Gelukt! Het is gelukt om ons na drie weken los te maken van de ankergrond bij Sapzurro. Een waterig zonnetje staat aan de hemel. De moter pruttelt gestaag hetzelfde ritme. Als de wind een beetje opsteekt, zetten we het voorzeil erbij. Lang is het ons niet gegund en na een half uur rollen we het weer in. Te weinig wind en recht van voor. Aan bakboordzijde schuiven de blauwgroene onaangetaste bergen van de Darien aan ons voorbij. Onvoorstelbaar dat zo’n groot gebied nauwelijks veranderd is en de Guna’s autonoom zijn gebleven in al die eeuwen nadat het ontdekt is . El miel en Obaldia zijn de enige gehuchten die dit decor een andere kleur geven. Bijna onopgemerkt passeren we de grens tussen Colombia en Panama. “Hee Ada, we’ve made it. We zijn in Panama,” roept John en geeft me een high five om deze mijlpaal kracht bij te zetten. Alleen Punta Carreto nog ronden en we zijn in baai van bestemming. Bahia Carreto in Guna Yala. De deining glijdt nog behoorlijk onder ons door naar de ankerplek, neemt geleidelijk af naar een redelijk comfortabele rock & roll op de boot. De wind voert grote donkere wolken met zich mee. Zou er regen in zitten? We installeren ons regenwateropvangzeiltje en het gaat zowaar regenen.
Na de regenbui zie ik een langwerpige motorboot met 4 personen op ons afkomen. De bestuurder legt de boot, helaas niet zonder te botsen, bij ons langzij met twee mannen en twee dames aan boord. “Hola,”roept de man die voorin zit en stapt zonder iets te zeggen direct aan boord. “Dat is de secretaresse van de chief,’legt de man uit en wijst naar een dame in het bootje. Ze lacht om zijn introductie. In haar handen heeft ze een blocnote en een pen. Ik wil het van haar aannemen maar ze geeft het niet af. Ze wil ook aan boord komen. Met 1 been staat ze al op de stootrand van Rhapsody en haar andere been staat nog op de rand van de lancha. De lancha drijft echter af waardoor ze in een spagaat terechtkomt. Snel grijp ik haar hand en voorkom dat ze tussen beide boten in het water valt. De dame schatert het uit. Uiteindelijk lukt het haar om tussen de twee relingdraden door naar binnen te klauteren. De man is ondertussen, prinsheerlijk gaan zitten. Voor ik het goed en wel kan beseffen, zitten we met twee Guna indianen aan boord. De man in korte broek en t-shirt maar de dame is in klederdracht. Om haar onderbenen zit een sierraad van kleine glazen kraaltjes in een prachtig abstract patroon. Ook haar onderarmen zijn bedekt met duizenden kraaltjes. Haar rok is zwart met een motiefje. Daarboven draagt ze een gekleurde bloes met mola en een rode hoofddoek losjes achter op haar hoofd. Haar korte donkere haren pieken er nonchalant onderuit. Een gouden sieraad prijkt om haar hals. Een paar grote donkere ogen kijken me lachend aan. Ik kijk mijn ogen uit. Ze komen namens ‘de chief’ het ankergeld innen. Heel officieel zetten wij en zij onze handtekeningen op het papiertje. We hebben nu toestemming om te ankeren en het dorpje te bezichtigen. Het is bijna donker dus stellen we het uit tot morgen. Vrolijk zwaaiend en lachend vertrekken ze weer. Het schijnsel van de net niet volle maan weerkaatst mysterieus in het water als bij ons het lichtje uit gaat. Kleine witte lampjes van het dorp zie ik in de verte. “Ik kan niet wachten om aan land te gaan,” mijmer ik en stap in bed.
Gerommel. Gedonder. Ik word wakker van gedonder in de verte, dat geleidelijk steeds harder wordt. Langzaam nadert de bui met pittige felle flitsen. De donder wordt na elke bliksemschicht luider. Het dondert, knettert, knalt en rolt bedreigend dichtbij over ons heen. Rhapsody trilt door de geluidgolven. Ik stap uit bed, kijk uit het raampje, zie een paar schelle flitsen, hijs me in een t-shirt en ga naar buiten. John is daar al en roept: “dolfijnen.” Ik wrijf in mijn ogen. Het beeld dat ik voor me zie, komt rechtstreeks uit een National Geografic documentaire. Uit een film vertoont in het Omniversum in den Haag. En welke rol hebben wij? Publiek? Toeschouwers? Deelnemers? De film is levensecht en wij zitten er midden in. Vlak naast de boot zie ik dolfijnen zwemmen. Een staart verdwijnt sierlijk onder water. Een rugvin steekt plots uit het water en verdwijnt even zo snel. Aan de overkant van de baai liggen verschillende kano’s te dobberen. Donker afgezet tegen de grijze tinten van de bergen. Zwarte silhouetten van Guna mannen vissen onverstoorbaar door. Het onweer doet ze ogenschijnlijk niets. Aan de andere kant zie ik het Guna dorp, Carreto. Slierten rook dwarrelen omhoog uit de hutjes. Op de achtergrond drijven wolkenflarden tussen de heuvels. Over het strand lopen kleine gekleurde figuurtjes. Boomstamkano’s worden te water gelaten. Alles zo vredig. “John, knijp me want ik moet vast nog wakker worden,”zeg ik zachtjes in mijzelf en de onweersbui trekt weg.
Als de laatste droppels gevallen zijn, peddelen we naar de kant. Ik voel me opgetogen en heb kriebels in mijn buik. Eindelijk zetten we onze eerste stappen in Guna Yala, de San Blas. Zo lang naar uitgekeken. Het pad loopt langs het strand onder palmbomen. We passeren beekjes met stromend vers gevallen regenwater. Twee vrouwen met twee kinderen lopen ons tegemoet. Een oudere en een jongere beiden gekleed in kleurrijke kledij. In hun handen dragen ze emmers en manden. Ze zijn vast op weg naar hun finca’s, hun kostgrondje. Een ogenblik staan we allemaal, zonder iets te zeggen, stil. Even maar. We zeggen gedag, een kort praatje en lopen door. Ik popel om een foto te maken maar durf het niet te vragen. Het dorp leeft volgens traditionele leefwijze. Foto’s mogen niet. Het is zo’n soort moment die ik voor altijd wil bewaren, zou willen inlijsten en daarna kunnen bekijken wanneer en hoe vaak ik maar wil.
Carreto is een klein Guna dorp. De huizen zijn gemaakt van aan elkaar gebonden bamboestokken en speciale palmbladeren als dak. Iedereen heeft een eigen erf met verschillende hutjes. Alles is van de buitenwereld afgeschermd door een hek van bamboe. We sjokken door de smalle gangetjes tussen de erven. Af en toe kan ik naar binnen gluren door een opening in het hek. In een hamaca, hangmat, wiegt een dame op leeftijd zachtjes heen en weer. Op haar schoot ligt een mola waar ze aan werkt. Een smeulend vuurtje en wat potten en pannen onder een afdak van palmbladeren. Een naaimachine op het erf. Overal komen kinderen om het hoekje kijken en roepen ola. Lachend duiken ze weer weg als we antwoord geven. Af en toe durven ze meer en vragen naar onze namen. Die van hen zijn lang, klinken fantastisch inheems en zijn onmogelijk voor mij om te onthouden. Soms loopt een vrouw door het straatje heen. Een opvallende verschijning in de grijsgekleurde en verweerde omgeving. Stiekem neem ik van de lege steegjes een paar fotos.
Cocosnotenschillen hangen aan de hutten net onder het afdakje. Over het hek hangen kledingstukken en schoenen te drogen. Aan het eind van het dorpje spreekt een jongeman ons aan. “Compra molas.” Ja, ik wil wel even kijken. We lopen zijn erf op. Net om het hoekje worden twee plastic stoelen neergezet voor mij en John die net uit het hutje is gehaald. Met ons hoofden zitten we tussen het wasgoed. Na lang zoeken komt zijn vrouw trots met een mola naar buiten. Deze is al verwerkt in een bloes. De kwaliteit is zoveel minder dan ik even daarvoor heb gezien van een andere dame. De patronen op haar mola zijn met grove steken vastgezet. Mijn handwerkjuf van vroeger zou het afdoen als broddelwerk. De dame ziet dat ik deze niet mooi vind. Ze duikt weer haar huis in en komt met een ander, ook een bloes, in een kindermaatje. Hoewel ik haar het echt gun, zeg ik toch nee. “Yo no Guna mujeres,” leg ik vriendelijk uit. Ik ben geen Guna vrouw. De man lacht. Het is okee. Hij doet trouwens wel goede zaken want hij verkoopt ons een grote ananas. Met grote glimogen zegt hij dat het een dollar moet kosten. Vervolgens lopen we verder met een ananas op zijn steel. Bij de kano’s op het strand haalt de man van daarnet ons in. Hij heeft ook nog bananen en kreeft. Beleefd zeggen we nee. De boot is nog volgeladen met vers uit Colombia. Vrolijk lachend neemt hij afscheid van ons. Deze man is niet de enige die ons aanspreekt. Men is nieuwsgierig, wil weten wie we zijn en waar we vandaan komen, waar we naar toe gaan en hoelang we op reis zijn. Volledig overspoeld door deze hoeveelheid nieuwe indrukken stap ik weer in onze dinghy terug naar onze wereld en onze tijd.
Travel is more than having a destination in your mind. It is discovering a place in your heart you’ve never been before.
-Anon- (via eline)
Wat maken jullie toch prachtige en gave dingen mee. Het is fantastisch om te lezen, net of ik er echt bij ben.
Mooi geschreven. Lijkt mij een hele belevenis de San Blas te verkennen. In November is ons plan daar te zijn. Nog een mooie tijd daar.