Terwijl de oude tandradlocomotief zich langs de duizelingwekkende helling omhoogklauwde, bekeek Edmond Kirsch de grillige bergtop boven hem. Het is de eerste zin die ik lees in het nieuwste boek van Dan Brown. Ik leg mijn e-reader neer. Ik sluit mijn ogen en mijn gedachtes dwalen af. Mijn benen liggen op de kuipbank. Kleding hangt te drogen aan de reling. Bemodderde doornatte schoenen staan in de wind en verspreiden een weeïge geur van zweet. We zijn terug van onze trip naar the Blue Mountains. “Die zin zou zomaar de eerste zin kunnen zijn van mijn blog,” gaat er door mijn hoofd. Allemaal nieuwsgierig uitkijkend en nog niet wetend wat onze eindbestemming zal zijn. Ik geef toe. Duizelingwekkend is het niet en de bergen zijn niet zo grillig. Nietemin de weg er naar toe vraagt uithoudingsvermogen zo achter in de jeep op een schuimmatrasje. Ondanks de lichamelijke vermoeidheid staan mijn hersenen niet stil. “Terwijl de oude landrover zich langs de weelderig begroeide helling omhoogklauwt, bekijk ik de wolkenloze bergtop boven mij,” klinkt mijn hersenspinsel. “Het is een begin.” En ik lees weer verder in mijn boek.
In het noordwesten van de baai van Port Morant liggen the Blue Mountains. Ze intrigeren mij. Elk moment van de dag is het uitzicht vanaf de boot anders. De top is de hoogste van de gehele Carieb. Zelden is deze zichtbaar. Alleen in de vroege ochtenduren is het soms wolkenloos en gunnen de bergen ons een blik op hun ware omvang. Razendsnel verschijnen wolken die uiteindelijk langzaam over de toppen heen kruipen en het geheel laten verdwijnen. Een dezer dagen klimmen we naar de top. Het plan komt van de Fairy Queen. Zij liggen hier al een paar weken en ook op hen heeft de bergtop een enorme aantrekkingskracht. Ook de Migrateur gaat mee. De vertrekdatum wordt geprikt en voorbereidingen getroffen. De hike wordt omschreven als de mooiste in Jamaica. De zwaarte van de tocht is niet het pad. Die is vrij gemakkelijk. Zonder klimmen en klauteren. De zwaarte zit in het stijgingspercentage; gemiddeld 12%. We stijgen 1028 meter in een lengte van 8km naar ongeveer 2200m. De hoogte heeft een voordeel: Hoe hoger des te koeler. Dat vind ik wel prettig tijdens het lopen. En ook nadelen. De kou en hoogte zorgen ervoor dat we met alle weertypen rekening moeten houden. Dus sjouwen we van alles mee. Uit de kast pak ik mijn lange broek. “Wanneer was de laatste keer dat ik die gedragen heb?” Regenjassen, truien en zelfs mijn pyjamabroek prop ik in de waterdichte rugzak. Alleen nog de tandenborstels en lensspullen en dan zijn we er klaar voor. De tweede rugzak is voor fotocamera, water en proviand.
Op de ochtend van vertrek is de lucht kraakhelder. De blue mountains zijn zeer goed te zien alsof ze ons willen laten weten dat ze op ons wachten. Geen wolkje aan de hemel. Een prachtig gezicht. Stiekem hoop ik dat we morgen hetzelfde weer hebben. We moeten namelijk nog 1 nacht wachten voordat wij de tocht gaan maken.In Morant Bay, een klein stadje in de buurt, doen we boodschappen en pinnen we geld. Koolhydraatrijk voedsel gaat mee in de tas.
Evenals versnaperingen voor in de avonduren. Bij Juici Patties halen we onze lunch een patty. Een soort empanada op z’n Jamaicaans. Daarna wordt het zoeken naar een vervoersmiddel dat ons naar Cedar Creek wil brengen. In Cedar Creek stappen we over in onze landrover.
Het is een oud model maar volstaat. Migrateur op de voorbank, Fairy Queen en wij achterin. De weg is zo beschadigd door hevige regenval en jaren verwaarlozing dat een jeep noodzakelijk is. Regelmatig lijkt het meer op een rivierbedding dan een weg.
Ik houd me goed vast om niet met mijn rug tegen de harde rand aan te komen of mijn hoofd te stoten tegen een beugel.Het feit dat ik dit opschrijf betekent dat ik pijnlijk precies weet waar die rand en beugel zich bevinden. We zijn nog maar net in Jamaica en hebben nog niet veel gezien van het landschap. Ik kijk mijn ogen uit. We rijden voorbij gekleurde betonnen huizen.
Langs kleine houten huisje vaak verborgen achter een schutting van golfplaten. Vruchten van de Ackee boom hangen uitdagend aan de takken. Mensen zwaaien vrolijk terug. Halverwege de middag komen we op onze bestemming aan. White Field lodge.
Een oud koffieplantagehuis uit de 18e eeuw. Het uit planken verrezen gebouw is weinig met de tijd meegegaan. Electra is niet aangelegd en ook centrale verwarming ontbreekt. In de grote woonkamer is een grote openhaard in de buitenmuur gemetseld. Even voor zonsondergang bevestigt Everton, onze gastheer, kerosinelampen aan het plafond. Een petroleumlamp verlicht de badkamer net genoeg om alles te kunnen vinden.Ik stel me zo voor dat de familie die hier 3 generaties geleden woonden weinig verschillen zullen op merken. In onze slaapkamer staan 4 stapelbedjes met dunne dekentjes. Oude kampherinneringen borrelen naar boven. Na het avondeten bereikt een opwekkende geur van versgebrande koffie mijn neus. In een bijgebouwtje wordt de fameuze bluemountainskoffiebonen gebrand. De geur is verleidelijk en ik vind het bijna jammer dat ik koffie nooit lekker heb gevonden.
‘s Morgens zijn we allemaal vroeg wakker want als er 1 wakker is zijn we dat allemaal. Na een stevig ontbijt en goed warm ingepakt beginnen we aan onze klim. Aanvankelijk is het helder en hebben we verre uitzichten.
Het pad aan het begin, de Jacobsladder, is breed en stijl. Zo nu en dan verandert het pad in een paadje dat amper twee voeten breed is. Door de hoge luchtvochtigheid groeien er talloze mossoorten en bedekken elk stukje grond, steen of tak. Lange slierten mos wuiven in de wind en geeft de tocht een feeërieke uitstraling.
Mistflarden schuiven inmiddels langzaam voorbij. Het pad is hier en daar door de jaren heen zo uitgesleten dat er een muurtje ontstaan is. Het is een natuurlijke vangrail dat op heldere dagen de diepte van het dal uit het zicht houdt. Na iets minder dan 3 uur bereik ik de top met Fairy Queen, Nicole en Ronald. Mijn hielen doen zeer van de blaren. John is er al. Samen met Shanique en Reg van de Migrateur. De jas en trui die eerder uitgedaan zijn, worden bovenop de berg weer gauw aangedaan.
Met onze unoxmutsen op vieren John en ik ons succes. Onze beloning, een ver en weids uitzicht, zit er vandaag niet in. Rondom ons is de wereld wit. De zon die eerder nog een poging deed om de flarden mist te laten verdwijnen, maakt geen schijn van kans. Wolken pakken zich verder samen. Fijne mistdruppels gaan over in regen. Aanvankelijk schuilen we in een huisje wat nog net een paar planken op het dak heeft liggen. Het ziet er niet naar uit dat het droger wordt. Langer wachten op droog weer heeft weinig zin. Dus beginnen we aan de lange wandeling naar beneden. Mijn broek zit vast geplakt aan mijn benen en maakt het lopen ongemakkelijk. Dalen lijkt minder vermoeiend dan stijgen maar nog geen half uur nadat we de top bereikt hebben, doet elke stap die ik zet pijn. Mijn linkerknie stribbelt behoorlijk tegen bij elke neerwaartse beweging. Ik zoek naar alle mogelijke manieren om pijnvrij beneden te komen. De mooie omgeving van de heenweg gaat vrijwel aan mij voorbij. Behalve als ik stop. John loopt normaal gesproken ver voor mij uit tijdens een afdaling. Deze keer loopt hij lief als bezemwagen achter me. “Doorlopen. Blijven doorlopen. Die berg af,” is het enige wat er door mijn hoofd gaat.
’s Middags komen we heerlijk bij in de warmte van de openhaard. Alle zes aangekleed in comfortabele kleding. Mijn pyjamabroek zit heerlijk zacht om mij heen. Mijn voeten gestoken in twee paar sokken. Diep weggekropen in mijn warme trui geniet ik met mijn benen gestrekt van de vlammen in de openhaard. Wat een weldaad.
De wind giert langs het huis. Regen klettert op het dak. Klaarwakker ben ik. Ik luister naar alle geluiden om mij heen. Een zware petroleumlucht hangt in de kamer. Het houdt maar niet op met regenen. Het verbaast me dat ik nergens in het huis water hoor druppen. Ik maak ruzie met mijn laken dat steeds maar weer gedraaid om mijn lijf zit. Boven mij ligt John. Ook hij draait voortdurend in zijn bed. Uiteindelijk ben ik toch ergens die nacht in slaap gevallen want ik doe mijn ogen open als het bijna licht is. Ik wurm me los uit de greep van mijn lakens. Voordat ik opsta check ik al mijn spieren. Ze maken pijnlijk duidelijk dat ze er allemaal nog zijn. En ik blijk niet de enige die last heeft van zere knieën, kuiten, schenen, bovenbenen en zelfs bilspieren.
Stram en stijf klim ik achter in de jeep. Een blauwdekzeil beschermt ons tegen de regen. De weg is er niet beter opgeworden. De vele kuilen en bochten zijn er nog steeds. Doordat we alleen achteruit kunnen kijken, kunnen we alleen maar gissen naar het verloop van de reis. Zonder waarschuwing vooraf worden we heen en weer geslingerd, doorelkaar geschud en springt er iemand achterop.
Een achtbaan in het donker is er niks bij. De laatste meters van de routetaxi naar de boot is kleine beproeving. Ik doorsta de test. Na douchen en opruimen, begin ik voldaan van onze activiteit aan een nieuw boek. Terwijl de oude tandradlocomotief…
“The mountain is already in your mind, your body will follow”
-Everton-
Bekijk, als je het leuk vindt het filmpje van Shanique: “A trip to Blue Mountains” .
Dank schat, Ik ben met je meegereisd.
Wat een tocht dit zal je niet gauw vergeten, prachtig geschreven of ik mee reis
Wij hebben vandaag de hele dag regen met 26 gr