Half acht in de morgen. Geen fietstaxi te vinden. Net nu wij met twee gevulde rugzakken op weg zijn naar het busstation. We gaan voor de luxe bus van half tien. En als die al vol is voor de bus van half twaalf. Die luxe daar kiezen we zelf niet voor. Dat heeft Cuba bepaald. Het liefst waren we met de gewone bus gegaan. Tussen Cubanen opgepropt reizen naar Havana. Maar dat mag niet. Als buitenlander mogen wij daar geen gebruik van maken en moeten we in de dure cucsbus zitten ipv van de goedkope cupsbus. Misschien is het Cubaanse vervoer ook wel een te grote uitdaging en uitputtingsslag als we even later zien hoe dat er uit kan zien. Naast bussen ook in omgebouwde vrachtwagens. Vlak voor het station worden we aangesproken. Het is een jineteros, een ritselaar. Hij spreekt Engels en vraagt waar we heen gaan. We bedanken hem vriendelijk en lopen door naar het busstation. “Where are you going? Habana, Trinidad,”probeert hij nogmaals. “Havana,”zegt John. Wij zijn eigenlijk wel benieuwd hoe duur een taxi is. Hij biedt ons een taxi collectivo aan. Voor 20 cuc pp mogen we mee en worden we bij onze casa particular afgezet. Mmm, dat klinkt wel erg aantrekkelijk. Het is dezelfde prijs als de bus, we vertrekken direct, komen bij de casa aan èn het is maar de vraag we bustickets kunnen krijgen. We doen het. Dus rijden we even later met twee Cubanen in een oude peugeot 405 richting Havanna.
De casa die we op de bonnefooi uitgezocht hebben midden in Habana Vieja is vol voor die nacht maar daarna kunnen we 2 nachten wel in deze casa particulare verblijven. Hij weet een andere net om de hoek. Aan de buitenkant lijkt het niet zo veel mede door het straatbeeld. Als we binnen staan, kijk ik mijn ogen uit. De kamer op de eerste verdieping is gevuld met pracht en praal uit een vervlogen tijd. Het doet me denken aan het huis van mijn oma. Antieke kasten gevuld met kristal. Borden aan de muur en allerlei barokke beeldjes. De gang die een open verbinding heeft met de buitenlucht brengt ons naar de kamer die ver terug gaat in de tijd. Grote spiegels, kaptafel en mooie Portugese tegels op de vloer.
Havana. Wat een stad. We struinen heel wat af. De pleinen en pleintjes. Allemaal anders qua bouwstijl en sfeer. De gerenoveerde barokke gebouwen stralen dezelfde allure uit als toen ze net neergezet zijn. Soms wanen we ons in Spanje. Soms in Frankrijk en soms in de tijd van de rich and famous uit de jaren 50. Rijke Amerikanen met hun opgedirkte dames die hier hun geld verbrassen in fancy hotels en glimmende casino’s. Frank sinatra, Lucky Luciano, Hemmingay, Humboldt, Einstein het zijn zomaar wat namen die voorbij komen in reisgidsen en op gedenktekens aan muren.Er is ook een andere kant. De beeltenis van Che op elke straathoek, op tassen, biljetten en mokken te vinden. Fidels’ gepassioneerde revolutiepropaganda komen we ook overal tegen. De auto’s uit die tijd sommige spik en span en anderen zichtbaar talloze keren opgelapt naast nieuwe moderne auto’s. De geluiden van typische Cubaanse liedjes, het getingel van belletjes van de paardenkoetsen, het gepingel van fietstaxi’s en overal het woord taxi in de hoop dat je met hen meegaat. De geuren zijn weeïg zoet van de vele verkoopkraampjes of ronduit smerig door alle dampen die het verkeer eruit gooit. Het toeristenleven versus het Cubaanse leven. Het is een volstrekt tegenstrijdige wereld. Een wereld waarin we tijdens het avondeten gestoord worden omdat de voorraad water bijgevuld moet worden en uitlaatgassen het terras bezoedeld. En toch betovert Havana ons. De restaurants en cafeetjes op de toeristische plekken laten we zoveel mogelijk links liggen. Hoewel de bandjes aanlokkelijk spelen maar steeds de overbekende melodietjes spelen. In een hip cafeetje drinken we een moijto en een biertje. En laten we de wereld voorbij komende en eerste dag bezinken.
Als de zon achter gebouwen zakt, lopen we terug naar onze casa. We verlaten de mooi geplaveide straten, verruilen deze voor niet-onderhouden asfalt. De mooie gladgestreken muren met protsige versieringen maken plaats voor oude bijna vervallen panden. Het warme zonlicht verlicht de gebladderde en beschimmelde gekleurde muren en geeft er een romantisch tintje aan. Hier gebeurt het. Het leven. De huizen met hun open deuren en ramen, gunnen ons blik naar binnen. De ruimtes zijn klein, schoon en minimalistisch ingericht. Wat stoelen en een tafel. In deuropeningen hangen of zitten mensen op straat. Er wordt gedronken, gelachen, gesproken en domino gespeeld. Kinderen spelen tikkertje. Honden kuieren de straten af. De muziek is niet langer het typische Cubaanse geluid. Moderner. Een vrouw zittend op haar stoep zingt uit volle borst mee en zwaait enthousiast naar ons. “Buenos noches.” We gaan een klein hip restaurantje binnen. Enthousiaste jongens helpen ons graag. We halen alleen maar wat water. Een papieren placemat met daarop het menu krijg ik in mijn handen geduwd. Verrassende culinaire gerechten. Geen rijst met bonen of Ropa Viega maar zelfgemaakte pasta en Thaise curries. De zingende vrouw zit nog steeds in de deuropening. Lachend wenkt ze en nodigt ons uit om binnen te komen. Het is een verjaardagsfeest en de muziek is Mexicaans. Wij zijn naast wat familie de enige gasten. Binnen no time sta ik te dansen, heeft John een biertje en een baby van een paar weken oud in zijn armen. De kamer is amper drie bij twee met een slaapkamertje ernaast en een keukentje volgepropt met allerlei spullen. Aan de muur hangen wat schilderijtjes en een oude tv. De man des huizes praat maar door over zijn dochters, zijn kleinzoons en van alles er tussendoor maar mijn kennis Spaans is zo mager dat een echt gesprek er jammer genoeg niet in zit.
De volgende dag pakken we de hop on hop off bus die door verschillende delen van de stad rijdt. Ook dit gaat op zijn Cubaans. Een route op papier is niet aanwezig. “Neem maar een foto van het bord.” Op het bord staan namen die op de plattegrond niet terug te vinden zijn. De uitstapplaatsen zijn onduidelijk. En eenmaal uitgestapt is de volgende halte lastig terug te vinden omdat het herkenbare bordje vrijwel overal ontbreekt. Onherkenbaar dus. Na een tijdje meegereden te hebben, stappen we maar uit en daar ook weer in anders wordt het wel een heel suf busritje. Het revolutieplein is groots, kaal en leeg met Che’s bekende afbeelding nadrukkelijk aanwezig. Bij de volgende halte willen we lunchen. De man met een menukaart in zijn hand direct bij de bushalte slaan we over. We hopen een meer authentieke gelegenheid te vinden. Een cafetaria voldoet aan onze verwachting. Op muurtjes zitten mensen van borden en echt bestek het bestelde gerecht op te eten. Ik bestel voor ons wat gegrilde kip en zwarte bonen rijst. De man naast schiet in de lach vanwege mijn uitspraak. Ik lach vrolijk met hem mee. De rijst is blijkt bruine bonensoep wat we vervolgens over onze witte rijst kiepen. Het kost vrijwel niets en het is even zo goed als in de grote restaurants. Bordjes weer leveren we na gebruik in en zo heeft deze cafetaria geen onnodig afval. Het Coppelia park is eigenlijk 1 grote ijskraam. De eerste in heel Cuba. Op vier hoeken van het park kunnen we in de rij staan voor een felbegeerd ijsje. De fun is niet zo zeer het ijsje maar het in de rij staan. Vele liefdesrelaties zouden hier begonnen zijn. Wij worden door bewakers naar “onze” cuc-ingang zonder rij verwezen. We slaan het over. The whole Cuban way or nothing at all. Als de revolutie niet had plaatsgevonden was dit zeker weten een tweede miami geworden.
Nu zien vele gebouwen, zelfs het vroegere Hilton dat vrijwel direct na opening omgedoopt werd tot het Havana Libre hotel, er van buiten armoedig uit. Het hotel Nacionales de Cuba is echter een pronkstuk op een fantastische mooie plek. Het uitzicht op de Malecon met grote over de muur slaande oceaangolven en de oude stad is werkelijk uniek. Er is net een trouwerij gaande en even waan ik me in de rijke verspillende jaren 50.
“Sloppy Joe! John er zit hier een Sloppy Joe,” roep ik naar John. Zodra we uit de hop on hopoff bus gestapt zijn, lopen we richting het restaurant. Het is aan het einde van de middag, een drankje en wat eten gaat er best wel in. Waarschijnlijk gaat er bij niemand van jullie een belletje rinkelen maar bij ons wel. John staat namelijk bekend om zijn Sloppy Joe’s. Okee, bij mij dan. Een gerecht ooit bedacht door Rudolf van Veen nadat hij dus in Cuba geweest is. FF uitleggen waar het om gaat. Een sloppy Joe is een hamburger met een lekkere verse slobberige tomaten saus op een broodje. John maakt hem graag en ik eet het even zo graag op. We ‘moeten’ er eentje eten hier in Havana. Het restaurant is een café met een grandeur van weleer. Een maffiafilm kan hier zo opgenomen worden. We bestellen een biertje en een moijito. En een Sloppy Joe. We krijgen een hamburgerbroodje met zacht vermalen vlees klaargemaakt in een rode saus op een broodje. Het is ondanks dat het heel anders is dan Johns broodje, niet te versmaden. “Morgen weer?”
Ik wil nog zo veel meer vertellen. Havana is een belevenis. Havana prikkelt al mijn zintuigen. Havanna zorgt voor een glimlach die voorlopig blijft zitten. See it for yourself.
What we see depends mainly on what we look for.
-John Lubbock-
Nog een ding dan. We hebben zout. Gevonden in zo’n onogenlijk winkeltje. Op het voor mij onbegrijpelijke bord staat 5pesos. Ik betaal 10. Geeft niet. We hebben zout met zwarte spikkeltjes. Geeft ook niet. Het is nou eenmaal Cuba waar we zijn. (Bedankt voor alle medeleven en info over het zout! Leuk om te lezen)
Wat jammer dat je niet in de oude Connexion bussen mag. Naar Groningen ofzo.
Je beschrijft de sfeer van Havanna zo goed, alsof ik er weer ben.
Wat een heerlijk verhaal weer.
Mooi verhaal. Jammer dat je geen foto hebt gemaakt van deze Peugeot 405.
Er moeten toch belletjes rinkelen als jullie dit merk zien in Cuba voor je zwager
Hoi Ada en John, wat een geweldige tussenstop. We genieten nog steeds van jullie reisverslagen dus gewoon de zon blijven volgen. Gr. Anita en Kees