Fregatvogels cirkelen op de thermiek boven en langs kliffen die recht op uit de zee rijzen. Bomen met een groot kronkelend wortelstelsel in schrale grond vormen hun thuisbasis. De zilveren takken zitten vol met zwarte stippen. Elke stip is een vogel. Hier en daar zie een rode. Een opgeblazen keel van een mannetje. Relaxed vanuit mijn luie stoel bekijk ik de wereld om mij heen. Na het drukke leven in Taiohae op Nuku Hiva lijken we terug in de tijd te gaan. Wij zijn meestal de enigen in de baai. De vele moderne jachten zijn ingeruild voor de oude authentieke kano’s met hun karakteristieke drijvers. Op een vervallen huisje na is er geen teken van menselijke bouwsels. Een druk sociaal leven maakt plaats voor rust. De vogels maken acrobatische toeren. Majestueus beheersen ze het luchtruim. Sluw zijn ze ook. En schuw. Schuw voor water. Hoewel vis hun dagelijkse voedsel is, raakt hun snavel amper het water als ze een visje op pikken. Liever jatten ze een prooi uit de snavel van een andere vogel. Oppermachtig winnen ze het luchtgevecht. Een eenzame Jan van Gent duikt aerodynamisch in het water om even later met vis weer op te duiken. Bruine boobieachige vogels laten zich luid en lomp in het water te vallen waardoor elke fregatvogel gealarmeerd wordt. Tropic birds leven in hun eigen wereldje. Ze zwieren sierlijk met hun lange staart door de lucht. Trekken zich niets van die ordinaire visgevechten aan. Vissers struinen de baai af in de hoop ook een visje mee te kunnen pikken. Langzaam peddelend met een vislijntje achter zich aan
slepend. Ik doe mijn ogen dicht. Ik stel me voor dat dit al jaren zo gaat hier. Ik hoor de vogels krijsen en plonsen. Geiten zoeken mekkerend hun weg over de smalle richels op zoek naar eten. Onder de rots weerkaatst het gelach van vissers terwijl ze hun gevangen vis schoonmaken. Moderne muziek vult de stiltes op. Het is enige wat me herinnert aan onze tijd. Wij liggen in de baai Vaiehu aan de westkant van het eiland Ua Pou. Gevlucht voor de noordwestelijke deining aan de prachtige noordkant. Elke eiland in de Markiezen heeft, anders dan de gesloten lagunes van de Tuamotu, een open verbinding naar zee. De oceaan heeft daardoor een vrije doorgang de baaien in. Lange golven komen op dit moment vanuit het Zuidwesten de baai in rollen. Het water kan geen kant op en slaat bulderend te pletter op de rotsachtige oevers. Wij worden vrijwel onopgemerkt opgetild door het water. “Hier aan land gaan, wordt nog wat. ”
Whoeaaahhh! Met een luide gil beland ik bruusk op grote zwarte keien. Ik glibber en glij over de ronde stenen en krijg gratis een stonemassage. Als ik probeer op te staan zijn mijn benen van elastiek. Ze zwabberen, zwenken en zwalken ongecontroleerd over de rollende stenen. Als een beschonken man zoek ik mijn weg naar een stevige niet bewegende ondergrond. Het teveel aan adrenaline in mijn bloed, schreeuw ik eruit. Uiteindelijk zak ik neer naast John op een houten kano. Mijn keel is gortdroog. Mijn hart is razend. Mijn ademhaling is vluchtig. Mijn spieren strak gespannen. “Water,” is het enige wat ik kan uitbrengen. Ik kijk John aan. De laatste sporen van adrenaline in mijn lijf voorkomt dat ik ga janken. In plaats daarvan maakt een gek soort overwinningroes zich meester over mij. Lachend roep ik dat de mijne echt veel hoger was als ik bijgekomen ben.
Dagenlang hadden we geobserveerd hoe we aan land kunnen komen. Overal waar we kijken slaan golven schuimbekkend stuk op de rotsen. Het lijkt een onmogelijke opgave. Vissers daarentegen loodsen hun kano precies tussen twee rotsen door naar het strand vol met keien.Dat moet wel de veiligste plek zijn. Vandaag gaan we ervoor. Onze dinghy water binden we vast aan een mooring naast een lokaal bootje. De rest doen we zwemmend. Precies zo als de bewoners met hun kano’s. Onze dinghy zou zo’n tocht niet overleven en wij wel, is de gedachte. Onze voorbereiding is goed. Droge kleding in een watertonnetje evenals de zonnebrillen, petjes en een flesje. John vaart recht op het doel af. Bijna geroutineerd knoop ik ons bootje aan de mooring. De oceaandeining loopt flink de baai in. Ik wil het goede moment afwachten en observeer het water. John niet. Hij springt overboord en gaat. Al gauw is hij een flink stuk bij mij vandaan. Ik zet mijn zwembrilletje op en spring dan ook maar in het diepe. Ik zwem met
lood in mijn zwemschoentjes achter John aan. “Is dit nou wel zo’n goed idee?” piept een stemmetje in mijn hoofd. Af en toe verdwijnt Johns koppie. De twijfel slaat toe en ik keer om. “Ben niet gek.” Maar ik laat me niet kennen. Mijn nieuwsgierigheid naar het land is groot en wint. Ik waag het. Ik zwem opnieuw richting het strand. John staat inmiddels al op het droge. De ingang is smal. Als ik me tussen de rotsen begeef, neemt een golf me mee. Met dezelfde gang wordt terug gezogen. Ik zwem als een idioot maar wat ik ook doe ik kom niet voorbij de rotsen. Ik kijk om. Stom natuurlijk. Achter mij rijst een grote golf omhoog. Als een muur staat hij rechtop naar me te grijnzen. Klaar om me te verslinden. “Whoeaaaah!” Ik geef een gil alsof het een startsein is. Een oerinstinct neem het van me over en ik zwem alsof mijn leven er van af hangt. Het volgende ogenblik lig ik op de keien. Wit schuimend water om mij heen probeert me te grijpen. Weg. Ik wil zo snel mogelijk weg. De gladde rollende keien maken het mij niet gemakkelijk. Maar het is gelukt en zit ik hier op een houten bootje trots kijkend naar de golven die binnen rollen. “Geen enkele is zo hoog als de mijne.” Zelfs John beaamt het. Maar het uitzicht is het waard.
Zoals altijd als je een eerste stap hebt gezet, volgt de rest van zelf. De volgende dag gaan we weer. Het is een stuk kalmer. De hoogste golf van nu is de laagste van gister. Dus dezelfde tactiek en als je eenmaal weet hoe het moet, valt het reuze mee. Vandaag lopen we naar t dorpje Haakuti een paar kilometer verderop. Zodra we bij het eerste huis arriveren, worden we aangesproken. “Vous êtes sur le bateau?” Jullie zijn van de boot? “Oui.” De man legt uit dat hij gisteravond in de baai was en dat hij met zijn zonen de lampjes dragers waren en dat ze nu weer op weg zijn om te gaan vissen. Wij lopen verder het kleurige dorp in. Onderweg pakken we een paar stervruchten die overvloedig aan de takken hangen en de grond geel kleuren. Vrijwel elk dorp op dit eiland ligt aan zee. Ook deze. Gister zagen we van bovenaf hoe ruig de baai is. Vandaag is het niet veel anders. Onstuimig is het nog steeds. Bulderend slaan de golven stuk. Voorlopig gaan we niet naar Hakahetau aan de Noordkant. Veel te onrustig om het anker uit te gooien. Als we het huis van de visser op de weg terug nogmaals passeren, krijgen we spontaan twee mooie pompelmoesen mee.
Eenmaal terug in onze baai bespreken we de tactiek Dezelfde weg terug gaat absoluut niet gebeuren. Daarbij zijn onze handen vol met spullen. Dit is het idee. We lopen langs de rotswand en ergens waar het kan, springt John in het water. Hij haalt ons bootje en vaart naar mij toe. Ik gooi vanaf de kant het tonnetje en de pompelmoesen. John vangt ze op. Daarna spring ik in het water en klim ook in het bootje. Terwijl ik op John sta te wachten, komt een jongeman naar me toe. “Tu voudrais des fruits.” Ja natuurlijk. Hij heeft mango’s en kleine sinaasappelen. John is inmiddels dichterbij en ik gooi de eerste vrucht. Dat gaat goed. Van ver wordt er geroepen: “Non, non. Ici!” Het is de visser uit het dorp. Alfred, de jongeman, pakt het fruit weer op en loopt met mij mee naar de veel betere plek. Het is opmerkelijk kalm hier. Op mijn gemak kan ik al het fruit aan John geven. “Doucement,”Behulpzaam helpt Ferdinand, de visser, mij met instappen. “Zijn jullie hier morgen ook nog?”vraagt hij. “Kom dan bij ons eten!”
De cake is nog warm als ik hem aan Ferdinand geef. Dit keer is de landing heel wat gemakkelijker. Bijna elegant maar vooral droog stap ik op het plateau. Hier heeft hij met zijn zonen en schoonzoon hun kamp opgezet. Een paar lappen hangen met visdraad aan de rots wand om hen te beschermen tegen de zinderende hitte van de zon. Een kleedje op de vloer en een vuurplaatsje en je hebt een onderkomen. Iets verderop staat een heus mariabeeldje en een rozenkrans gedrapeerd er om heen, Twee puppy’s leren al vroeg wat het vissersbestaan in houd. Ferdinand is duidelijk in zijn nopjes met ons bezoek. John noemt hij steevast mon ami. Hij maakt het ons gemakkelijk en biedt en plekje in de schaduw aan. We zitten nog niet of we krijgen een grote koek. Mijn mond is nog vol of ik heb al weer een stuk zuurzak in mijn handen. Een heerlijke zoetzure vrucht. Het sap druipt over mijn kin. Een schaaltje met thee maakt het compleet. Ondertussen vertelt de man honderduit en stel ik zoveel vragen die ik bedenken kan. Hij is 55, heeft 8 kinderen 4 dochters en 4 zonen, Zijn ogen stralen. Op nieuwjaarsdag waren we hier met zijn allen en hij wijst aan tot waar de doeken hebben gehangen. Ik vraag hem of de baai van hem is, Nee, die is van ons allemaal. Ook van jullie als jullie hier zijn. Iedereen is welkom. Het verlaten huisje op de heuvel staat, is ook voor iedereen. Soms wordt daar een feest gegeven en wordt het opnieuw gedecoreerd met verse palmbladeren. Alfred glundert. Hij komt oorspronkelijk uit Huahine, woont nu hier omdat hij met de dochter van Ferdinand is getrouwd. Ondertussen steekt Ferdinand het vuurtje aan en legt twee uru’s in het vuur. Vis hebben ze helaas nog niet gevangen. Vanavond proberen ze het net als gister in het donker nogmaals. “Het is zo mooi hier in de avond met jullie kleine lichtjes op de boot, mijmert Ferdinand De zwart geblakerde uru’s worden uit het vuur gehaald. De buitenste schil wordt er afgepulkt. “Zo is tie het lekkerst.” zegt Ferdinand en laat ons een stukje proeven. De rest van de gare uru wordt in een bakje geplet. Het wordt tijd om te gaan.
De volgende ochtend worden we gewekt met een klop op Rhapsody. De avond was een succes voor de mannen. Veel vis en zelfs kreeften zijn gevangen. Verse vis zit er voor ons helaas niet in maar met een gulle lach wordt een doos vol met mango’s , pompelmoes en uru overhandigd. Ondertussen worden op de kant de doeken opgeruimd en Maria met voorzichtigheid ingepakt. In een paar stappen is niets meer te zien. Wat overblijft is een onvergetelijke herinnering.
“Het aardigste van plezierige dingen is de herinnering.”
-Godfried Bomans-
Wat heerlijk om weer een blog van jullie te lezen. En nog mooier dat je “met weinig eigenlijk alles hebt!” Geniet lekker na van deze nieuween vooral stoere herinneringen en doos met vers fruit. Mjammie
Wat een mooie ontmoeting met Ferdinand.
En de golven …ik voel hier zelfs de adrenaline. Stoere meid hoor.
Inderdaad, wat fijn om weer van jullie te horen. ZOOM-meetings vanuit een burgemeesterskamer zijn dan toch te beperkt voor een goede indruk
En wat een mooie herinneringen. Prachtig weer om te lezen.
Wat heerlijk om je weer eens te zien, en te genieten van al je fijne dingen ,
Mooi verhaal
Lgr tante Nel
Wat heerlijk on weer jullie blog te lezen! Het plezier spat ervan af net als jullie waterbalet en gevecht met de golven, heerlijk. Geniet verder en maak nog meer vriendelijk herinneringen en laat ons meegenieten. Dijke kus van de 2 Zeezwaluwtjes
Hallo daar,
Wat een andere wereld.
Boeiend hoor!
Liefs Marijke
Wat boeiend.
Wat een mooie ontmoeting, zo vriendelijk. Vind het wel heel dapper van jullie om zo’n landing aan te durven. Lijkt me erg spannend, maar geweldig gevoel als het dan toch gelukt is. Veel plezier nog daar.
Opnieuw ontmoetingen met prachtige mensen. Ze zijn dankbaar voor wat genoeg is om van te leven. Ze nemen te tijd om te genieten van elkaar en van wie op hun pad komt. Door te delen geven ze zichzelf zoveel moois.