Daar staan we dan. Net aangeschoven in de rij en wachtend voordat we naar binnen mogen. Al gauw gaat het gesprek over de aankomend zeiltocht naar Nieuw Zeeland. “Wat denk jij? Heb je dat gezien? Welke route is het beste?” Bij elke opmerking voel ik mijn maag ineenkrimpen. Het is alsof we examen gaan doen waarbij iedereen vooraf zenuwachtig de laatste kennis deelt. “This is the best weatherwindow I have seen in the last few weeks,” stelt een NZ zeiler. Het stelt mij wat gerust. Ook voor dit zeilexamen zullen we slagen, hou ik me voor. We hebben een afspraak om 10.00u met de douane van Denarau en het lijkt daarmee zo georganiseerd. Maar de rij wachtenden vertelt duidelijk iets anders. Dubbele afspraken en zeilers zonder afspraak staan in dezelfde rij en willen allemaal zo snel mogelijk uitklaren. Het kantoor is gesloten. Bij navraag blijkt dat de beambtes naar het nabij gelegen eiland Musket Cove zijn om daar een paar boten die met een rally meedoen uit te klaren. Zij hebben daarvoor betaald. Er zit niets anders op dan te wachten. Gelukkig helpt het personeel van Vuda Marina ons uit de brand. Wanneer wij eindelijk aan de beurt zijn, hebben ze onze uitklaringspapieren niet ontvangen. Lichte paniek onstaat. Ik heb ze vooraf netjes digitaal ingestuurd. De dame die het gekregen heeft, heeft mijn email, stom. zonder bijlage doorgestuurd naar de douane. En kan niet alsnog verstuurd worden. Halsoverkop vul ik opnieuw alle gegevens in. Gelukkig heb ik mijn proefexamen goed afgelegd en weet ik alle antwoorden opnieuw op te hoesten op het papierenexemplaar. Een stempel in het paspoort maakt dat we binnen 24 uur Fiji moeten verlaten. Als we terug zijn op de ankerplek is deze al voor de helft leeg. Boot na boot licht het anker en verdwijnt. Ik voel me opgejaagd alsof we wat zullen missen als we niet nu en wel direct vertrekken. Maar we zijn nog niet klaar. John kookt maaltijden voor onderweg terwijl ik het bijbootje schoonmaak.
Tegen tweeën voegen wij ons in het spoor van boten richting de pas. De rust keert terug. Er is geen andere optie dan gewoon te gaan. Op de AIS tel ik wel 15 boten voor ons en zeker zoveel achter ons. Onze reis van ruim 1100nm is begonnen. Nog binnen de lagoon hijsen we het grootzeil en zeilend gaan de pas uit. De eerste paar uren varen we samen op. ’s Nachts zie ik lange tijd links en rechts navigatieverlichting. Gelukkig gaan we allemaal dezelfde kant uit. Langzaam maar zeker verdwijnen de boten uit het zicht.
De eerste dagen gaan we fantastisch met een snelheid van 7.7 knoop. Afstanden van zeker 170nm per dag vormen geen uitzondering. Volgens onze SSB-netcontrollers David en Patricia van Gulf Harbour Radio in NZ zijn er wel 50 boten onderweg. Maar al dagen zien we helemaal niets op de AIS. Dus zoals gebruikelijk zijn we alleen maar niet eenzaam. Tussen 17.15u en 18.45u hebben we visite. Stemmen van de buitenwereld bereiken ons via de SSB-radio. Zo houden we contact met Eastern Stream, een 3tal andere boten en het thuisfront via email. De netcontrollers houden ons vanaf het vaste land in de gaten en voorzien ons van extra weersinformatie op onze locatie. Vanzelfsprekend houden we het zelf ook in de gaten. Twee keer per dag halen we het weer binnen en passen onze zeiltactiek aan. Niets is zo veranderlijk als het weer. Zeker op dit stukje oceaan en hoe zuidelijker we komen. Nieuw Zeeland staat er om bekend. Hoog en laag drukgebieden volgen elkaar snel op. Hoe je de overtocht ook plant. Slecht weer komt altijd over je heen, zeggen ze, vooral aan het eind van de tocht.
Het is vroeg in ochtend als ik opsta na mijn wacht. Ik heb het voor het eerst sinds lange tijd koud. Kippenvel op mijn armen en benen. Afgelopen nacht had ik al een gevecht met laken en deken. Met of toch zonder slapen. Sinds een paar dagen heb ik ongemerkt last van koude voeten. Het duurt even voordat ik door heb dat de zuidelijkere en dus koudere oceaan de vloer afgekoeld heeft. Ook het water uit de kraan is voelbaar kouder. Een verdiend theetje laat langer op zich wachten. Het is duidelijk. We hebben de tropen verlaten. Als ik naar buiten piep door een van de kleine raampjes zie ik een grijze brei van aaneengeschakelde grijze wolken met een overvoed aan water. De boot buiten is nat. Niets heb ik daar te zoeken. Toch ga ik regelmatig even kort naar buiten om de koers iets bij te stellen al naar gelang afname of toename van de wind. Nog een kleine 500mijl. Het grootste gedeelte zit er op. We kunnen de dagen gaan aftellen.
Regelmatig haal ik mijn hand over de posten waar stof en spinrag zich ophoopt. De regels zijn strikt. De boot moet spik en span zijn bij aankomst. “No stowaways.” Een enkel insect geeft de Nieuw Zeelandse autoriteiten reden om de boot intensief te inspecteren. Gelukkig had John vlak voor vertrek een enorme kever ontdekt en over boord gegooid. Waar we die hebben opgepikt? Geen idee maar nu hebben we er geen last meer van. “No fouling, geen aangroei.”De onderkant van de boot moet brandschoon zijn. In het mooie blauwe water van de beroemde Blue Lagoonfilm is er geboend, geschrobt en gepoetst. Spiegelglad en proper als resultaat.
“No fresh or dried natural products.” Bij aankomst zijn verse producten uit den boze. We mogen niets zomaar invoeren en alles aangeven wat maar enigszins verdacht is. Geen melkproducten, geen vlees, geen vis, geen droge bonen, geen souvenirs zoals schelpen en mijn geweven tas. Nog geen appel en geen ei. Alles moet eerst geïnspecteerd worden. Kwam ik in Fiji er mee weg om fruit te verstoppen hier zal dat niet gaan. Elk kastje, kist en bilge kan worden bekeken. Niet opgegeven verboden spullen zullen eindigen bij het afval en wij met lege portemonnee. Dus zullen we voor we 12nm voor de Nieuw Zeelandse wateren naderen, afscheid moeten nemen van etenswaar wat we niet meer op kunnen eten. En dat zal met de nodige tegenzin zijn. “John, ik denk niet dat het zin heeft.” Wat niet? “Ons spoor om de weg terug te vinden.” Op het water drijven oude witte en een restje bruine bonen die een voor een naar de bodem van de oceaan verdwijnen. Even later verdwijnt ook couscous waar beestjes inzitten. Bij vertrek dachten we het ons gemakkelijk te maken door maaltijden uit blik te eten maar we hebben veel te veel verse groente en fruit gehaald. We zeilen namelijk veel sneller dan ik dacht. Echt erg vind ik het niet. Niets gaat boven een lekkere verse maaltijd op zee. Een pompoen bedoeld voor groenteloze tijden draait na weken wachten de soep in. Jammer voor de pompoen maar erg lekker voor ons. Extra porties bewaren in de koelkast want soep zonder vlees mogen we houden,hebben we van horen zeggen.
Niets vermoedend kruip ik in de kooi naar het achterste end van de boot. Daar ergens ligt nog een project van 3 jaar geleden. Ik schuif het kastje boven mijn bed naar links. Normaal gesproken valt er dan van alles uit. Nu niet. Vrijwel alles wat er in lag, ligt nu binnen handbereik in de kajuit. Thermo-ondergoed, fleece broek, trui, sjaal en muts. Ook dekens en een slaapzak liggen klaar. Klaar voor als de kou komt. Wat ik zoek, ligt nu voor het grijpen. Een zwart zakje met bolletjes. Bolletjes wol wel te verstaan. Tijdens onze eerste tocht over de Stille Oceaan naar Gambier ben ik eraan begonnen. Een sjaal haken voor het koude Nieuw Zeeland. En nu is het zover. Na 3 jaar gaan we binnen enkele dagen Nieuw Zeelandse territoriale wateren bereiken. Hoog tijd om mijn sjaal ‘ocean blue’ af te maken. Dan opeens uit het niets verlies ik mijn evenwicht bij het opstaan om de kooi weer te verlaten. Ik grijp me vast en kijk door het raampje. Waar ik water en lucht verwacht zie nu enkel water. “Schuin,” schreeuw ik in stilte. We gaan ongelofelijk schuin. Te schuin naar mijn idee. Ik roep naar John en probeer naar buiten te gaan wat niet direct lukt want onder zeil klemt die deur altijd. Als ik er doorheen ben, zie ik John naar buiten glippen. Ook hij had enige moeite want het luik zat dicht met een regenzeiltje. De stuurautomaat slaat op tilt en laat het John zelf doen. Een plotselinge regenbui met meer dan 30 knopen wind waait over. De zeilen staan veel te strak. Rhapsody geeft zich over aan de grillen van de wind door een helse buiging te maken. Bliksemsnel laat John de grootschoot vieren. Direct loost het zeil het te veel aan wind. Rhapsody veert op, schudt haar zeilen wat op en vaart sierlijk verder of er niets aan de hand is geweest. Gelukkig hadden we al gekookt en gegeten. Zelfs de afwas had ik al gedaan. Zo’n onverwachtse zwieper kan anders heel wat rotzooi veroorzaken. Na deze windvlaag geeft de windmeter geen knopie wind meer aan. Stuk. Soms helpt het om het navigatie systeem opnieuw op te starten maar het beeld blijft leeg. Wij kunnen nu de wind niet meer aflezen. Geruststellend en tegelijkertijd verontrustend want ik weet nu niet hoe hard het waait. En uit welke hoek. Dit maakt vooral het zeilen ’s nachts lastiger om te zien waar de wind vandaan komt. Op ons zeilersgevoel van weleer zonder al die snufjes moeten we de zeilen bijzetten, reven en koers veranderen. Onze verklikker is de vlag. Stijf naar achter, aan stuur- of bakboord bepaalt of we onze koers moeten veranderen. De zee is net als de wind onstuimig. Golven volgen elkaar snel op en maken het leven aan boord niet gemakkelijk. Ik nestel me in het midden van de boot op de bank en begin met de eerste lossen. Ik haak mezelf relaxed. Nog 1 randje en wat franjes en dan is ze klaar.
Met een fris ochtendbriesje in mijn gezicht, tuur ik over het water. Zo vaak op zee. Toch verwondert het me opnieuw dat oceaanblauw niet in 1 kleurtint te schilderen is. Babyblauw en onschuldig op dit moment. Vijandig grijsgroen in andere omstandigheden. De zee is een deinende gladde massa van water. Een voorzichtig zonnetje kietelt mijn gezicht. Tintelingen door mijn hele lijf. De lucht ruikt nieuw, ongebruikt, schoon. Het is alsof het voorjaar is geworden. De lang naar uitgekeken eerste dag op het water na een lange muffige winter. Ik haal diep adem om mijn longen te vullen met de verfrissende lucht. We gaan niet hard maar hard genoeg op het zeil. We berekenen onze tijd van aankomst en passen onze koers en snelheid aan de windvoorspellingen. De dagen van licht weer zijn aangebroken. Geheel volgens de voorspelling waar we mee weggegaan zijn. De motor gaat aan en als het enigszins kan ook weer uit. ’s Nachts staat er geen zuchtje wind. Op de achtergrond hoor ik onze motor tevreden brommen. Regelmatig sta ik met elk been op een kuipbank en kijk om me heen. Op de plotter zijn links en rechts achter ons bootjes verschenen maar met het blote oog is niets te zien. De oceaan is inktzwart, blak en deint meters hoog langzaam onder ons door. De maan reflecteert volledig als zichzelf op het water. Talloze maansikkeltjes wiebelen speels op de deinende massa. Geen maanrivier maar een lange snoer kerstlichtjes. Aan de andere kant van de boot zie ik teruggekaatste sterren op het water en vuurvonk produceert in de boeggolf duizenden lichtpuntjes. Een betoverend schouwspel. De “echte”wereld is heel ver weg.
Het radiostation waarschuwt ons al dagen om vooral niet aan te komen op donderdag 3 november. Storm en regen behorend bij het front is dan op zijn heftigst. Natuurlijk precies wanneer wij zullen aankomen. “Good luck with that,” is geen geruststellende opmerking van de netcontroller. We maken ons op voor een stevige laatste nacht. Mogelijk windstoten van 30 knoop schuin van achter. Uit voorzorg is onze zeilvoering minimaal. Ik visualiseer het “bijliggen” van de boot om een storm uit te zitten. Voor het geval dat. Tegen alle verwachtingen en vooral waarschuwingen in blijft de harde wind vooralsnog uit. Om vaart te houden zouden we niet de motor aan maar het rif uit het grootzeil moeten halen maar dat we durven niet aan. “Zo komen we laat in de middag pas aan,” moppert John als ik de wacht over neem. Net na middernacht neemt de wind wat toe en gaat onze snelheid omhoog. Onze aankomsttijd wordt meteen bijgesteld naar 8 uur in de ochtend. Twaalf mijl uit de kust roep ik, geheel volgens de regels, Maritime Radio op. Dolblij vertel ik dat we in Nieuw Zeelandse wateren zijn aangekomen. “Welcome to New Zealand.” klinkt het. De man vraagt naar allerlei gegevens van de boot. “Zijn alle documenten verstuurd? Een visa?” “Ja, ja en ja,” beantwoord ik de vragen. Zelfs het spellen van onze bootnaam wil hij horen. Langzaam maar trefzeker noem ik de nautische namen van alle letters van Rhapsody. “I notify customs by email,” zegt een vriendelijke stem aan de andere kant, “out”. Ik kan het niet bevatten over een aantal uur zetten we voet op Nieuw Zeelandse bodem.
De dag begint vroeg en de contouren van het Noordereiland worden steeds duidelijker. Het is grijskoud weer maar regen en wind blijven uit. Mijn ocean blue sjaal zit stevig om mijn nek. Een muts, trui, broek en dikke sokken houden mijn lijf en leden warm. De kustlijn komt steeds dichterbij.
Verraderlijke wind vanaf het land trekt ons aan en duwt ons af. John haalt het grootzeil maar naar binnen want met deze veranderlijke wind valt niet te zeilen. Nog even en we verlaten de oceaan om de rivier op te gaan. Blauw zeewater wordt ingeruild voor bruin rivierwater. Nu ik er bijna ben, ben ik opgetogen en opgelucht. Zonder kleerscheuren hebben we het gehaald. Tegelijkertijd heb ik last van Ocean blues en mis de vrije blauwe wereld nu al.
“Ook een eitje?” Het zijn onze laatste. Gebakken eilucht verspreid zich al snel naar buiten. We liggen aan de Q-dock. Een stukje niemandsland; een steiger van 1,5 m breed en zo’n 30 meter lang. Een gesloten hek versperd onze toegang tot het land van de kiwi’s. Vlak ervoor staan vuilnisbakken voor afgevoerde spullen. De douane is al langs geweest. We wachten op de man van bio-security. Vanwege de drukte van talloze aangekomen boten in Opua moest hij eerst daarheen.
In de tussentijd zoek ik ons dekbed en de hoes op. Zo’n 6 jaar geleden heb ik die in een vacuümzak gedaan. Het hoeslaken ruikt nog aardig maar het dekbed stinkt echt een uur in de wind. En zelfs nadat uur in de wind stinkt tie nog. Maar wat zullen wij vannacht lekker slapen met onze neuzen net boven het dekbed uit. De man van bio-security laat op zich wachten maar als hij er dan eindelijk is, moeten wij nog vlug onze laatste appels eten. Met stukjes nog tussen onze kiezen, begroeten we de man. Wij zijn de laatste van zijn werkdag. Op de tafel heb ik alle twijfelachtige waar uitgestald. De ui, knoflooktenen en verse gember verdwijnen zonder pardon in de grote zak. Na een grondige inspectie onze potten mayonaise ook. Gemaakt van eieren uit een verkeerd land. Mijn houten schildpadden mogen blijven en mijn pandalusspullen heeft hij zelfs niet bekeken. Uitgebreid bekijkt hij de keukenkastjes en de inhoud van de koelkast. Alles is oké en mogen we gaan en staan waar we willen. Te laat om nu nog op rivier opwaarts te gaan. Dus blijven we een nachtje aan de gastensteiger met stroopwafels. Gevonden in de supermarkt vlakbij. Tegen tienen heten we de bemanning van Eastern Stream welkom. Ook zij zijn veilig aangekomen.
Wanneer ik wakker wordt, verwacht ik ademwolkjes maar die verschijnen niet. Toch vraagt uit bed stappen de nodige moed. Het is zo koud. Het dekbed ligt zo verleidelijk warm om me heen gedrapeerd. Ik blijf dan ook lekker liggen. Buiten hoor ik stemmen en voetstappen op de steiger. Zo vroeg in de morgen is het al druk. Boten ontwaken uit hun winterslaap. De eigenaren zijn druk in de weer met zeilen en schoonmaakspullen. Het nieuwe bootjesseizoen is weer begonnen. John heeft thee gezet dus wordt het tijd om uit bed te stappen. Met een dikke trui en lange broek stap ik mijn nieuwe thuisland in. John heeft zich al snel aangepast. Net zoals de Kiwi’s in korte broek. Al gauw maken we een praatje met de voorbijgangers. “Je kunt ook in het Nederlands met mij praten, klinkt het al snel.” We appen gauw met de familie om onze aankomst te melden voordat het voor hen te laat op de avond wordt. Ik ontvang een lief appje van een collega met de tekst: “Jullie zijn er bijna!” Een foto van traffic marine ter bevestiging.
Zodra het zeewater met ons mee de rivier op gaat stromen, varen we door het smalle geultje weer naar buiten. Zowel aan stuurboord als bakboord zijn groen en rode boeien geplaatst. Links en rechts zijn ook zandbanken zichtbaar die verraderlijk onder water verdwijnen als het vloed is. Het getijdenwater dwingt ons tussen de boeien te laveren richting ons einddoel Whangarei. Een lekker windje verleidt ons om de genua uit te rollen. Niet meer gewend aan kunstwerken op onze vaarroute moeten we haast maken want de brug is gestremd voor scheepvaart tijdens de spits. Net voor vieren gaat het brugdek van de Te Mahau A Pohe brug voor ons open. De naam alleen al maakt nieuwsgierig naar ons nieuwe “thuisland.” Vlak daarna gaan we stuurboord uit naar onze marina. Vele handen waaronder die van Jaap en Minke, staan klaar om lijnen aan te pakken en om ons te verwelkomen. Onwennig nog maar we zijn ’thuis’.
‘How inappropriate to call the planet ‘green’ earth when it’s so clearly ‘blue’ ocean’.
-Arthur C. Clarke-
Poeh, gelukkig wist ik de afloop, maar wat spannend een knellende deur bij te schuin varen.
En wat een prachtige sjaal heb je gehaakt.
Veel plezier bij de kiwi’s
.
Liefs.
Hoi Ada en John,
Het heeft inderdaad even geduurd maar dan eindelijk in Nieuw-Zeeland. Wij hopen dat er een mooie tijd voor jullie aanbreekt in dit prachtige land.
Ha Ada
Had kortgeleden een kleine reunie met Monique , Annemarie en Vivian en dacht ik ga weer eens op zoek naar jullie belevenissen. Wat geweldig om weer te lezen!.
Geniet van Nieuw Zeeland.
xx Mieke