We razen met zijn zessen met gids en chauffeur over de highway richting het zuiden. Al uren zie ik niets anders dan asfalt onder ons door rollen. Ik hobbel continue op en neer door de grote kuilen en de soms gruwelijk grote gaten in het wegdek. Als ik rechts uit het busraampje kijk, zie kilometers lang genummerde hoogspanningsmasten voor een groen decor. Links zie ik af en toe een zandpand dat verdwijnt in de jungle. Die nummers op de hoogspanningsmasten hebben hier een nevenfunctie. Het wordt gebruikt om je adres door te geven: “Neem de eerste afslag bij paal 23.” Die persoon woont dan in dorpje die niet op de kaart aangegeven wordt en spontaan ontstaat. We rijden er vele voorbij. Het is niet meer dan een paar houten huisjes die bij elkaar staan in een prachtige groene omgeving. “We zijn in Atjoni,” zegt onze gids. We zijn er. Atjoni. De zuidelijkste plaats die per auto te bereiken is. Ik stap net als de anderen uit het busje. Het is druk. Busjes, auto’s en vrachtwagens worden uitgepakt. Golfplaten, matrassen, hout, tassen, voedsel en personen worden uitgeladen en naar de oever van de rivier gesjouwd. De Surinamerivier is de waterweg die alle dorpjes verder stroomopwaarts verbindt. Atjoni is ook een ontmoetingsplek. Men zit , men eet, men verkoopt, met praat, men kijkt. Ik ook. Beschut tegen de zon zit ik op een houten bankje. Ik eet mijn lunch. Heerlijke roti. Ik praat met de anderen. Ik kijk.
Kijken is voornamelijk mijn bezigheid. De Marrondames dragen pangis. Kleurige geruite doeken gewikkeld om hun middel. Kleine kinderen zijn op vernuftige wijze vastgebonden op de rug van hun moeder. In het water liggen lange slanke houten boten. Korjalen. Keurig naast elkaar. Alle spullen die eerder uitgeladen zijn, worden nu aan boord gesleept. Achter elke korjaal hangt een zware buitenboordmotor. Na de lunch sjouwen ook wij onze spullen naar de korjaal van André. Een trotse marron. Ik stap op de rand van de korjaal en loop wiebelig verder naar onze plek. John en ik passen met zijn tweetjes naast elkaar op het houten bankje. Voor ons plaatsen we een rugleuning.
De volgende twee kunnen dan gaan zitten. Met een flinke wateropspattende vaart scheuren we langs dorpjes in de bijna ondoordringbare jungle. Vrouwen staan aan de waterkant. Ze wassen hun afwas tot het aluminium blinkt als zilver, hun kleding en zichzelf tot het citroentjes fris ruikt. Dat alles naast elkaar in dezelfde rivier. De dames delen de dagelijkse beslommeringen en de allerlaatste nieuwtjes worden verteld. Jonge kinderen werpen een lijntje in het water. Samen een. Tijd heeft stil gestaan en staat stil. Lijkt.
Ons eindpunt is Isadou. Een eilandje midden in de Surinamerivier. We nemen ons intrek voor drie nachten in een houten hutje met een veranda aan de snelstromende rivier. Het water staat te hoog om veilig te zwemmen. Een ijsvogel zit op een tak. Vrolijke vogelgeluiden op de achtergrond. Tussen twee palmbomen hangt een hangmat. Lang blijft deze niet leeg. Ik lig heerlijk wiegend met mijn ogen dicht luisterend naar mijn nieuwe omgeving. Even helemaal niets.
’s Avonds gaan we op kaaimannentocht. We zitten inmiddels niet meer in de aangereikte reddingsvesten maar er boven op. Het lijkt romantisch zo’n korjaal maar de werkelijkheid is hard. Tropisch hard. De houten zitplankjes voelen aan als een harde houten plank. Niets meer, niets minder. Het donker wordt opgelicht door de glinstering van de maan op het water. De hoge bomenreuzen steken indrukwekkend zwart af. Onze bootsman zwaait met zijn zaklamp verwoed van de linkeroever naar de rechter en weer terug. Als ik op de hoofden van ons let, onderdruk ik een lach. Het is net alsof we naar een tenniswedstrijd in het donker kijken. Dan houdt de zaklamp op een plaats stil. Alle hoofden zijn nu naar stuurboord gericht. In de hoop dat we echt kaaimannen gaan zien, blijven we fervent de zaklamp volgen. En ja. “Daar een oog. Er licht een oog op. Zie je het?” Zodra we maar een fractie dichterbij komen verdwijnt het oog onder water. Een echte ontmoeting met een gevaarlijke kaaiman blijft uit. Groots is onze beloning als de motor uitgezet wordt. De korjaal laat zich met de stroom meevoeren. Ik hoor het zachte geluid van kabbelend water. De oerwoudgeluiden strelen het gehoor. Wat een samenspel van verschillende instrumenten. Ik nestel me tegen John aan. “Vroemmm, prrr.Vroemrrrrt.”Het magische moment is voorbij door het starten van de motor.
“Koud. Ik heb het verdorie gewoon koud.” John en ik liggen onder een dun lakentje met boven ons een klamboe in ons hutje. Het is echt koud. Ik stap uit bed en zoek op de tast naar een T-shirtje. Daarna kruip ik wat dichter naar John maar echt warm worden wil me niet meer lukken. Vroeg in de ochtend sleep ik mezelf naar de douche. De knoppen glimmen verleidelijk. Een rode en een blauwe knop. Verlekkerd verwacht ik een warme straal op mijn lijf. Ik aarzel. Ik steek eerst maar een voet onder de straal. Aaah! Koud. Koud stromend rivierwater komt uit de douchekop. Blauw of rode knop. Waar ik ook aan draai de straal blijft koud.
Vandaag gaan we een heel stuk varen naar Pikin Slee. Een van de dorpen die we gaan bezoeken. De bootsman brengt ons langs stroomversnelling en baant zich een weg door het water. Soms gaan we rakelings langs rotsblokken. Soms kiest hij een verandering van richting in schijnbaar open water. We hopen onderweg dieren te zien.“Alles wat beweegt, eindigt in de pan,” zegt onze indianen gids. Weinig kans dus..
Bij ons aankomst wordt de bootsman door 4 vrouwen aangesproken. Ik begrijp er niets van. Ze praten vol vuur. We kunnen uitstappen. Later lees ik dat de Saramacanen ellenlange zinnen gebruiken om een simpele mededeling te doen. En dan nog weinig zeggen. “Fijn dat ik u in blakende gezondheid tref op dit tijdstip van dag als de zon bijna het hoogste punt heeft bereikt….” En zo verder. Het dorp oogt schoon. Overal zie ik strepen van pas geveegd zand. Het is leeg. De huizen zijn van hout met een soms nog een dak van palmbladeren. Bij een aantal huisjes zitten jonge kindjes. Hun moeder is binnen aan het werk.
De school is net uitgegaan en brengt levendigheid. Kinderen rennen roepend en zwaaiend op ons af. Ze willen een hand of high five. Ze giechelen en blijven zwaaien tot we uit het zicht zijn. De kookhutjes zijn gemakkelijk te onderscheiden van de anderen door hun smeulend vuurtje. Pikin Slee is Marron dorp met een museum over hun geschiedenis. Marrons zijn gevluchte slaven die vanaf 1763 een eigen bestaan konden opbouwen zonder aanvallen van plantagehouders. De gebruiken zijn nog precies hetzelfde als eeuwen geleden. Het museum geeft ons inzicht in het leven en rituelen. Uit onderzoek blijkt dat het Saramacaans nog steeds grote overeenkomsten vertoond met de taal uit West Africa. Fiti A Wan. Samen een. Men houdt zich zelf prima in leven door kostgrondjes waar voedsel wordt verbouwd. Eten groeit hier letterlijk aan de bomen.
Cashewnoten, amandelen, cacao, papayas, cocosnoten, bananen is hier te vinden. Paramaribo hebben ze niet nodig, geld in principe ook niet. Behalve als de kinderen naar een vervolgopleiding moeten. En voor internet. Want ook hier is de vooruitgang zichtbaar. In de jungle zijn behoorlijk wat zendmasten te vinden die iedereen die het zich kan veroorloven voorziet van internet. Als er genoeg diesel is, door de overheid verspreid, kan de generator ’s avonds aan voor electriciteit. Ik koop een tas gemaakt van de prachtige stof door het vrouwencollectief Fiti A wan. Samen een. En het past mij goed (Sranaanse betekenis)!
Het avondeten, nasi met kip,wordt klaargemaakt in een grote buitenkeuken. Het lijkt verdacht veel of we op kamp zijn maar dan zonder corveetaken. De volle maan kruipt langzaam boven de hoge boomtoppen uit. “Het moment om het jungle leven bij nacht te ontdekken,” stelt onze Indianengids voor. Hij neemt ons mee op vogelspinnenjacht over het eiland. Ver hoeven we uiteindelijk in het donker niet te gaan. Schrikbarend dicht bij onze huisjes zit een grote.in een palmboom Hij is zo behaard dat hij bijna knuffelachtig overkomt. De klamboe gaat extra dicht vanavond!
“TjaK”! Een vlijmscherp machete hakt in de weg zittende bladeren en takken af. Een statige Marron baant zich een weg door de jungle. Wij volgen braaf. Flink bewapend met Tropical Bush Equipement. Ofwel anti-insectenlotion. Het pad is weer begaanbaar. Dat is maar goed ook. Op de plek waar we staan, loopt ook toevallig de snelweg van grote rode mieren. In een rap tempo gaan ze over op de aanval. “Doorlopen graag.” Het merendeel van ons loopt nu verder met hun sokken over hun broek. De natuur is zo waanzinnig mooi. Het bos is een grote medicijnkast.
Elke plant of boom heeft zijn eigen kracht en kwaliteit. Er valt hier zoveel te ontdekken en te onderzoeken. Regendruppels blijven prachtig liggen op grote bladeren.
Schildpadden kruipen niets vermoedend over de grond. En aapje springen van tak naar tak in het bladerdak. Lange bloemenranken groeien weelderig langs bomen omhoog. “Dit is waar mijn schoolmeester over vertelde,” zegt john. “Bomen die in bomen groeien.” Het oerwoud is zoveel meer waard dan het kappen van haar bomen of het omspitten van haar bodem op zoek naar goud.
John en ik staren in het kampvuur. Dat vuur brandt al de gehele avond. Onderop liggen vuurrode kooltjes. De hitte schroeit in mijn gezicht. Het is alweer de laatste avond. Het is op het zachtjes knetteren van het vuur (en de generator L) na stil. Ik straal zelf ook hitte uit door het dansen op het ritmische geluid van trommelaars. Ik heb het geprobeerd maar mijn dansmoves zijn echt niet te vergelijken met die van de Surinaamse dames.
Ik pak Johns hand. Ik laat de afgelopen dagen de revue passeren. We kijken naar elkaar en vervolgens naar het vuur. Ieder met eigen gedachten. Fiti A Wan: “Jij past bij mij. Samen een.”
“The world is big and I want to have a good look at it before it gets dark.”
-John Muir-
Wat is de jungle met alle verrassingen, geluiden en dieren toch briljant. Ik kan niet wachten totdat wij weer mogen.
Gaaf om elkaar vandaag weer even te spreken. Al was het slechts kort…liefs en tot snel
Mooi geschreven.
Wat een geweldige ervaringen deel je weer met de werkende massa…zonder dollen: je verteltoon is keigoed en boeiend.
Wat die koude douche betreft: na die hangmat…heerlijk lui en ontspannen is het misschien goed om de koude realiteit te ervaren…
nog heel veel goede ervaringen en geluk voor jullie beiden