Ik open mijn ogen. Het is nog donker. De boot schommelt vervelend heen en weer en dat heeft me vermoedelijk gewekt. Ik sta zachtjes op om John naast me niet wakker te maken. Ik gluur door het kleine raampje naar buiten. Voor me zie ik de karakteristieke rotsformaties van Ua Pou. Statig staan 7 pilaren boven op het eiland. Overblijfselen uit een ver verleden toen vulkanen hier het voor het zeggen hadden. Elke pilaar was een bron van stromende lava. Nu een bron voor mythische verhalen. Naast ons ligt zachtjes wiegend de Eastern Stream met Jaap en Minke. Oude bekenden van het begin van onze reis. Dankzij Covid-19 komen we elkaar weer tegen. En het is gezellig Nederlands. Een goede week zijn we in Baie Hakahetau aan de noordkant van het eiland. Met ons vieren ondernemen van alles. Vooral te voet. Het is dus niet erg dat ik vroeg wakker ben. Vandaag gaan we de rondwandeling maken langs die enorme rotspunten. Op dit vroege tijdstip is het namelijk nog aangenaam koel.
Het pad kronkelt zich een weg naar boven door het dichte bos. Onderweg vullen onze rugzakken vol met allerlei fruit. Wanneer we het bos uitkomen gaat het pad steil en recht omhoog door frisgroene stevige varens. Regelmatig moeten we ons klimwerk weer inleveren door het afdalen van de heuvel om daarna weer opnieuw te klimmen. De begroeiing veranderd met ons mee. Soms zijn het maar smalle randjes van de berg met daarnaast enkel een grote diepte waar we op lopen. Lange langwerpige bladeren ritselen onder de stappen die ik zet. Mijn voet glijdt uit over de grote hoeveel losliggende bladeren. Mijn kuiten blijven hangen aan stekelige stekels waar elk blad mee afgezet is. Felrode striemen sieren mijn kuiten als een tattoo. Nu nog niet vermoedend dat ik een aantal weken later deze bladeren heel graag wil hebben, onderdruk ik een krachtterm. Zo nu en dan zijn er touwen nodig om ons aan op te trekken of veilig af te dalen. Als we onderaan een van de pitons uitkomen en de enige uitweg over een randje langs de rots, vinden Minke en ik het wel leuk genoeg. Er moet een alternatief pad zijn dan via het beklimmen van deze reus. De uitzichten zijn overigens welverdiend prachtig.
Vorig jaar zijn we ook op dit eiland geweest. John heeft toen een hoed gekocht bij hoedenmaakster Yvonne. Hij draagt hem steevast tijdens elke wandeling die we maken. Minke is erg gecharmeerd van de hoed en wil er ook een. Helaas is Yvonne niet thuis als we haar een bezoekje brengen. Tijdens een tweede poging worden we aangesproken door Franco. Franco was onze chauffeur vorige jaar tijdens het festival. Hij herkent mij vrijwel direct. Helaas is Yvonne, zijn oma, opgenomen in het ziekenhuis. Een beetje teleurgesteld lopen we terug. Ik had graag de pittige dame en haar prachtige weefwerk weer gezien. Terug in het dorp worden we aangesproken. “Willen jullie een hoed?” Verbaasd knikken Minke en ik ja. In de tijd dat wij terug geslenterd zijn, is Franco naar zijn oom Atai en tevens zoon van Yvonne gegaan om naar hoeden te vragen. Handig die dorpse familiebanden en vriendelijkheid. We spreken af om de volgende dag langs te komen na onze wandeling naar het dorp Hakahau. Als we bij het huis aankomen, kan Minke uit verschillende hoeden kiezen. Simpele. Versierde. Stoere. Spontaan vraag ik Nadia de vrouw van Atai of zij ons wil leren weven. Even zo spontaan zegt ze ja. Atai houdt van het goede leven en nodigt ons vieren uit om te komen lunchen. “Nemen jullie het toetje mee,” vraagt hij en drukt me 5 rijpe bananen in mijn handen. “Voor een bananencake.”
“Nemen jullie het toetje mee?”
Kippen kakelen op de achtergrond. Grommend bijt de hond van zich af wanneer hanen hem te dicht naderen. De overvloedige lunch is genuttigd en de tafel is net afgeruimd. John, Jaap en Atai zijn druk in gesprek in de schaduw van de mangoboom. Ik volg het allemaal maar half. In mijn hand heb ik 4 lange stroken van een pandanusblad. Het blad waar ik een paar dagen geleden nog ruzie mee had. Gelukkig heeft deze geen venijnige doornen. Geconcentreerd kijk ik op mijn werk. “Sous. Sur. Sous, sur.” Onder, bovenlangs dan recht overlangs en weer onderlangs. Gestaag vordert mijn vlechtwerk onder streng toezicht van Nadia die elk fout ogenblikkelijk opmerkt. Naast me zit Minke. Nog net niet met haar tong uit haar mond. Vliegensvlugge handen van Nadia toveren het om tot een haarband.
De weefkoorts is toegeslagen. Minke en ik willen alles van de hoed tot de rand weten. Nadia heeft ons een korte uitleg gegeven om welke plant het gaat, hoe we de bladeren moeten drogen en voorbereiden om te weven. Als we tijdens een wandeling naar de waterval de plant ontdekken, kunnen we het niet laten om een paar mee te nemen om te drogen.
De weken die daarna volgen, struinen Minke en ik het internet af. We zijn inmiddels ieder een andere kant op gezeild maar delen onze ervaringen en nieuwe informatie. Minke is echt een kei in googlen en vindt zelfs een digitaal boek over deze oude ambacht. Ik lees over de vele toepassingen van deze bladeren. Naast gebruiksvoorwerpen ook dakbedekking, kleding en zelfs zeilen. De natuur heeft zoveel te bieden. Met de geïnstalleerde you-tube app kan ik de filmpjes een paar dagen bekijken. Een Nieuw Zeelandse dame legt me via een klein beeldscherm op mijn mobiel uit hoe ik een placemat moet afwerken. Talloze keren bekijk ik dat filmpje. De stem is irritant maar irritanter is dat ik niet snap wat ze doet. Het is ook net niet te zien. Ik ga ermee naar bed en sta ermee op. Als ik het bijna wil opgeven, is het me gelukt. Ik probeer van papier van alles na te maken. Zo wordt een poezenmand een hamstermandje en een yogamat een ieniemieniematje. Simpelweg omdat mijn stroken papier niet langer zijn dan een A-4tje. Apetrots ben ik als ik een armband heb gecreëerd van mijn gedroogde bladeren. Na papier ben toe aan de echte pandanus bladeren. De heuvel van de baai staat ermee vol maar als we ze willen oogsten hangen ze onbereikbaar hoog.
Een aantal weken later tijdens een autorit op Ua Pou zie ik ze. De Paeorebladeren zoals ze in het Markies genoemd worden. Deze zijn zonder stekels. Heel wat groene bladeren verdwijnen in de laadbak van de pick-up. De gedroogde aan de plant zijn namelijk beschimmeld en lijken me niet zo geschikt. Nu lijkt het simpel dat drogen zoals Nadia dat uitlegde. Gewoon schoonmaken, de nerf eruit snijden en in de zon neerleggen. Die nerf alleen al vergt oefening. Teveel weghalen betekent een gescheurd blad in de lengte. Te weinig een kapot blad in de breedte. Een man verteld me als hij me bezig ziet, dat ze in zout water afgespoeld moeten worden en daar een paar dagen in moet staan. Ik wil niet eigenwijs doen dus volg ik braaf zijn aanwijzingen op. Ik kijk het zo aan en zie de bladeren bruinig worden. Ik besluit ze toch maar in de zon neer te leggen. Elke dag kijk ik of ze al mooi licht van kleur worden. De mijne drogen donker op, blijven groen, krullen terug in hun oude vorm en waar de nerf zat, is het nu gespleten. John kijkt met argus ogen toe. Langzaam ziet hij dat de boot overgenomen wordt door bladeren en aanverwante producten. Na een week rol ik ze op om een koker en laat ze nu opgerold drogen. Dit lijkt te werken. Het blad blijft weliswaar plat maar wordt niet blank. Het houdt me behoorlijk bezig. Zelfs in mijn slaap. Een windvlaag heeft me gewekt en het eerste waar ik denk zijn de bladeren. Ik sta op en loop slaapdronken op het dek om het te controleren. Het is niet voor niets. De lijn waar de bladeren om heen gewikkeld zijn, ligt half overboord . Ik raap het zooitje bij elkaar en leg het op een veilige plek. De volgende dag struin ik het strand af en vind ik zowaar 3 bladeren terug. Na 14 dagen zijn ze droog, rol ik ze op en bewaar ik ze in een cirkel zoals ’t hoort.
“Kan iemand mij leren zo’n tas te maken?” Ik loop in het kunstenaarswinkeltje. Verschillende geweven tassen zijn er te koop. Ik wil er ook een maar dan eentje die ik zelf gemaakt heb. Het grietje kijkt me bedenkelijk aan. “Nee, nee, dat is te moeilijk.” Ik geef niet op. Vrijwel elke vrouw in dit dorp heeft zo’n tas. Er moet iemand zijn die mij het wil leren. Later in de week vraag ik het nogmaals in het winkeltje. Deze keer aan een wat oudere dame. “Zelf maken? Ja, natuurlijk en daarna de hoed?” Enthousiast knik ik ja maar voeg daaraan toe dat dat echt een stap te ver is. De dame oppert een naam. Andere dames knikken. Snel wordt er een telefoontje gepleegd en jawel er is iemand bereid om het mij te leren. Met een nieuw weefmaatje, Sue van de boot Spruce, staan we de andere dag om 10 uur klaar. Raferere, onze lerares haalt uit haar tas een doos, een schaar en naalden. Onze eigen Paeorebladeren waren helaas nog niet droog genoeg dus kopen we ze in het winkeltje. Ze pakt een blad en snijdt het met de naald in stroken. Daarna nemen wij het van haar over. Niet veel later ligt de tafel vol met stroken en kan het echte werk beginnen. Ik maak een Kete, een tas. Sue wil een placemat. Raferere is een van de weinigen die deze eeuwenoude ambacht nog uitoefenen. De traditie om het van moeder op dochter door te geven is aan het verdwijnen. Ze leert het nu aan schoolkinderen. Èn aan ons dus. Nadat de bodem gepast, gemeten en geweven is, wordt het aan de doos vastgemaakt. De doos dient als mal en ik weef om de doos heen. Als de tas groot genoeg is, wordt de doos verwijderd en de losse eindjes afwerkt. Een mooie sierrand, de pitara komt boven aan de tas. De tautau ofwel de hengsels vindt Raferere te moeilijk voor mij. Ik denk eerder dat de ijverige dame toe aan een middagdutje was want na de lunch ze heeft ineens een beetje haast. Rap doet ze voor hoe ik een eenvoudige vlecht moet maken. “De andere kan je zelf op de boot maken en de rand vast zetten ook.” Met een bijna afgemaakte tas en Sue met een grote placemat onder haar arm gaan we vol trots op de foto. Dagen daarna ben ik aan het uitvogelen hoe de échte’ tautau in elkaar steekt.
trots op mijn zelfgemaakte kete
Mijn oog valt tijdens ‘Jour de la femme’ op een tasje. Het heeft de tautautechniek die ik graag wil beheersen. Ik vraag er naar aan de eigenares. Ik kon het niet aan een beter persoon vragen. Enthousiast legt ze uit hoe het moet. “Oui, het zijn er 4. Je draait het steeds om en binnenin zit voor de stevigheid een kern.” Ze laat me zien wat ze bedoelt. Eigenlijk is het precies zoals ik het zelf ontdekt heb. “Kom,” zegt ze en ze neemt me mee. De tafel ligt vol Pareore. Ze gaat een demonstratie tassen maken geven. “Kijk en deze kun je ook maken van Pareore.” Ze houdt een onderzetter omhoog. Rand na rand wordt deze aan elkaar geknoopt. Ik ben ongeveer de enige die alle aandacht voor deze nijverheid heeft. Al snel krijg ik een beginnetje in mijn handen. IJverig knoop ik knoopje voor knoopje een nieuw randje aan een randje.
John vindt mijn nieuwe hobby ook leuk. Met mes en machete in de rugzak en natuurlijk met hoed gaan we een stuk lopen. Voor de placemat heb ik namelijk delen van een palmblad nodig. En een palmblad hakken is echt een mannending.
‘echt mannenwerk‘
‘Het is leuk om dingen niet te kunnen, want dan kun je iets nieuws leren.’
-psychogoed-
Gaaf, ik wil ook een tas knopen. Maar vooral zo’n prachtige hoed. Heerlijk deze hobby.
Welke bladeren kan ik laten drogen?
Misschien de lisdodde?
Wat gaaf. Echt heel bijzonder en dat je van iedereen weer iets nieuws kunt leren. En zo kom je steeds een stapje (blaadje ) verder. Heel gaaf. Je kunt zo een webshop beginnen. Liefs en hou ons op de hoogte!
Leuk hoe een hobby je leven kan vullen, dag en nacht bezig zijn met bedenken en oplossen en oefenen en leren. Klinkt super ontspannend voor een denk hoofd.