RHAPSODY

Dékité & Dékimalo

Onze tocht van Suledup naar Mulaputu is niet lang wel intensief. Vijf mijl varen tussen riffen en ondieptes van Niadup door. De zon schijnt goed en bij de ondiepste plekken staat John dit keer op de voorpunt. Ik meet 3,5m voordat het weer snel dieper wordt en ik de snelheid weer laat toenemen door meer gas te geven. Zeilen is er niet bij.  Gewoonweg te weinig wind. We passeren een aantal bewoonde eilandjes. Ongelooflijk zoveel ruimte en dan allemaal op elkaar geplakt. Al varend worden we aangeroepen. John zet de motor in zijn achteruit en legt de boot stil. In de kano zit een heel gezin. Er wordt gezwaaid en gelachen. Of we een mola willen kopen. Kijken wil ik natuurlijk altijd. Ik zoek mola met alleen geometrische figuren en dat is deze helaas niet. Andere roepen ook en zeggen gedag. Het laatste stuk om het kleine baaitje van Mulatupu binnen te varen gaat langs een groot rif. Ik moet nog wennen aan de kleuren op de kaarten van Bauhaus. Ik verwacht zand waar hij een geel eiland tekent maar dat is dus een onderwaterrif. Alleen het grijs is land. De ingang op de kaart lijkt smal maar is werkelijkheid breed genoeg om veilig naar binnen te varen. Elk rif wordt met stokken aangegeven. John vaart overal ruim omheen en gooien het anker uit in smerig bruin water. Ik hoef niet lang na te denken hoe dat komt. We liggen in de kom vlak voor het dorp met ook van die kleine 1 bij 1 hutjes.

Wij zijn nieuwsgierig naar de Guna’s maar nog nieuwsgieriger zijn zij naar ons. Talloze ulu’s varen langs om even gedag te zeggen. Sommigen durven het aan om echt bij de boot te komen. Zoals twee 14jarige meisjes. Ze beginnen een praatje en willen armbandjes verkopen. Of we een libra voor ze hebben. Ze doet tegelijkertijd alsof ze in een tijdschrift bladert. Ik ga met mijn gedachte heel de boot door. “Mmm, een tijdschrift voor deze jonge meiden.” Margrieten en Libelles heb ik allemaal al eens weggegeven aan medezeilsters en een flair ofzo heb ik niet.  Het enige wat we nog aanboord hebben zijn oude uitgaves van het blad zeilen. Ik bied ze het blad aan en zeg: “todos barcos”. Alleen maar boten. Een van de twee neemt het aan. “Solo barcos?”zegt ze teleurgsteld terwijl ze naar het plaatje van een zeilboot op de voorkant wijst. Het heeft niet echt haar interesse tot ze het openslaat. Heel toevallig opent ze de bladzijde waar het interieur van een breehorn 31 te zien is. Of het bij ons er ook zo uit ziet, vraagt ze. “Si si,”zeg ik. Ik nodig hen uit om het zelf te komen bekijken. Dat hoef ik geen twee keer te zeggen. Stootwilletje uit voor de boomstam en hop de twee dames staan aan boord. Het zijn twee nichtjes. Hun namen zijn exotisch mooi maar te moeilijk om voor mij te onthouden. Ze zijn onder de indruk. “El banõ!” roept ze uit als ze de natte cel zien. Maar ze zijn zo de boot weer uit. In de kuip zien ze onze verrekijker liggen. En ja, wat is leuker dan daar door heen te kijken. Ze schrikken hoe dichtbij je de huizen kunt zien. Ze lachen als ze hun gymleraar zien die net naar het toilet gaat: dat buitenhuisje net boven het water. Vriendinnen worden toegeroepen en zelf een vriendje wordt gespot. De verrekijker gaat over en weer. Ze vermaken zich prima. En blijven zitten. Er komt steeds meer Engels van de Engelse les naar boven. Op een gegeven moment vraagt de brutaalste van twee of ik een woordenboek heb. Tja, alleen Wat & Hoe. Ze bladert door het boekje en leest de Spaanse zinnen. Daar op volgt een heel gesprek volgens de vragen uit Wat & Hoe. Categorie kennismaken en versieren. Geweldig! Zo komt ze erachter dat John en ik al jaren bij elkaar zijn, samen slapen in de boot en ze vindt vooral dat we getrouwd zouden moeten zijn en wijst tegelijkertijd met een opgeheven vinger naar John. Dat ik van dansen houd, vindt dat ik aardig ben en dat ik een mooie kleur ogen heb. Het meisje wordt toch wat nieuwsgieriger. Ze vraagt waar het stuur en de motor zitten. We maken opnieuw een rondje door de boot. Nu wil ze alles weten en vrijwel elk kastje wordt geopend. Zij woont in een groot betonnen huis. Haar vader is laborant in het plaatselijke ziekenhuis en is nu in Panama. Ze leert mij Dékité en Dékimalo (fonetisch opgeschreven). Hallo en dag op z’n Guna’s. De meiden vertrekken na anderhalf uur, zonder het blad zeilen,die geven we later aan een visser, met de afspraak dat ze morgenochtend om 9 uur met andere armbandjes terug komen. “Dekimalo,”zwaai ik ze na. “Malo, Malo,” hoor ik terug roepen. Na de meiden komen de jongens. Een wil dolgraag op onze boot een selfie maken. Nou, kom dan maar met je telefoon! Gierend van de lach vertrekt daarna de kano met vier jongens erin. Een andere jongen blijft hangen voor een praatje in het Engels. Hij hoeft nog maar 1 jaar en dan gaat hij studeren in Panama net zoals zijn broer. Als ik even niet oplet, staat een klein manneke in onze boot. Trots als een pauw dat het hem gelukt is, kijkt hij om zich heen. John begint maar te koken en zodra het eten klaar is, gaat iedereen naar huis. Ik kijk ze na met een lach van oor tot oor. Morgen gaan wij het dorpje  dan maar verkennen.

“Dékité, dékité,” klinkt het opvallend vaak uit mijn mond en ik begroet iedereen die ik tegenkom op het marktje. Aan de steiger ligt namelijk een Colombiaanse vrachtboot afgemeerd. Al het waar ligt op de kade uitgestald; luiers, chips, frisdrank en kleding. Maar ook zeep en tandpasta is te verkrijgen. Veel lijkt er niet verkocht te worden. Het is meer een ontmoetingsplek. Een spiksplinternieuwe shovel blokkert het smalle straatje dat leidt naar het dorp. We vroegen ons af wat ze daar nou mee moeten in deze kleinschalige wereld. Direct achter dat ding is een poort van beton. Te laag. Dus staat tie hier maar te staan. We struinen heerlijk in de natte straatjes met modder tussen de tenen op zoek naar o.a. een bakker. Het heeft namelijk behoorlijk geregend vannacht. Goed voor onze watervoorraad dat dan weer wel. Achter elk hoekje is wel iets bijzonders te zien. Heuse badhuisjes. Varkens die een zelf-verschonend hok boven het water hebben. Dames die ijverig aan hun mola’s werken. “Compra?” vraagt ze als me ziet kijken en de vrouw steekt haar handen uit. Ik mag het kopen. Ik bewonder de techniek. Drie of vier lagen stof waar ze in elke laag patronen uitknipt en zorgvuldig vastzet met piepkleine onzichtbare steekjes. Vier maanden werk voor 1 lap. Ik geef de mola weer terug. “Bonito y mucho trabajo,” zeg ik waarderend. Het is schitterend maar helaas nog niet af.  Ergens anders is een man zijn palmtakkendak aan het repareren. We mogen best even binnen komen om te kijken hoe hij te werk gaat. Even binnen kijken doen we maar wat graag. Dékité & Dékimalo komt steeds vloeiender mijn mond uit hoe langer we door het dorp lopen. Ondertussen kijk ik ook of ergens brood te koop is. Nu is het niet zo dat alle winkeltjes aangegeven worden. Soms hangt er een kartonnetje met daarop geschreven wat ze aan huis verkopen. Eieren of water. Ik vraag het aan een man die ons in het Engels begroet. “Dékité,” zeg ik. “Quisiera el pan. Donde es el panaderia?” De man probeert het uit te leggen maar ziet al snel in dat het sneller gaat als hij ons meeneemt door de smalle straatjes. Soms moeten we bukken om onder de dakken door te lopen. Zo dicht staan de hutjes bijelkaar. Bij een, voor ons willekeurige, hut loopt hij een binnenplaats op en wenkt ons naar binnen. Dit hadden we zelf absoluut niet gevonden. Nergens een aanwijzing dat wijst op het verkoop van brood. Twee vrouwen maken een beenversiering. Althans, de een heeft haar been op schoot bij de ander. Die ander telt verschillende kleuren kralen af en rijgt ze aan een draad. Daarna past ze de draad om het been en kijkt of het patroon doorloopt. Zo’n 8 uur moet ze blijven zitten voor 1 been! Bijna was ik door dit tafereel het brood vergeten. Ik word geroepen dat ik naar binnen moet. In de hut liggen grote zakken meel, staat een kleine toonbank met broodjes en natuurlijk een hangmat. De prijs is onduidelijk. De man die ons meeneemt zeg twee voor 5 cent. De bakker zegt 8 voor een dollar. En hij houdt voet bij stuk èn om nou  40 minibroodjes mee te nemen voor die dollar.

“And also warm welcome to our special guests Ada and John from the Netherlands,” roept de man de zaal in. Hij, Israel, is leraar Engels en we hebben hem net ontmoet op het plein voor de Congresso. Wij glunderen een beetje beschaamd door deze eervolle opmerking. Eerder die middag zagen we dat de congresso versierd werd door scholieren. De regionale school voor voortget onderwijs kiest vanavond de koningin van het jaar onder leerlingen en leraressen. Lerares Nathalie van die school heeft het ons uitgelegd die we toevallig op een bruggetje tegenkwamen. En we zijn welkom. De grote hut loopt behoorlijk vol met gasten in tradionele en westerse avondkleding. Kinderen van alle leeftijden lopen rond. Als de lerares ons ziet, begroet ze mij met een kus. Ze is oprecht verheugd ons weer te zien. Wij nemen plaats op een plekje achter in de zaal aan het gangpad. Het hele gebeuren en sfeer doet me terug denken aan de presentatieavonden op de Fontein maar dan toch net even anders. Als de introductie geweest is, begeven de kandidaten zich in danspas naar het podium. Er wordt uitbundig gefloten en gejoeld voor de nieuwe lerares van het jaar. Talloze lampjes van mobieltjes verblinden het beeld van mijn fotocamera. De moderniteit is niet tegen te houden ook al leeft men volgens traditionele regels. Een albino meisje wordt koningin. Na afloop nemen we uitgebreid afscheid van Nathalie. We hebben indruk gemaakt met een onze zeilreis en we juist dit dorp aan doen. Onze ontmoeting is speciaal, zegt ze en ze zal het voor altijd onthouden. “En ik jou en alle anderen van dit dorp ook,” denk ik terwijl ze me stevig omhelst. Dékimalo…

Het allerbelangrijkste in het leven is te vatten in twee woorden:

andere mensen!

 

3 gedachtes aan “Dékité & Dékimalo

  1. Stefanie

    Wat een bijzondere reis maken jullie, toch. Ben elke keer verwonderd als ik jullie blog lees. Lijkt toch een ander universum dan het dagelijkse ritme hier in NL. Blijf genieten en verwonderen!

  2. Harry

    Interessant en ook een beetje wonderlijk hoe die meisjes “Westerse” interesses hebben met mobieltjes en al, vragend om glossies. Ik hoorde dat lang geleden in de hutjes radio’s stonden, later tv’s en nu dus internet telefoons. Het wordt 1 wereld, maar de huisjes en tradities blijven. Geweldig om ervaringen van jullie te horen, het zet toch aan het denken. 1 wereld 1 mensheid