Ik houd niet van bonbons. Je weet immers nooit wat je krijgt als je willekeurig eentje uit de doos pakt. Het zijn er maar een paar die ik echt lekker vind. De rest kwijnt weg om waarschijnlijk een paar maanden later met doos en al weggegooid te worden. Ik koop liever repen pure chocola dan weet ik dat elke hap lekker is. Voor het leven geldt misschien wel het tegenovergestelde. Juist het onverwachtse, de verrassing van het moment, de verandering is, volgens mij, waar het omdraait. Het hoeft niet groots en meeslepend te zijn, de kleine momenten zijn vaak even waardevol en geven kleur aan je dag. En het mooie daarvan is nou juist dat je van te voren niet weet wat je krijgt. Als je het minst verwacht, gebeuren er de meest leuke dingen. Elke dag gaan we naar de kant om uit de doos bonbons van Fatu Hiva te snoepen.
Meteen na onze aankomst gaan we op zoek naar bananen en ander fruit. Het water loopt al in mijn mond bij het idee alleen. We roeien naar de kant en binden de dinghy vast aan de kade. We lopen het dorp in. Als we stilstaan bij het supermarktje worden we aangesproken. De man neemt ons mee naar zijn huis voor pompelmoes. Eenmaal bij hem thuis krijgen we zijn beeldsnijwerk te zien. Schaaltjes en Tiki beeldjes. De pompelmoes kunnen we krijgen in ruil voor een stootwil. Ik weet niet hoe hij het zich voorstelt maar een stootwil voor 1 pompelmoes is wel heel erg duur betaald. Beleefd vertel ik, in het Frans, dat we die zelf nodig hebben. Als we ook geen Tiki kopen, zitten de grapefruits er niet meer in. Die ‘dure’ ruilhandel tiert hier welig. Menig huisdier zit vastgeknoopt aan een lijn dat oorspronkelijk aan een booteigenaar toebehoorde. Ik kijk mijn ogen uit. Elk huis heeft een tuin met fruitbomen, een varken, een geit, een hond en wat katten. En dat alles met het rotsige gebergte op de achtergrond. Groot is het niet en voor het in de gaten hebben zijn we het dorp uit. Mangobomen zijn leeg. Papaja’s zijn klein en groen. We zijn te vroeg in het seizoen. We volgen de weg die ons bergopwaarts voert. Als we een onverharde weg zien, gaan we die in, in de hoop vrije fruitbomen tegen te komen. De weg gaat over in een paadje. We zijn nieuwsgierig en lopen op onze slippers verder. Om de paar meter is het pad gemarkeerd met gestapelde steentjes. We vermoeden dat we op weg zijn naar de waterval die hier ergens moet zijn. En vooral omdat we voortdurend langs een beekje lopen. Als het pad ophoudt, staan we inderdaad bij een waterval. We keren om en waar we een eenzame pompelmoesboom zien, plukken we 3 vruchten. Terug in het dorp lopen we op blote voeten want de schoenen moeten uit, het winkeltje binnen. Ze hebben van alles. Zelfs wat verse groente. We kopen een flesje cola en slenteren naar de haven. Daar ontmoeten we Priscilla. Ze wil ons wel bananen verkopen die we de volgende dag bij haar in het blauwe huis op kunnen halen. Ze geeft wat aanwijzingen hoe we daar moeten komen. De volgende dag gaan we onze verse waar ophalen. “Was het nou een bleu of blanc huis?” We vragen aan een buurman of hij Priscilla kent. Hij vraagt het weer aan iemand anders. Dit dorp heeft maar een paar honderd inwoners maar niemand kent haar. “We zullen haar vast nog weleens tegenkomen,” zegt John en keren om. Bij de kerk maken we een praatje met een paar mannen die op de aanvang van de kerkdienst wachten. Men wil weten waar we naar op zoek zijn. Mijn uren Frans studeren levert resultaat. Ook zij kennen geen Priscilla maar uiteindelijk, na wat aanwijzingen, groot en fors, weten ze wie het is. Tehae. Tehae is haar Markiezen naam en opnieuw krijgen we dezelfde instructies richting haar blauwe huis. Morgen nog eens proberen.
Op zondag wordt er na de kerkdienst bij elkaar gezeten en gegeten. Wij zijn uitgenodigd door twee bewoners, Christian en zijn vrouw. Zijn huis fungeert als restaurant. Ik kijk opnieuw mijn ogen uit. Het is zo simpel. Een enorme tafel vult de woonkeuken. De slaapkamers zijn kleine onbelangrijke vertrekken. Er hangen wat familiefoto’s en christelijke plaatjes. En overal staan of liggen spullen. Kasten zijn hier schaars. Op de eettafel voor ons staan schalen gevuld met Polynesische lekkernijen. Geit, varken en kip allemaal bereidt op de BBQ buiten. Poisson cru, rauwe vis gemarineerd in lemon en later overgoten met kokosmelk. Witte rijst en pommes frites. Dat laatste is natuurlijk vanwege de Franse invloed. En bananen gewekt in limoensap. Acht cruisers nemen deel aan dit feestmaal. We laten het ons heerlijk smaken. Vooral de poisson cru, is niet te versmaden. Na afloop is er koffie. De vrouw des huizes zet een smoezelige pot met oploskoffie, melkpoeder, suiker en glazen vlaschaaltjes op tafel. Zelfbediening. Uit een aan de buitenkant vuile waterkoker wordt kokend water op de oploskoffie geschonken in een vlaschaaltje. Een lepel om te roeren wordt gedeeld. Er is zoveel eten over dat we nog eens flink mogen scheppen voor thuis. Als we het bord de andere dag maar terugbrengen. Onderweg naar de boot worden we binnengeroepen door een andere bewoner of we tapa willen bekijken. Tapas eet ik normaal op maar deze tapa is kunst.
Op een stuk platgeslagen bast van een boom zijn de prachtigste tekeningen te bewonderen. Met een zelfgemaakt penseeltje tekenen ze dezelfde patronen als een tatoeage. Uitgebreid bekijken we de versierde vellen. Spontaan wordt de ukelele gepakt. De man speelt en de vrouw zingt uit volle borst.
Het is half 5 in de ochtend. Het is nog donker. Toch zijn wij klaarwakker. Ik pak na lange tijd onze wandelschoenen. De rugtas is al gepakt met een lunch en water. We gaan naar het andere dorp lopen. Het is een 16km lange tocht berg op en weer afwaarts. Rond vijven wil ik weg om zo lang mogelijk gebruik te maken van de frisse morgenstond. ’s Nachts koelt het namelijk af naar ik-heb-een-deken-nodig temperatuur. Enkele uren na zonsopkomst is van de koelte niets meer over. Een zinderende hitte bemoeilijkt elke stap die ik zet. Voor die tijd wil ik op het hoogste punt zijn. John en ik gaan al vast vooruit. Vier anderen volgen ons later. Het voelt onwennig. Mijn voeten in zware schoenen. Ook mijn tenen protesteren. Volledig ontwent om samengepakt te zitten in een dicht omhulsel. We genieten van elk uitzichtpunt.
De anderen volgen ons op de voet. En halverwege zijn we met zes man. Onderweg plukken we avocado’s zo uit een boom. De cashewnoten zijn helaas nog niet rijp. Vier uur later komen we in het dorp aan. In Omoa is een museum. Het is gesloten. We vragen hier en daar in het rond en algauw hebben we de dame gevonden die ons het museum laat zien. Het is een houten huis uit een vervlogen tijd. Het interieur is sober maar mijn hart maakt een sprongetje. De mooiste bewerkte schalen staan hier op de grond. De symmetrie van het houtsnijwerk is weergaloos. Helaas heeft Rhapsody geen ruimte om zo iets moois te showen.
Na de bezichtiging neemt de vrouw ons mee naar haar huis. Ze heeft ons allerhande fruit aangeboden en dat nemen we graag van haar aan. We mogen pas weg als we wat water en haar tapa hebben gezien. Zij is een ware kunstenares. Trots laat zij haar werk zien. Tassen vol guaves, pompelmoes, avocado’s, bananen en limoentjes worden later in de watertaxi gezet. Binnen een half uur zijn we terug in onze eigen baai. Opgelucht trek ik mijn schoenen uit. Mijn tenen pijnlijk bezeerd door de langdurige afdaling. Bij John is het niet anders. Blauwe teennagels sieren onze tenen. Soms tref je achter een mooie wikkel een onsmakelijke bonbon.
Zware diepe dreunen vullen de vallei. Over een maand is er een festival waar alle 6 bewoonde eilanden van de Markiezen aan deelnemen. Met kleine aluminiumbootjes worden de dansers uit het andere dorp naar hier gebracht. Niet veel later roeien wij er achter aan om een glimp op te vangen.
De trommels zijn indrukwekkend groot. Ze zijn net gestart met het aanleren van een nieuwe dans. Er wordt veel herhaald en gezongen vanaf bladpapier. Een gemêleerde groep mensen heeft plezier in wat ze doen. De dansleraar is echter bloedserieus en geeft hier en daar aanwijzingen. Ik kan niet wachten op het eindresultaat.
Bananen, bonbons op zich, hebben we af en toe in overvloed. De bananen die we gekocht hebben, bananen die we gekregen hebben van de dame van het museum en bananen die we spontaan verkregen omdat we even meegelopen zijn om naar een buitenboordmotor te kijken. Ze zijn allemaal tegelijk rijp. Maar wat te doen met al het fruit. Eten natuurlijk. Als ontbijt, lunch, als toetje na het avondeten en als tussendoortje. Het zijn er zoveel dat we het niet aankunnen voordat ze bruin worden. Weggeven heeft geen zin want iedereen heeft genoeg. Dus gaan we aan het werk en maken we bonbons voor later.
De rijpste worden in chutney verwerkt. Vele kruidenpotjes trek ik uit de kast en als laatste voeg ik een scheutje rum toe. Een geurige kruidenmengsel doe ik na een uur pruttelen in kleine uitgekookte glazen potjes. Bananen die precies rijp zijn, snij ik in de lengte doormidden en leg ik op een rooster te drogen in de zon. Volgens de bewoners hier zijn ze na vier dagen genoeg gedroogd en kan je ze daarna wel 3 maanden of langer bewaren. De snotterigste bananen prak ik fijn tot een gladde massa. Daarna, een tip van een medezeiler, doe ik wat honing, muesli, rozijnen en kokosrasp er door heen. Van de smeuïge substantie maak ik een rechthoekige platte vorm en laat dit in de zon drogen tot een mueslireep. Ondertussen maakt John van geplukte kleine rode pepertjes zijn eigen sambal manis en verse pesto van wilde basilicum blaadjes.
Rond half drie in de middag gaan we vaak naar de kant. Even van de wiegende boot af en de benen te strekken wanneer de temperatuur afneemt. Als we in het dorp lopen horen we getik. Zouden ze tapa maken? We gaan op het geluid af. Dan blijft het stil. We gaan een straatje in. Daar komen we een danser tegen. Hij herkent ons omdat we hebben gekeken tijdens het oefenen. We maken een praatje. Ik vraag hem of ze ergens tapa aan het maken zijn. “Lá,” zegt hij en wijst verder het straatje in. “Mogen we kijken?” “Bien sûr,” zegt hij. Het is het huis aan de linkerkant. Een vrouw die voorbij loopt, vangt ons gesprek op en waarschuwt de bewoners dat we eraan komen. Een jongeman komt ons tegemoet. Hij neemt ons mee naar zijn achtertuin. Zijn vrouw zit op de grond. Voor haar ligt een steen met daarbovenop een bast van een boom. Ik mag eraan voelen. Het is doordrenkt met water en voelt stijf en stug aan. Ze slaat er flink op met een houten gereedschap. Een vierkante platte knuppel. Ze legt uit dat ze net terug is van het dansen en nu haar kostuum aan het maken is. Dit stukje bast wordt een stuk stof om kleding van te maken. Aan de waslijn hangen al enige doeken te drogen. Evenals een rok en een bovenstukje. Ze bewerkt de stof met kokosolie waar een melange van een bloem is toegevoegd. Ze spoort me aan om te ruiken. Een heerlijk zacht bloemengeurtje vang ik op.
Als we terug lopen naar het oorspronkelijke pad dat we wilden nemen, lopen we langs een werkplaats waar een man aan het werk is. Hij nodigt ons uit om te komen kijken. Hij maakt Tiki’s, beeldjes van hout en allerlei andere historische voorwerpen. Hij heeft er duidelijk plezier in om ons te informeren over zijn werk. Tussendoor laat hij ons snoepen van, voor ons, onbekend fruit. We krijgen nog wat andere vruchten mee voor onderweg. En als we straks weer langslopen heeft hij pompelmoes voor ons klaarliggen, zegt hij, bij het weggaan. De betonnen weg gaat al gauw over in een onverhard pad. Links en rechts groeien bananenbomen. Palmbomen steken hoog boven alles uit. Mangobomen pronken met hun overdaad aan onrijpe vruchten. Limoentjes liggen voor het oprapen. We plukken onderweg wat pepertjes en een prachtige kokosnoot laten we liggen bij gebrek aan een tas. Ik begrijp nu waar al die geuren vandaan komen. Een vrouw passeert ons. En passant vraag ik haar naar kurkuma. Kurkuma is net als gember een wortel van een plant. Onze verse kurkuma is op en is bijna onmisbaar in de gerechten die John maakt. Ik heb dit in Gambier gekregen en de plant gezien maar ik kan het nu niet herkennen. De plant die ik haar aanwijs is dat niet. Ze legt uit dat ze van deze plant de zaden gebruiken om sieraden te maken. Ze opent een zaadbol en een stuk of vijf zwarte kraaltjes komen er uit. Terwijl ze zelf iets anders van plan was, loopt ze met ons mee. Even later laat ze de kurkuma plant zien. Ze heeft thuis wel wat kurkumawortels liggen en wil daarvan wel wat geven aan ons in ruil voor iets uit de boot. Ze kiept een rijstzakje leeg, stopt de kurkumawortels erin en duwt het in Johns hand. Eenmaal terug bij de man van de Tiki’s heeft hij 2 pompelmoezen klaarliggen. Geplukt met een mandje aan een lange stok. We willen al weer bijna weggaan als mijn oog op een soort gras valt. Overal in het dorp groeit dit gras in een puinzak. “C’est une plant speciale?” “Oui,” zegt hij, “om kostuums en hoofdkransen van te maken.” Het gaat niet om het gras maar de dunne gekrulde wortels. Nog enthousiaster als hij de eerste keer al was, gaat hij verder. De wortels worden gekleurd met kurkuma. Nadat hij dat gezegd heeft, loopt hij naar een plant en trekt het met wortel en al uit de grond. Hij breekt de wortel doormidden en gaat daarmee over de droge blanke wortels die direct felgeel kleuren. “Kom mee,” gebaart hij. Bij de deur van het huis laten we onze slippers achter en stappen op blote voeten het huis in. In de hoek ligt een felrood en geel kostuum van zijn dochter. Bijna klaar voor het festival in Ua Pou. Op tafel ligt een boek over de cultuur van de Markiezen. Ik blader er doorheen. Hij gebruikt het boek als voorbeeld voor de voorwerpen die hij maakt. Tiki heeft al lang geen betekenis meer behalve dat de verkoop geld oplevert, legt hij uit. De volgende dag keer ik met een reep chocola, chocoladekoekjes en twee zelfgemaakte tulpenkaarten terug naar de man en vrouw van gister. Een greep uit onze eigen bonbonvoorraad.
“Life is like a box of chocolate. You’ll never know what you gonna get”
-Forrest Gumps mother-
Werkelijk overal waar jullie komen zijn de mensen vriendelijk enthousiast en vrijgevig. Ik hang aan je lippen en ik leer ongemerkt heel veel.