee uur varen van onze ankerplek ligt Wasai, een plaatsje met een markt. We willen Rhapsody vlak bij de riviermonding parkeren. Dat is aan lagerwal maar met de zwakke wind van vandaag, moet het wel gaan. Lang zullen we daar toch niet blijven. Zodra we een plekje in het ondiepe modderige water hebben gevonden, gaan we op weg. Verschillende lokale bootjes gaan ons voor het riviertje op. We hebben ons een beetje misrekent met getij. Het wordt eb. Het riviertje stroomt dus leeg. De walkanten zullen van water in modderpoelen veranderd zijn tegen de tijd dat we klaar zijn. Gezien het drukke waterverkeer van allerhande bootjes denken we dat we nog net op tijd zijn. Het wordt weliswaar haastig boodschappen doen. We varen het rivierwater op zoals de vele bewoners. Wij met ons kwetsbare plastic bodempje. Zij met een robuuste houten onderkant. Het water is ondiep en vuil. De bodem met plastic afval en boomstammen worden zichtbaar. Emmers, banden, zakken, afgebroken bezems, noem het en het ligt op de bodem.

Langs de waterkant staan houten huisjes met daken van golfplaten. Afval wordt zo uit het raam naar buiten gekieperd. We varen langs talloze bootjes en steigertjes. Een plek vinden om ons bootje met een gerust gevoel achter te laten, is niet zo makkelijk. Vanaf de kant worden we bekeken en vrolijk toegeroepen. Na een tijdje niks geschikts gevonden te hebben, varen we maar weer terug. De walkanten liggen inmiddels vol met scheef hangende lange boten met hun buik in de modder.

Een dame wenkt ons vanaf de kant. “Di sini,” zegt ze. “Kom. Hier is het oké.” We knopen ons bijbootje bij een stenen trap aan zo’n lange boot vast. Blijkbaar ligt die daar altijd. Het voelt goed. Zo liggen we best een stuk van de kant. “Het water zal wel onder onze boot blijven staan, zo ver van de kade,” denken we nog.

Het heeft hier geregend afgelopen nacht. Het pad is modderig. Glibberig zet ik de ene voet na de andere niet wetend wat er nou allemaal ligt. Allerhande geuren verdringen zich bij mijn neusgaten. Het is een mengsel van aangename specerijen, aardse modder en vervuild riool. Het water loopt me in de mond bij de ene en krijg braakneigingen bij de andere geur. John loopt voor me uit met een zak afval in de hoop een vuilnisbak te vinden. Uiteindelijk zetten we de zak neer bij talloze andere zakken vuil. Hopelijk wordt het opgehaald.

Als we eenmaal aan de voorkant van de huisjes komen,valt het allemaal wel mee. Het zijn de marktkraampjes. Een paradijs voor de hongerige kopers. Links liggen fruit en groente prachtig uitgestald. Bevroren kippen worden rechts aan de man gebracht. We halen die liever in het kleine supermarktje. Ze hebben van alles. Voornamelijk chips, snoep en koek flink verpakt in gekleurde plastic wikkels. Maar een kippetje hebben ze niet. Dus kiezen we op de markt voor de koudste kip na eerst allerhande groente en fruit gekocht te hebben. De jonge verkoper wil hem voor ons in mootjes hakken op een groot houten blok. Ik bedank hem vriendelijk en zeg nee. Waarschijnlijk hebben we nu al genoeg bacteriën gekocht. Ietwat verbaasd verpakt hij de kip in plastic en overhandigt het aan ons. Ik moet nog wel mijn Indonesische tellen oefenen. Door de spraakverwarring van het Engels van de groenteverkoper en mijn bahasa ging een goeie koop helaas niet door. Toch is het gelukt om onze tassen vol te krijgen.

Bij een kraampje met vers gerookte vis nemen we een gok. Het ruikt te goed om te laten liggen. Ons plan was om te lunchen in een warung, een eenvoudig restaurantje. Nu eten we gerookte tonijn als lunch op de boot. Hopelijk heeft het roken alle bacteriën gedood. We wilden namelijk niet te lang wegblijven. Anders komen we mogelijk niet terug bij Rhapsody doordat er geen water in riviertje staat. Met onze handen vol zware tassen, sjouwen en sjokken we terug.

Boven aan de stenen trap blijven we beiden abrupt staan. “Huh,waar is ons bootje?” Naast de eerste lange boot zijn nu drie anderen aangeschoven. Ons bootje is naar achter geduwd. Ze ligt op het modderige droge ingeklemd tussen allerhande boten. Bedremmeld staan we toe te kijken. “Hoe pakken we dit aan?”vraag ik. “Er overheen tillen?”opper ik voorzichtig. John kijkt me veelbetekenend aan en ziet dat duidelijk niet zitten. Ik moet er overigens niet aandenken om met mijn teenslippers in de bagger te stappen. Het idee alleen al laat me gruwelen; Smerige modder en wat al niet meer dat tussen mijn tenen door zou glippen. Op dat moment passeren twee mannen ons kordaat voorbij. Zonder enige vorm van aarzeling stappen ze in de vieze drek. Ze tillen ons bootje op alsof het een luciferhoutje is. Aan de ander kant over de lange boten heen leggen ze het in het water. Ik kan de mannen niet genoeg bedanken voor hun vriendelijkheid. “Terimah Kasih.” Nu hoeven we alleen nog van boot naar boot te klauteren om bij onze eigen bootje te komen. Zwaaiend nemen we afscheid van onze toeschouwers. Langzaam varen we terug naar Rhapsody die geduldig in de deining wacht. Ik ben blij wanneer we, ondanks de onvergetelijke ervaring, twee uur later weer dobberen boven blauw en helder water. Een schoon wit zandstrand voor ons en vissen om ons heen. “Thuis.”

“Wherever my travels may lead, paradise is where I am.”

-Voltaire-

2 gedachtes aan “twee paradijsvogels

  1. Ina

    Prachtig mooie foto’s.
    Nachtelijk boottocht met zoveel geluiden om je heen indrukwekkend.
    Tja jullie zijn geluksvogels in het paradijs.
    En de juiste sterke mannen …
    Knuffel

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *