RHAPSODY

halsoverkop

De ziekenboeg is gearriveerd in Batanta. Het is onze tweede koninklijke, Raja, eiland van de vier, Ampat waar we neerstrijken. Onze eerste, Misool, hebben we alleen maar aangestipt en met snotterige ogen bewonderd. Hier hopen we meer tijd door te brengen. Het is een geweldig baai. Zo eentje uit een reisboek.  Kalksteeneilandjes doorbreken de watervlakte. Idyllische houten hutjes met een dak van palmbladeren aan de waterkant. Een veranda met hangmat. Een zwemtrappetje steekt in het azuur blauwe water. Een lappendeken van gekleurd koraal ligt op de bodem gedrapeerd. De onophoudelijkestroming houdt het water kraakhelder en het rif gezond. Op de achtergrond weelderige begroeide bergen. Om onze boot zwemmen algauw talloze blauwe vissen.

Ik leun over de reling. Verlangend om het water in te duiken. Nog 1 dag voor John en misschien nog 2 voor mij om uit te zieken. Honderden vissen wachten geduldig tot we buiten komen spelen. Relaxed laat ik me achterover op mijn kussen vallen.

Diezelfde avond heeft de natuur iets anders voor ons in petto. Net na de afwas begint het wat te waaien.  Het laatste streepje licht verdwijnt achter de horizon. “Een buitje,” denken we in het begin. “Dat waait wel weer over.” De wind houdt aan, neemt zelfs toe en komt uit westelijke richting. Hoe is het mogelijk. De enige windhoek waar we niet tegen beschut liggen. De wind en stroming komen uit tegengestelde richtingen. De stroming is fors. Daardoor blijven we met de kont naar de wind toe liggen. De regen, die met de wind meegekomen is, komt met bakken tegelijk via de kuipingang naar binnen. Gauw hangen we het regenluikje op. Uit voorzorg start John de motor en gaat naar buiten. Hij probeert Rhapsody op haar plek te houden en tevens te draaien zodat we met de neus tegen de wind in komen te liggen. Dat klinkt eenvoudiger dan het is. In plaats daarvan komen we dwars te liggen op de alsmaar hoger wordende golven. “Dit moet niet te lang duren,” hoor ik John achter het plastic regenluikje mopperen. Dat ben ik het roerend met hem eens. Binnen begint alles door het rollen een eigen leven te leiden. Van alles schuift heen en weer en valt op de grond. Als een volleerd jongleur probeer ik zo veel mogelijk te grijpen voordat het de grond raakt om het daarna veiliger op te bergen. Ik zet de computer aan. Haastig ben ik op zoek naar een mogelijke andere ankerplek. De meeste baaien zijn beschut tegen de wind en golven maar zijn diep. Te diep om te ankeren. “We moeten hier weg! Nu!” schreeuwt John naar binnen. Vliegensvlug ren ik naar buiten en neem het roer van John over. In het donker zie ik John naar voren verdwijnen. Ik vaar wat vooruit zoals ik altijd doe terwijl John het anker licht. “Naar achteren,” brult John tegen wind en regen in. Razendsnel doe ik wat me opgedragen wordt. We zijn over ons anker gedreven naar steeds ondieper wordende koraalbodem. O, wat heb ik een bloedhekel aan dat halsoverkop vertrekken in het donker. Ik zie namelijk in het donker niet zo goed. Niet op de plotter en niet om mij heen waardoor ik me hopeloos verloren voel. Ik zou er heel wat voor over hebben om nu hoog en droog in een van die idyllische hutjes te verblijven.

“Los, we zijn los.” Snel draai ik Rhapsody om in de richting van veilig water. Als John weer achter het roer staat, sluip ik naar binnen. Ik zoek verder en schrijf de coördinaten van de te volgen route op. Ondertussen schuift op het aanrecht met een hoop kabaal een beker met kikkererwten zo de gootsteen in. Domweg niet gezien. Het stond klaar om te wellen. Ik grijp zoveel mogelijk de snel heen en weer schuivende balletjes. Ik kan niet voorkomen dat velen in het gootsteenputje vallen. “De eerstvolgende ankerplek is pas12 mijl verderop.” John knikt. Ik programmeer de te varen veilige route in de plotter. Nu dit op de rit staat, kan ik wat ontspannen. “Geef mijn zeiljas maar aan en blijf jij maar binnen,” krijg ik al gauw te horen. “Het heeft geen zin dat jij ook een nat pak haalt.” John baant zich een weg, vertrouwend op mijn uitgezette route tussen eilandjes. In deze nachtelijk uren lichten allerlei lampjes in de natte zwarte wereld op. Onduidelijk of dit bootjes zijn of kleine dorpjes aan wal. Overdag vallen die dorpjes niet op. Nu met die lichtjes wel. Tweeënhalf uur varen dachten we aanvankelijk. Het worden er wat meer. De stroming is pal tegen en in plaats van 5kn snelheid maken we er maar 3. Langzaamaan wordt het wat rustiger als we beschut achter eilanden varen. Aardedonker. Met werkelijk geen hand voor ogen, plonst het anker in het water. Het grijpt zich onmiddellijk vast in de modderige grond. Motor uit. Licht Uit. Slapen.

’s Morgens worden we wakker in een verstilde grijsgroene wereld. Langzaam ontwaakt de natuur. Het tikken van regendruppels op de buiskap maakt plaats voor allerhande vogelgeluiden. We zijn bijna in z’n geheel omsloten door mangrove bos met daarachter oerwoud. Vlak water. Geen zuchtje wind. Vissers in kano’s in de verte. Zwaar klapwiekend vliegen majestueuze neushoornvogels zij aan zij over ons heen. In de verte hoor ik het ruisen van een waterval. Wat een betoverende wereld. Ongerept. Puurheid in de zuiverste vorm. Het glasheldere water van de vorige baai is door het vele gevallen regenwater, helaas bruin. Ik haal diep adem en geniet in stilte. Dan hoor ik gepruttel in de verte. Een gekleurd bootje komt onze kant op. Als het dichterbij komt, zie ik 6 toeristen zitten. Op weg naar de waterval. Wij blijven nog maar even aan boord.

Kort daarna zien we de bestuurder weer uit het mangrove bos komen zonder zijn gasten. Hij zet koers naar Rhapsody. Of we wat water voor hem hebben. Volgens mij is hij gewoon nieuwsgierig en heeft hij zin in een praatje. Ik reik hem een glas.Gisteravond heeft hij zijn net aangekomen gasten opgehaald uit Wasai. Het was een lang end varen tegen wind en steile golven in naar de baai waar wij lagen. “Mijn moeder vertelde dat er een boot lag maar dat deze weggegaan is.” “Dat waren wij,” zegt John. Het blijkt nog heel lang onrustig geweest te zijn. We hadden geen oog dicht gedaan als we daar waren gebleven.

De toeristen zijn met een knetterende motor vertrokken. We hebben het rijk weer alleen. Wij roeien geruisloos met ons bootje via het mangrove bos naar de steiger voor de waterval.

Het pad er naar toe is een en al waterval op zich zelf. Overal stroomt water naar beneden naar ons laaggelegen paadje. We glibberen en glijden op onze slippers. We doen ze dan ook maar uit. Dit stuk van de wereld, West Papua, heeft een unieke flora en fauna.

Zodra we aan de kant zijn en door het bos lopen speur ik naar paradijsvogels en hagedissen. Hoewel de vogels roodgekleurd en de reptielen fel blauw zijn, ontdek ik ze niet. Het water valt breeduit van de rotsen naar de beneden in een verkoelende poel.

Heerlijk. We blijven een extra nachtje om bij te komen.

De kikkererwten hebben het overigens geweldig naar hun zin gehad in het putje van de gootsteen. Opgezwollen en aan elkaar plakkend houden ze de boel verstopt. Met een naald probeer ik ze een voor een eruit te prikken maar het helpt niet veel. Er zit niets anders op dan de afvoer loshalen. “O, nou weet ik wat er in mijn thee zat gisteravond. Kikkererwten! lacht John. John had gisteravond blijkbaar ook een aantal in zijn theemok gekregen.

Experiences give the test first, the lesson later.”

3 gedachtes aan “halsoverkop

  1. Maarten & Thea

    Spannend, altijd een gedoe zo midden in de nacht. Fijn dat je dan weer op een veilige plek het anker kan droppen. Goed gedaan.
    Weer een prachtig verhaal en super leuk om zo met jullie mee te kunnen reizen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *