“Oh. Jullie moeten echt naar Cíes. Ik kan me voorstellen dat je daar je vriendin een huwelijksaanzoek doet. Dat is zo onvoorstelbaar mooi daar,”vertelt een jonge langharige blonde knul uit Nederland. Ik zie de kansen al voor me. Wij, John en ik, zijn nog steeds op zoek naar het mooiste plekje op deze wereldbol voor onze huwelijksreis. “Een huwelijksaanzoek is een mooi begin”, denk ik bij mezelf. Die jongen heeft in een opwelling een boot in Portugal gekocht en brengt hem terug naar Nederland. Zijn angstige en aan zeeziekte lijdende bemanning heeft het inmiddels laten afweten. Nu zit hij op een strandje te wachten op zijn afspraakje met 2 jonge meiden ook uit Nederland. Maar dat even terzijde. Zijn opmerking is het eerste wat wij meekregen over Íslas Cies in de baai bij La Coruña. Ook van anderen horen dat we dit eiland een absolute toplocatie van Galicië is. In 2007 is het strand op dit eiland door The Gardian zelfs uitgeroepen tot het mooiste strand van de wereld. “La mejor playa del mundo”. The Gardian beschrijft het als een “an authentic Caribbean beach”. Onze verwachtingen zijn hooggespannen als wij op weg gaan naar het eiland.
Er is niets te veel gezegd. Het water is als doorzichtig glas. Vissen zwemmen zichtbaar onder de boot door. De zon straalt stralend. Het water is turkooizen blauw. Het zandstrand is oogverblindend wit. Het zand is fijn en fluweelzacht. “Wat is dat nou voor lijn daar over de bodem?,” vraag ik John. “Dat is onze ankerketting.” Ik volg de ketting en zie keurig ons anker op 8 meter diep in het prachtige witte zand steken. De rotsige grotten en contouren maken het plaatje compleet. De wandeling naar de vuurtoren tovert telkens adembenemende vergezichten . In de verte zien we een zeilboot. Als de avond valt, laat de zon zich met een goudgele gloed ondergaan.
Er is ook iets te weinig gezegd. De ankerbaai ligt vol met andere boten. Het is namelijk naast de mooiste ook het druk bezochtste strand van Galicië. Veerboten varen met grote boeggolven af en aan. Wij rollen heen en weer in de boot. We hebben af en toe handen te kort om borden, mokken en de pot pindakaas te grijpen. Alles zetten we vast. Die veerboten brengen toeristen naar het eiland die een dagje strand voor de boeg hebben. Wij hebben deze mensen letterlijk voor onze boeg. Het witte strand is een bontgekleurde massa. Die al suppend en kanoënd voorbij komen om model te staan met onze Rhapsody als achtergrond. Er wordt gegild, gelachen en geschreeuwd van plezier. “Jongens! Dit is een natuurreservaat!,” wil ik hen toeschreeuwen. De wandeling naar de vuurtoren lopen we in rijen achterelkaar alsof we op de markt lopen. ‘s Nachts liggen we wakker. Door zeeschepen die om de 15 minuten hun misthoorn laten horen omdat het mist. En door vissersboten die urenlang met sleepnetten in de weer zijn. Nog steeds staat alles vast en is goed opgeborgen. Behalve ik. Ik rol heen en weer in mijn kooi. Ik kan de slaap niet vatten. “Waar is de romantiek. En trouwens, mógen ze hier wel vissen?,” lig ik te peinzen. ”Jongens! Dit is een natuurreservaat, wil ik ook hen toeschreeuwen. Ik heb de neiging om uit bed te stappen en la policia te bellen. Maar doe het toch maar niet. De oordoppen gaan in…
Bij het eiland Cíes hebben we ook voorlopig afscheid van onze zeilmaatjes van de Ikinoo genomen. Dat doen we op ons best: drank en lekkers mee voor een borrel. We roeien naar hen toe. Het is nog net geen routine. In de verte vaart een gezagwekkend vaartuig tussen alle ontspannen boten aan een ankerketting. Is dit de controledienst? Je hebt namelijk een permit nodig om het eiland te mogen bezoeken en te ankeren met je eigen boot. Geeft niet. Deze permit is digitaal aangevraagd. Alles is okee. Als ik door de verrekijker kijk, zie ik dat er La aduana op de zijkant van de boot staat. Die vragen naar hele andere papieren dan de permit. En wie weet wat ze nog meer willen zien. Verschillende boten krijgen een bezoekje. Zo ook de Ikinoo. We doen ons best om zo serieus mogelijk over te komen. Geen idee wat er van ons verwacht wordt. De boot vaart langzij en maakt indruk. “Geen foto’s maken, hoor.” Twee douaniers strak in het uniform gestoken stappen aan boord. Dat John en ik van een andere boot zijn, is geen probleem. We mogen gerust blijven zitten. Zij gaan ook rustig zitten, pakken hun dossiermap en vragen naar de officiële papieren van de boot en bemanning. Een van de douaniers probeert ons in het Engels te woord te staan, verontschuldigt zich en vraagt naar ons Spaans. Direct wordt er door ons vino blanco en cerveza genoemd. Ondanks de hitte is het ijs gebroken. De mannen zijn goed geluimd. Zweetdruppels rollen van hun voorhoofd. Wij zitten relaxed met koude drankjes in ons hand. “Muy caliente”, roep ik. “Si, het is een mooie zomer dit jaar”, beaamt hij. Ze willen de snelheid weten van de boot. 7,5 knoop. “Hoe hard kunnen jullie?,” vraagt Hans. “50 knopen!” Hans durft nog net niet te vragen: ”Mag ik even?”
De volgende dag worden we wakker in de mist. Geen eiland te bekennen. Geen ongestoorde ochtendwandeling op een idyllisch eiland. Rond 10 uur verschijnen de eersten . Zij leggen hun handdoek alvast klaar hopend dat de zon gauw gaat schijnen. Rond een uur of 13.00 wanneer de mist is opgetrokken, roeien we naar het strand. Ik moet goed uitkienen wanneer ik zal uitstappen. Golf afwachten en dan gaan. “Nu!” Ik stap uit het bootje. “Yes gelukt!” De golven komen helaas altijd met 3! Dus als ik in het water sta, na de eerste, komt de volgende hoge golf. Deze neemt het bootje mee en vervolgens mij. Ik verlies mijn evenwicht en voordat ik het in de gaten heb, ben tot mijn middel nat! Alles uit, uitwringen en weer (g)aan. Wij maken wij een tocht tussen de vele anderen. De wandeling naar de vuurtoren tovert telkens adembenemende vergezichten. In de verte zien we een zeilboot. “Zou dat de Ikinoo zijn?” In gedachte wens ik hen een goede reis en zwaai ze uit. Het is gek. Wij hier stil staand en zij steeds verder weg zeilend. Poeh, afscheid nemen, ook al is het van korte duur, is niet mijn ding. We hebben samen toch maar mooi die eerste grote oversteek gemaakt, op elkaar gelet en zeiltactieken overlegd. Als we daarna op dit kleine eiland verkeerd lopen, hoe is dit mogelijk, krijgen een fraai doorkijkje naar Rhapsody in de baai. Weg van alle mensen komen langs een klein huisje met kippetjes en ruimtes gecreëerd met lappen, schotten en doeken. Privado staat erbij. Dit respecterend lopen we terug.
Aan het einde van de dag vertrekken de dagjesmensen. Het strand is weer leeg en verlaten. De rust keert weder op Islas Cíes. Wij ervaren nu haar ware schoonheid. Het water is turkooizen blauw. Het zandstrand is oogverblindend wit. De zon gaat romantisch goudgeel onder…. Tot de nachtelijke escapades weer beginnen. “John, waar liggen mijn oordoppen?
En dat huwelijksaanzoek? Don’t even ask….
“Not every day is a good day,
but
there’s something good in every day!”
Wat een mooie foto’s, en jammer van alle toeristen. Haha, hoopte je echt dat john je daar zou vragen? Hij neemt je eerst mee over de hele wereld, je weet namelijk maar nooit of er ergens nog een mooier plekje is.
Islas Cies, nóóit van gehoord, maar wel echt de moeite waard dus. En dat in Galicië. Leuke ervaring zeg, en ook erg leuk omschreven.