RHAPSODY

100 magische mijlen

In de verte rijzen majestueuze eilanden als donkere silhouetten van piramides aan de horizon. Hun rotsige kusten en witte zandstranden gaan vloeiend over in een aquamarijn dan emerald blauwe zee met koraalriffen net onder de oppervlakte.’

Zo ongeveer begint de pilot over het zeilgebied, het zeilwalhalla, waar we langzaam maar zeker in verzeild zijn geraakt. De 100 magic Miles. Het gebied bestrijkt precies 1graad, 100nm, op de kaart. Van zuid naar noord of van noord naar zuid net van van welke kant je komt. Een stuk zee vol met eilanden, eilandjes en even zovele ankerplekken. Vrijwel alles is beschermd natuurgebied. Een onbewoond onaangetaste schoonheid boven water. Vol met leven onder water. Het belooft wat. Een heel seizoen zouden we hier kunnen vertoeven en dan nog zouden we niet alles van de Whitsundays gezien hebben.

Zoals vrijwel altijd volg ik John getrouw wanneer we op expeditie gaan. Dit keer over het lange strand en grote rotsen. Hij slaat rechtsaf en volgt een kreekje. Ik volg nog steeds maar aarzel. Ik houd de omgeving scherp in de gaten. Elke moment verwacht ik dat die ene boomstam in dat ondiepe water toch geen boomstam blijkt te zijn maar een ‘Salty’. Een zoutwaterkrokodil dat ergens lui liggend in de zon wacht op lekkere billen van een paar naïeve zeilers. Hier in Queensland komen ze voor. Oerbeesten met een sluw oerinstinct. Ik heb er over gelezen. Ik weet alleen niet goed waar ze zich ophouden. Ik doe nonchalant maar ben ondertussen driftig zoek naar sporen. Allerlei voetstappen van voorgangers zijn achtergelaten in het zand. Van mensen en vogels. Maar gelukkig geen pootafdrukken met daartussen een lange streep van de staart van een krok. Voor de zekerheid blijf ik toch maar uit de buurt van het vennetje. Later spreek ik John. “Ik verwachtte daarnet elk moment een krokodil,”gooi ik er nonchalant in. “Mmm, er waren geen sporen.” zegt John nuchter. Ha! Dus ook John was beducht op eventuele aanwezigheid van Salty’s. Hoe noordelijker we komen des de groter de kans op krokodillen maar hier op Scawfell eiland, onze eerste in de Magic Miles reeks, zijn ze niet. Diezelfde avond blader ik driftig door het boek. Niets. Er wordt niets vermeld over aanwezigheid van groene monsters. Met een zucht van opluchting sla ik het boek dicht.

Na twee nachten varen we verder naar Goldsmith eiland. De afstand is niet zo groot. Op ons gemak zeilen we in een korte dagtocht tussen kleine onbewoonde eilandjes door. Het water kleurt in alle kleuren blauw behorend bij de diepte. We moeten helaas keuzes maken en laten veel ankerplekken links liggen. Bij dit eiland is het drukker dan de vorige. Vooral de aanwezigheid motorbootjes valt op. Voor ons is het tussenstop. Bij gebrek aan een boodschappensteiger bij de enige winkel in het eilandengebied en de marina absurd hoge prijzen hanteert, zeilen we de dag daarna meteen naar Airlie Beach op het vaste land. Airlie Beach is de opstapplek voor de beroemde Whitsunday Islands. Ooit een backpackers mekka. Nu heeft de high society het ook ontdekt. Talloze touroperators, dure hotels, vakantieparken en sjieke marina’s vullen de ooit lege plekken langs de kust op. De baai is als een woud van masten. Boten van met name chartermaatschappijen liggen rij aan rij als een net aangepoot bos. Het is behoorlijk wennen al die drukte na weken als enige in een baai gelegen te hebben. Die charters hebben wel een voordeel. Op hun sites staan allerlei informatie en routebeschrijvingen. We weten nu waar we zeker heen zullen gaan en vooral wanneer niet. Tegen de stroming in zeg maar, gaan wij de Whitsundays bekijken.

Geur van vers gebakken brood kringelt zachtjes mijn neus in. Ik open mijn ogen. John ligt rustig slapend naast me. Ik kijk op het klokje. Half zes. Nog een beetje vroeg. Ik draai me weer om en sluit mijn ogen. Lang duurt dat niet. Piepend zeurt de broodmachine dat het brood klaar is. Verheugend op een warm knapperig kapje met kaas stap ik uit bed. Ik kijk naar buiten. Sinds gistermiddag hebben we een nieuw uitzicht; Sawmill bay op Whitsunday Island. Een enkele boot naast ons. Ik rommel in de kast op zoek naar onze schoenen. Vandaag gaan we de hoogste piek van het eiland beklimmen. Het startpunt begint hier vanaf het strand.

John roeit ons naar de kant. Was ik net gerustgesteld dat in dit gebied geen krokodillen zijn, zit de schrik er weer in. Eergisteravond zijn we namelijk bij Aussies op bezoek geweest. De man van het echtpaar zat duidelijk op zijn praatstoel. De wildste verhalen over dodelijke slangen, haaien en krokodillen stroomden zijn mond uit. Het kan natuurlijk Australische humor zijn om ons schrik aan te jagen. Maar, hoezo 100 magic miles als je het niet na kunt vertellen. Dus opnieuw zoek ik naar sporen. Nu ook van slangen. Ik vind een picknicktafel, wc en zelfs een kampeerplaats op het strand. Het lijkt me niet dat Salty hier aan tafel op mij wachten om me op te peuzelen. Ik hou het maar op humor. Na het lopen in losse gebladerte van onze vorige wandeling heb ik dit keer wel mijn hoge wandelschoenen aan. Met mijn voeten goed verstopt in sok en schoen ben ik voorbereid op giftige slangen, hoop ik. Onderaan het pad staat een bord vol met waarschuwingen alsof men ons wilt ontmoedigen. Breng anderen op de hoogte van de tochtonderneming, neem genoeg water mee en pas op voor verdwalen. We laten het voor wat het is.“Het is maar een wandeling van 2,5 kilometer.” Het pad waarop wij lopen is overduidelijk. De bewegwijzering is bijna overdreven. We lopen door droge bergbeken en watervallen. Over smalle paadjes die soms gebarricadeerd door omgevallen bomen waar we tussen, onderdoor of bovenlangs moeten passeren. In een rap tempo stijgen we naar het 500 meter hoger gelegen uitzicht. Boven op de berg toren we boven alles uit. Platte plaatjes uit het boek krijgen reliëf. We staan letterlijk in een 3d kaart van het zeilgebied. We kunnen 360° rond kijken door aan beide zijdes plaats te nemen op de rotsen. Vele eilanden van de 100 magic miles kunnen we zien liggen.

Na een stevige lunch halen we het anker alweer op en vertrekken naar de Nara Inlet een baai op Hook eiland. Op de top van Whitsunday eiland vroegen we ons af waar iedereen was. Nu weten we het. Ze zijn hier. We tellen al gauw 30 masten in de verte. We ankeren maar aan het begin waar er nog genoeg ruimte is. Morgen maar verder.

Het is nog vroeg en om ons heen klinkt alweer geronk, gepruttel en geratel. De eerst boten vertrekken. Tegen de tijd dat wij ons ontbijtje op hebben, is de baai voor de helft leeg. We doen eerst nog een noodzakelijk handwas en drinken wat koffie. En dan vinden we het tijd. Wij zijn echt tegendraads want we zijn de enige boot die de Inlet verder invaart. Wanneer we aan het eind zijn, liggen er nog maar drie andere boten waarvan 2 klaarstaan om te gaan. De Inlet heeft iets weg van een fjord. Een lange smalle baai met aan weerszijden heuvels. Vogels fluiten allerhande melodieën. Kaketoes vliegen over. Zodra we op roeiafstand van het strandje liggen, droppen we het anker. We peddelen naar de kant. Stoere schoenen aan. Wat absoluut niet nodig blijkt te zijn. Het is duidelijk een toeristisch uitje. Het pad is breed en mooi aangelegd. We gaan naar een grot met tekeningen van de Ngaro stam, de eerste bewoners. Het is een heilige plek van hun voorouders.

Ik toon mijn respect door mijn hand op een hand op het bord te plaatsen. Uit een zuil klinken stemmen met verhalen over hoe het met hen in de jaren vergaan is. Ze geven een beeld van een maatschappij die ik me niet kan voorstellen. De grottekeningen zijn helaas wat aan het vervagen. Ik leer hier dat deze eilanden ooit aan het vaste land vast hebben gezeten. De stijgende zeespiegel van duizenden jaren geleden overstroomde het lager gelegen gedeelte en zo raakte het los. Het Ngaro volk paste zich aan en leerden leven op en van het water. Onvoorstelbaar hoe oud de aboriginalcultuur al is.

Het fjord is mooi. Verschillende kleuren blauw van het water. Verschillende kleuren groen op het land. Verschillende vogelgeluiden door de lucht. Verder is het stil. De wind is gaan liggen. Op de buurboot landt een kaketoe. Niet veel later zit het beestje op de schouder van de man en eet uit zijn hand. Een ongewone vriendschap. In mijn hoofd klinkt de stem van de dame uit de zuil. Beide partijen zouden elkaar moeten respecteren en deels teruggeven wat een ieder toekomt, was haar betoog. Het verleden is verleden. Nu is wat telt. Samen aan een nieuwe toekomst bouwen. Stel je voor hoe mooi zou dat zijn. De zon staat inmiddels een stuk lager en raakt bijna de heuvel. Vogels laten flink van zich horen. Schril krijsend vliegen ze over als een stel kinderen die schreeuwend en joelend uit school komen. Diezelfde vogelschool start ’s morgens ongelooflijk vroeg. Het is pas 5 uur en de kaketoes beginnen als een dolle de dag in te luiden. Ik draai me nog eens om maar kan de slaap niet meer vatten. Andere vogels vallen het zangkoor bij. De een na de ander vreemde klank schalt over het water. Ik stap uit bed, zet thee en geniet buiten van de startende dag.

We hijsen het grootzeil maar er staat geen zuchtje hier aan het eind van de inlet. Halverwege krijgen we wat wind maar uit de verkeerde richting. Het grootzeil is aan het mopperen. Het is zelfs zo boos dat ie me bijna een kopstoot geeft met de grootschoot. Ik beteugel het door het heel strak te trekken. Ik ben de baas hier achter het roer. We varen een stukje verder om zo hoog aan de wind naar het gat tussen de twee eilanden. We worden door talloze toeristenboten uit Airlie Beach ingehaald. De een nog sneller dan de ander. We zeilen precies tussen de twee grootste eilanden, Hook en Whitsunday, door. Een flinke vernauwing in het vaarwater. Volgens dezelfde Aussies van eerder zou de stroom behoorlijk kunnen versnellen en voor rare draaiingen aan de andere kant kunnen veroorzaken. Gelukkig hebben we stroom en een niet al te harde wind mee. Met een snelheid van amper 2 knoop drijven we vooruit. Wij hebben geduld. De motor blijft uit. Als we de wind weer oppikken, gaan we hoog aan de wind verder. Het zeilwater is geweldig. Lekkere bries. Eilandjes om van te genieten en om tussendoor te laveren. We maken een klappie maar het lukt ons net niet om voorbij het eiland te komen. Dus gaan we nog een keer overstag. Ook nu lijkt het alsof we het niet halen. John zit aan de lage kant op de uitkijk. Ik concentreer me op de wind. We gaan er prachtig voor langs. Onze laatste rak gaat mis. De genua blijft met het achterlijk haken en scheurt vrijwel van boven naar beneden eraf. Dat wordt klussen. Hopelijk kan de naaimachine deze drie lagen aan. Anders wordt het een hoop uren aan handwerk. Tegen onze gewoonte in pikken we een meerboei op. Lekker dichtbij het strandje. Tongue Bay is de plek om het allermooiste plekje van de Whitsundays te zien. Hill Inlet, een meanderende turquoise blauwe kreek met parelwitte zandbanken ligt hier om de hoek.

Na de lunch roeien we naar de kant. We rennen voor onze conditie naar de uitkijk. We rennen vooral ook om het hoge water voor te zijn want elke minuut later is er minder te zien. Het is niet gelogen. Dit stukje van de Whitsundays is weergaloos mooi. De kleuren blauw met daarnaast het witte zand is werkelijk een plaatje. Bij elke knipper van mijn ogen heeft het water een hap zand meegenomen. Nog even en er is niets van de zandbanken over. We lopen terug en slaan, vlak voor zonsondergang, linksaf naar het strand. Onze voeten lopen door zand dat belopen is door vele voorgangers. Overal zijn voetafdrukken. Het zand voelt zacht en koud aan mijn voeten. Voor ons ligt een eindeloze zandvlakte dat over een uur veelal verdwenen is onder water.

Van rustig cruisen door dit gebied is geen sprake want de volgende ochtend zeilen we naar de volgende baai. White haven beach. Een vijf kilometer lang puur wit zandstrand. In de hoek van de baai is de plek om te zijn. Het witte strand ziet zwart van de dagjesmensen. Wij ankeren iets verder weg waar verschillende boten vertrekken. Het strand is maagdelijk wit en vrijwel geen mens te zien. Als ik mijn voet vanuit het bijbootje in het zand zet, voelt het ongewoon koel aan. Zelfs nadat de zon er uren op heeft gebrand. Ik kom bedrogen uit. Het strand is hier ook druk bezet. Maar dan door schelpdieren. Het zijn heuse grondverzetters. Ieder heeft zo zijn eigen manier. Overal piepkleine gaatjes, dikke drollen, kleine balletjes zand, vulkanen en zelfs bloempatronen.

Ik kan mijn nieuwsgierigheid bijna niet bedwingen om te kijken wat er onder zit. Maar het is beschermd natuurgebied dus graven naar schelpdieren is verboden. Het vormt in ieder geval een mooi tapijt om op te lopen. Halverwege onze tocht blijven we verbaasd staan. Een helicopter is hier geland. Twee mensen stappen uit en lopen richting het water. De piloot zet een parasol neer met picknickmand. Fijn een dagje naar het strand zullen we maar denken. Verbouwereerd lopen we verder.

We verlaten de branding en lopen richting de duinen. Het moet hier ergens zijn. De Aussies gaven naast alle dodelijke gevaren ook nog deze wandeltip mee. Het pad naar Phonehill moet hier ergens beginnen. Dit pad is niet keurig gemarkeerd met fancy borden zoals gister. Dit is ouderwets spoorzoeken. De sporadige wandelaar laat een spoor achter door stenen te stapelen. Uiteindelijk vinden we een in het zand gestoken stok. Hier beginnen we maar. We volgen iets wat op een pad zou kunnen lijken. Geen stapeltje stenen te zien. We kijken naar voetsporen. Die gaan zowel links als rechts. Niet overtuigend een en dezelfde kant op. Op goed geluk stappen we het struikgewas in. Stapeltjes stenen opnieuw onvindbaar. Het pad is akelig steil. Elke tien meter omhoog verandert de ondergrond. Zand, losse bladeren, keien, rotsen, boomstammetjes, takken. Van alles komen we tegen maar geen gestapelde stenen. Bij elk uitzicht op Whithaven beach stoppen we.

Maar dat is niet ons einddoel. We hebben nog geen bereik en belangrijker ook nog niet het uitzicht dat we willen. In hoog tempo en grote stappen gaan we naar boven. Ik ben kapot als we bijna boven zijn. Plots staat er een kruis op een boomstam dwars over het pad. Achtergelaten door iemand in 2022. Normaal is dat een sein dat je verkeerd gaat. Iets in ons zegt dat het pad daarachter toch echt de juiste is. Een paar 100 meter verder stranden we op een grote rots. Direct stromen de berichtjes piepend binnen. We zijn er. De enige plek waar je internet bereik hebt aan deze kant van het eiland. Vandaar de naam Phone hill. Het uitzicht is adembenemend. We staan aan de ander kant van de Hill inlet, het drooggevallen water van gister.

Dit is echt de mooiste plek waar we contact hebben met de buitenwereld. Magisch. We willen klinken met champagne maar zijn de fles vergeten. Achteraf maar goed. Zwalkend naar beneden zou niet echt handig zijn. Op de terugweg zien we ineens overal gestapelde steentjes of wat eens een stapeltje was. We herstellen de schade en leggen op elke onduidelijk stapel een extra steentje. Voor de volgende spoorzoekers. De avond is opnieuw magisch. De meer dan halve maan maakt het witte strand nog witter dan overdag. Grote schildpadden happen naar adem rondom Rhapsody. Mij ontnemen ze juist de adem.

“Bonjour! Bonjour” vrolijk roepend komt men in een bijbootje voorbij. Blij om ons in onze eigen taal gedag te zeggen. Denken ze. Het duurt even en dan snap ik het. Onze vlag hangt naar beneden en lijkt zo verdacht veel op de Franse. “No, no, we are from,” probeer ik nog maar ze zijn allang weer doorgevaren. Ze hebben het veel te druk voor een praatje want ze hebben een strak schema om alles in 1 week te bekijken.

We hoeven niet lang na te denken. Voor een paar dagen wordt Bordereiland ons eiland. Het eiland is niet zo groot maar heeft zo zijn eigen schoonheid. Hier kunnen we meteen de genua repareren. Ik ben druk in de weer met naald en draad om de band weer vast te rijgen voordat ik met de naaimachine ga werken. Ik ben al een uur bezig. Mijn vingers doen pijn en heb pas een meter of twee gaan. John besluit vanaf de andere kant te helpen. Niet voor lang. Hij vertrekt en komt terug met de zak knijpers. Om de 10 cm zet hij ons nieuw gekochte stormknijpers. “Eerst eens kijken of dit gaat lukken.” Ik bedien de machine en John houdt het zeil op zijn plek. Mijn geregen stuk gaat vrij goed. Ook de knijpers doen hun werk. Langzaam en met zijn tweetjes krijgen we het voor elkaar om alles weer vast te naaien.

Wij zijn de enigen die zo lang blijven. Veel dagjesmensen komen hier alleen voor de lunch. Na drieën liggen we maar met drie boten. Elke avond anderen. Elk aan een meerboei om het koraal te sparen. Dat is maar goed ook. De wereld onder water is even mooi of misschien wel mooier dan boven water. Het koraal hier is levend, sprankelend en divers. Verschillende kleuren, soorten en vormen schuiven langzaam voorbij als ik snorkelend voorbij drijf. Ik zie paarse bonsaiboompjes. Rode krulvarens, witte anemonen met clownsvisjes. Harige gele dossen waaien met de stroming mee. Joekels van vissen en een enorme school kleine visjes slokken me op. Sinds Fiji niet meer zo mooi gezien.

 

Sinds drie weken zijn er serieuze wolken in de lucht te bewonderen. Lange veren en dottige schaapjes. Het samenspel van het zonlicht met de wolken vormt een ware lichtshow. We genieten maar verheugen ons niet echt op morgen. Deze wolken zijn meestal een voorbode van slechter weer. En helaas. Het zo gewoon geworden babyblauw van een nieuw geboren dag, is de andere dag ver te zoeken. Het is grijs maar droog. We zeilen langs Hook eiland naar ons voorlopige laatste plek in het noorden van het eiland. De dag erna is het weer zonnig en gaan we snorkelen in een paar baaitjes terug waar we gister langs gevaren zijn. Het is opvallend druk vandaag. Al die tijd dat we hier vertoeven, was het vrij rustig. Maar vandaag lijkt iedereen vrij te hebben gekregen. We willen nog gaan lunchen maar bedenken dat het beter is om eerst terug te gaan naar Butterfly bay om zo nog een vrije meerboei op te kunnen pakken. In amper een half uur tijd zijn alle plekken bezet. Die nacht wordt een onrustige nacht. Veel harde windvlagen die onverwachts snel van de berg de baai in kukelen en over elkaar heen rollen. Irritant houden ze me wakker. Met een suffe kop sta ik ’s morgens het ontbijt te maken. Daarna maken we de boot klaar om de magische eilanden voor korte tijd te verlaten. Even boodschappen doen om daarna weer terug te keren voor de laatste plekjes die we nog willen bezoeken.

“There’s magic in the water that draws all men away from the land, that leads them over hills, down creeks and streams and rivers to the sea.”

Herman Melvill

Een gedachte aan “100 magische mijlen

  1. Ina

    Wandelen over paden met slangen en kans op krokodillen te spannend.
    Maar levert wel prachtige plaatjes en vergezichten.
    Je zal toch maar 1 week hebben om zo veel moois te zien.
    Dank voor je mooie reisverhaal
    Lieve groet