RHAPSODY

puzzelstukjes van île Gambier

Het panoramische uitzicht is fenomenaal. Welke kant we ook opkijken het beeld blijft onwerkelijk mooi. John en ik rusten, na een behoorlijke pittige klim, uit op de hoogste punt van het eiland, Mount Duff. Rondom ons is oceaan. Het diep donkerblauwe water steekt scherp af tegen de strak blauwe hemel. Tussen ons en de oceaan ligt een turquoise rand met hier en daar plukjes eiland. Het vormt het diamantvormig rif van de lagune van Gambier. Onze eerste parel van de Stille Oceaan. Binnenin de lagune zijn de kleuren niet te tellen. De verschillende eilanden vormen een uitzondering op de vrijwel gehele blauwe wereld. In het lichtblauwe water zijn de koraalkoppen goed te zien. “Een mooi plaatje voor een puzzel. Al die tinten blauw en groen vormen een leuke uitdaging voor een puzzelaar.” In mijn gedachten leg ik de kaart met de tracks die we gekregen hebben van andere zeilers over dit plaatje heen. De routes door deze archipel doorsnijden de kaart in puzzelstukjes. “Waar zullen we het eerst naar toe gaan?”

We beginnen aan de rand van de puzzel. We varen naar het oostelijk buitenrif van de lagune naar het eilandje Tauna. De route ernaar toe is vrijwel rechtuit en zonder gevaar van ondieptes door koraalkoppen net onder water. Toch valt het varen niet mee. Het water is diep genoeg maar het ligt vol met kleine boeitjes. Boeitjes die parelkwekerijen aan duiden. Het zijn er zoveel en niet altijd even duidelijk dat we beiden op de uitkijk zitten. “Iets naar bakboord, nee, toch maar stuurboord.” Op goed geluk varen we door de enorme velden heen. Na een uur ligt de boot stil voor een aandoenlijk eilandje. Alles is aanwezig. Palmbomen. Wit zandstrand. Een liefelijke branding. Azuurblauw water. Water dat zo helder is dat ik zelfs zonder duikbril het koraal haarscherp kan zien. Ik kan niet wachten om het naar het eiland te gaan of het water in te duiken. Beiden moeten wachten want we worden omringd door koraal en we weten niet zeker of we bij een draaiing van wind nog steeds goed liggen. We verplaatsen ons naar dieper water. Ik moet helaas nog langer wachten om de schatten van het eilandje te ontdekken. De wind draait naar het zuidwesten en daardoor wordt deze lieflijke plek een onstuimige lagerwal. Met tegenzin gaan terug naar Rikitea.

“Securité, securité. Ici la meteo France.” Daarna volgt een heel verhaal waar ik alleen nog quatre-vingt-cinq van kan verstaan. Op kanaal 16 wordt een weerwaarschuwing uitgezonden. Quatre-vingt- cinq is 85. Ik zoek het op om dit getal om te rekenen naar knopen en Beaufort. “43 knopen. ”Dat betekent dat we zo’n 9 beaufort om onze oren krijgen. De gehele week liggen we al weer bij Rikitea omdat er slecht weer op komst was. De ankerplek bij het eiland ligt weliswaar aan lagerwal maar door het rif vlak voor de baai krijgen de golven geen kans om op te bouwen en de ankergrond houdt goed. Maar windkracht 9 is best hard. Even later volgt er een vertaling in het Engels. Er wordt verzocht om op de boot te blijven. Alle voorzieningen, winkels en zelfs de school zijn gesloten. Na twee uur vanmiddag neemt de wind volgens de voorspelling weer af. “Nog drie uur te gaan dus.” Vanaf vanmorgen 5 uur is het al harder gaan waaien en in buien neemt het flink toe. Een catamaran ligt door draaiing van de wind gevaarlijk dichtbij. We checken of wij verplaatst zijn en of we blijven liggen. Dat laatste lijkt het geval. De buurman van diezelfde catamaran zit buiten in een zeilpak met de motor aan om direct in te grijpen als er iets mis mocht gaan en slingert keurig voor ons langs. Ik roep ze via de marifoon op en vertel dat ook wij het in de gaten houden. Alle ankerketting is uit de ankerbak en opnieuw ankeren is onder deze omstandigheden geen betere optie. Terwijl de wind giert, de regent klettert houd ik zenuwachtig en regelmatig de buitenboel in de gaten. Iedereen zit braaf binnen, alle dinghy’s liggen te stuiteren op de golven achter de boten. De buurman heeft zijn muziek wat harder gezet en staat te dansen op de muziek van Queen; de Bohemian Rhapsody. Toeval? Vast niet. Een surfer schiet vlak langs. Tenminste 1 die geniet van deze wind. De wind komt gelukkig nooit verder dan 38 knopen en Rhapsody ligt als een huis.

Eindelijk zien de vooruitzichten er goed uit en kunnen de ankerbaai van Rikitea verlaten. Ik doe nog gauw wat boodschappen en haal bevroren broccoli en kip. Ik besluit om mijn geluk te beproeven en loop wat verder door. Ik heb daar papaja’s en bananen gezien. Hopelijk is er nu iemand thuis en kan ik wat vers fruit krijgen. Als ik aan kom, doet een vrouw net haar helm op haar hoofd. Ze ziet me staan en vraagt vriendelijk wat ik zoek. “Je voudrais papaya et banana.”Ze staat op het punt om weg te gaan maar blijft staan. “Manger maintenant?” “Ja,” zeg ik. Ik wil graag rijpe die ik direct kan opeten. Ze roept haar dochter die naar de overkant rent en in het fruitbos verdwijnt. Na een tijdje komt ze terug met 2 supergrote goudgele papaja’s. De bananen zijn nog niet goed. Het is te koud geweest. Op mijn vraag wat ze ervoor wil hebben, zegt ze: “Niets. C’est gratuit.” Blij loop ik met mijn buit terug naar de dinghy. In de boot liggen ook al avocado’s, stervruchten en pompelmoes. Later als we de papaja eten, is deze overheerlijk zoet en stevig. Onze vitamines worden weer rijkelijk aangevuld.

Ik sta op de voorpunt. Ik kan dwars door het water heen kijken. Het koraal schuift zachtjes onder mij door. Ik heb werkelijk geen idee hoeveel water we onder de kiel hebben. Is het ruim vijf of amper twee. De verkregen tracks is geen overbodige luxe want hier een eigen weg te vinden is anders zenuwslopend lastig. We draaien om het koraal heen en arriveren op onze nieuwe woonplek met direct achter ons levendig koraal. Op het eiland Taravai pronkt een kerkje en wat huisjes. Het heeft maar 6 bewoners. Drie daarvan zijn Hervé, Valerie en Ariki. Zij heten ons welkom alsof we er al jaren komen. Elke zondag verzorgen zij een BBQ en wij zeilers voor de bijgerechten. Op het open vuur liggen een paar broodvruchten gaar te worden.  Op een rooster worden de vers gevangen vis geroosterd. Op de grote tafel onder de broodboom staan verschillende gerechten klaargemaakt door 6 boten. Een bonte culinaire verzameling; verse caramelsaus met crêpes, chocolademintcookies met avocadochocoladesaus, diverse salades en een stoofschotel van geit. Het wordt een gezellig week met drie Amerikaanse en een Franse boot. Voordat we Taravai verlaten kopen we vers fruit, kruiden, vreemde snijbonen en twee bevroren geitenpootjes. We kunnen voorlopig vooruit.

Langzaam ga ik het zwemtrappetje af, beroer met mijn tenen het water. Niets. Er gebeurt niets. Geen sucksharks die op mij afvliegen alsof ik een lekker chickie ben want stukjes kippenvel maakt ze razend dol zoals ik bij Taravai gezien heb. We zijn alweer bij een nieuwe motus of wel het eiland Teaeu op het buitenrif. Dan laat ik me verder zakken. Ik doe mijn zwemvliezen aan. John springt natuurlijk in 1 keer het water in. Het water is fris en langzaam sluipt het kille vocht mijn pak in. Ik voel de kou via mijn nek over mijn rug glijden. We liggen in zwembadblauw water en kunnen zeker 6 meter diep kijken. We zwemmen naar de kant waar het koraal is dat in verschillende vormen en kleuren voor ons opduikt. Schalen koraal overlappen elkaar en vormen een uitstekende bergplaats voor vissen die wegschieten voor ons. Als we stil blijven hangen, komen ze terug en gaan weer aan de dagelijkse bezigheden. Gele visjes met blauwe kringen om hun ogen zijn schuw en nieuwsgierig tegelijk. Voorzichtig stiekem komen ze tevoorschijn om vervolgens weg te vluchten als ze ons weer zien. Paarsblauw koraal ligt keurige gedrapeerd op de bodem. Bluelipshells zijn hier in overvloed. Door het heldere ondiepe water heeft het zonlicht vrij spel om ze te belichten. In alle allerlei kleuren zijn ze te vinden. Blauw, blauwzwart, paars, turquoise, goudgeel met zwart en allemaal helemaal ingekapseld tussen het koraal. Even ben ik vergeten dat er ook haaien kunnen zwemmen totdat er een plots verschijnt. Een witte punthaai. Hij zwemt op gelijke hoogte met ons en ik kijk hem recht in zijn oog. Snel duik ik, net zoals het gele visje, weg achter John. De haai cirkelt om ons heen. John draait pirouettes en ik dus ook. Schichtig kijk ik om me heen. “Zijn er nog meer,” vraag ik me af. John lacht me uit om mijn gedrag. “De haaien doen niets en zijn alleen nieuwsgierig.” Dan zwemmen wij verder, laten de haai achter ons en gaan terug naar de boot. Voor de zekerheid kijk ik achterom maar van de haai is niets meer te zien. Het is niet mijn eerste ontmoeting met haaien toch klauter ik opgelucht via het zwemtrappetje de boot op. Je weet maar nooit of deze ene haai wel zin heeft in een hapje van der Vis.

Ik staar naar de hemel. Mijn hoofd ligt op Johns schouder en die van hem op de mijne op het zand van het eiland Totegegie. De halve maan is helder wit en weerkaatst zoveel zonlicht waardoor er scherpe schaduwen op de grond te zien zijn. Naast me zit Andrew, een opstapper van een Amerikaanse boot die we eerder op Taravai ontmoet hebben. Hij pingelt zachtjes op zijn gitaar. Aan de overkant zingen de anderen mee. Het vuur knappert. Op wat kooltjes ernaast ligt vers gevangen vis gaar te worden. Ik neem een hap van kokoscake. Het is geen cake met kokos. Er komt zelfs geen oven aan te pas. Puur natuur. Stefano, een bevriende inwoner van twee Amerikaanse boten leert ons de bijzonderheden van het eiland. Het kokoswater in een kokosnoot veranderd tijdens het uitlopen in de kokoscake. Als de kokosnoot ongeveer 15cm uitgelopen is, is deze op z’n lekkerst. De vissen op het vuur zijn gevangen met het lijf van een heremietkreeft. Stefano laat het ons zien en trekt het beest ver uit zijn schelp. Een blank zacht achterlijf met kleine pootjes wordt zichtbaar. “Het smaakt naar kokos want ze voeden zich met kokosnoten,” vertelt hij. Het is werkelijk een prachtige avond. Weinig wind, vrijwel wolkeloze hemel en die felle maan. Een wit groene streep licht op.“Did you see it?” roept Andrew. “Yes, a shooting star.” Elke dag verbaas ik me hoe mooi het hier en de wereld, is en hoe weinig er voor nodig is om daar van te genieten.

Vroeg in de morgen haalt John het anker op. We gaan verder met onze puzzel. Een nieuwe motus op het noordelijkste puntje van de lagune. Het is grijsgebied op de kaart van Opencpn. In werkelijkheid is het overal blauw om me heen. John volgt opnieuw een track. Uiterst precies. Af en toe kleurt het water lichter of juist donkerder. Lichter betekent zandgrond en ondieper, donker betekent een koraalkop. Van allebei niet te zeggen hoe diep het er precies zal zijn. De zon staat op dit tijdstip nog ten oosten van ons en kunnen we beter zien waar de ondiepten zijn voordat de zon hoger en noordelijker  aan de hemel staat en door de weerkaatsing op het water ons verblindt. We volgen het buitenrif, een smalle zandstrook op hard koraal dat het rollen van de oceaan tegenhoudt. Brullend komen ze aan land. Bij het einde van de track zoeken we een geschikte ankerplek. We varen tussen de koraalkoppen die heel precies en symmetrisch van elkaar geplaatst lijken te zijn in azuurblauw water. “Wat is het hier zeldzaam mooi,” verzucht ik. “Een champagneplek.” Straks mag ik daar van genieten. Eerst ons naar een veilige ankerplek loodsen. Het heldere water is opnieuw verraderlijk en lijkt alles ondieper dan het is. Midden tussen de koraalkoppen, laat John het anker vallen. “Mooier kan het echt niet meer worden.” Hoe vaak heb ik dat al niet gedacht tijdens deze reis en toch word ik elke keer opnieuw verrast door de schoonheid van onze wereldbol. Konden jullie maar over mijn schouder meekijken om net zo te kunnen genieten als wij. John is direct aan het werk. Uitgerekend hier, op het allermooiste plekje gaat hij de was doen met het hete water uit de boiler. Niet veel later liggen we in het water en zwemmen over al het koraal om ons heen. Het zit diep genoeg dus veilig voor Rhapsody. Wederom schrik ik als ik oog in oog met een haai kom. Het zijn verschillende en ik vergis me niet. Ze komen steeds dichterbij. Ik gebruik mijn beproefde verdedigingstechniek: verbergen achter John. Een whitetipshark bekijkt ons goed, vindt ons al vrij snel oninteressant, zwemt weg en is verdwenen in het eindeloze blauw. We zwemmen verder en gaan aan land. Twee hutjes in vervallen staat is het enige menselijk teken. Heremietkreeften zijn de enige bewoners. Felrood steken ze af tegen welke achtergrond dan ook. Hier vinden we ze over elkaar heen kruipend op en in kokosnoten. De sterkste wint en krijgt het lekkerste deel. Aan de rand van het strand is okergeel rots weggesleten. Rode brokken stollingsgesteente is daardoor aan de oppervlakte gekomen. Als ik even beter kijk, zie ik een krab in precies dezelfde kleur als zijn omgeving. In een angstaanjagende gevechtshouding staat het zijn mannetje. Door de lage zonnestand is zijn schaduw zo niet indrukwekkender. Het verschuilt zich magnifiek in een holletje en poseert zo groots voor de foto die ik maak.

Mijn benen bungelen boven het water. De zon streelt mijn gezicht en een briesje zorgt voor verkoeling. Ik zit heerlijk met mijn gat in een hangstoel net boven het wateroppervlak. “Ga ff met je voeten in het water. Leuk voor de foto,” roept John. Het water om mijn enkels is heerlijk verkoelend. Ik spartel wat. Het idee dat onder mij haaien zwemmen en het voor een prooi aan kunnen zien, zorgt dat ik ze weer uit het water trek. Ik zet het uit mijn hoofd en stop mijn tenen nogmaals in het water. Voordat ik het goed en wel door heb, zit mijn kleine teen in de bek van een grote vis. Ik geef een gil en trek mijn voet terug. Ik hoor een grote plons en zie even later de vis wegzwemmen. John komt niet meer bij van het lachen. Het is dan geen haai maar na deze ervaring gaan mijn tenen het water niet meer in.

Vanavond eten we op het strand,” oppert John. “Chili con carne bij een vuurtje,” gaat hij verder. Terwijl wij hout sprokkelen gaat de zon oranjerood onder. Het vuur brandt snel en past perfect bij de kleurschakering van de ondergaande zon. Wij zijn niet de enigen die genieten van dit vuur. Tegenover ons kruipen kleine witte krabbetjes uit hun holletje en staren naar het licht. Een heremietkreeft strompelt langzaam maar zeker naar het vuur. Terwijl ik mijn benen bijna verbrand, kruipt het nog dichter naar het vuur. John pakt hem op en zet het beestje een heel eind verderop met zijn koppie de andere kant op. “En nu kreeften zoeken,” zegt John wanneer we het eten op hebben. Van Stefano hebben we gehoord dat je in het donker en bij laag tij, kreeften kunt vinden aan de buitenkant van het rif. Kleine bundels licht schijnen op de grond. Mijn voeten staan op koraalbrokken en rotsen. Het is scherp, ongelijkmatig en ligt los. Soms zijn er kleine poeltjes met rotsen. “Daar zou er een kunnen zitten,” roept John enthousiast. Hij loopt voor me uit met een grote emmer. Ik doe mijn best om wat dan ook te vinden. Al wat ik vind is een krab, kleine visjes en een duizendpoot met zuignapjes als pootjes. John denkt ergens een murene te zien. Geen kreeft. Na een uur geven we het op en lopen terug. De zaklamp kan uit. De maan weerkaatst licht genoeg. Vogels vliegen verschrikt op en maken krassende geluiden als we te dicht langs hen heen gaan. We hebben geen kreeft wel een mooie avond.

Veel te snel verlaten we Puaumu. Het zuidelijkste puntje van het eiland Totegegie wordt onze nieuwe ankerplek. Al vroeg in de morgen gaan we op dinghyexpeditie. Tussen twee eilanden is een opening naar de oceaan waar altijd water blijft staan. Het ankertje gaat uit in 30 cm waterhoogte. Het is net laag water geweest. De koraalbommen zijn verraderlijk dicht aan de oppervlakte. Het is te ondiep om te snorkelen en onszelf mee te laten drijven met de stroom. Het water is echter kraakhelder en een snorkelbril hebben we niet nodig. Grote blauwe Papegaaivissen schieten weg, lang voordat wij bij ze in de buurt zijn. We hebben vissers gezien en zijn benieuwd waar ze op vissen aan de oceaanzijde van het rif. Onderweg werpen wij onze gretige blik onder de rotsen. Misschien hebben we dit keer wel geluk en vinden we de verscholen kreeften. Die vinden we niet, wel haaien. Zwarte punten steken net boven het water uit. Met mijn naïeve en gebrekkige kennis over haaien ging ik er gemakshalve van uit dat ze niet in kniehoog water kunnen zwemmen. Ik kijk naar mijn voeten. Die turquoise waterschoenen van mij kunnen gemakkelijk voor een papegaaivis doorgaan. Langzaam loop ik achteruit als ik er een op mij af zie komen. John zet juist een paar stappen in de richting van de haai. De haai schrikt van hem en in een water opspattende snelle beweging gaat hij ervan door. Inmiddels sta ik weer op het droge en film vanaf het hoogste puntje rots die ik vinden kan. Prachtig dichtbij zwemmen ze voorbij. Ook een donkergrijze witte tip haai waar meer dreiging van uit lijkt te gaan dan de lichtere zwarte tip haai. John en ik lopen terug naar de dinghy die een eindje verderop in het water ligt. Ik kijk goed rond. Geen haaievin te bekennen. Geen witte en geen zwarte in het lichtblauwe water. “Ze blijven vast aan de andere kant,” spreek ik mezelf toe en zet de eerste stappen. Het is maar een meter of tien dat ik moet overbruggen met mijn blauwe schoentjes.

We varen een klein stukje verder naar ons allereerste motus Tauna. Het is mijn favoriete eilandje van Gambier. De allermooiste schelpen vind ik hier. Helaas allemaal bezet. Wanneer ik denk dat ik een onbewoond exemplaar gevonden heb, kom ik bedrogen uit. In de dinghy heeft het plotseling pootjes en loopt weg. De zon is net op. Het zachte licht piept door het kleine raampje naar binnen. Ik hoor het ruisen van de oceaan. Ik laat me verleiden door het mooie zonlicht en stap uit bed. De toch al mooie omgeving heeft een extra gouden randje gekregen. Ik zet thee en als het klaar is, neem ik de mok mee naar het voordek. Ik raak er niet op uit gekeken. Elke dag is anders en altijd mooi. De zon stijgt snel en brandt in mijn gezicht. Geen wolk aan de hemel. Hagelwitte vogels zwieren door de lucht. Vanaf het eiland klinken vogelgeluiden. Voor mij zie ik alleen maar water. Schuimbekkend komt de oceaan op mij af maar kan niet bij me komen. Eeuw na eeuw slaat de zee hier al stuk. Rhapsody ligt in blak water en de bodem vertoont geen enkel geheim. Als ik goed kijk zie ik een haai slapend bij een koraalkop net naast onze boot. Haaien beginnen al bijna gewoon te worden. De ankerketting is meters te volgen tot aan het anker zelf. Vanaf het eiland klinken vogelgeluiden. Het is een wereld waarin alles klopt.

Ik grijp een stevige graspol vast en zet een stap omhoog om vervolgens een volgende graspol te pakken. De berg Mokoto is maar 400m hoog maar als ik de steile helling afkijk, is tie voor mijn gevoel duizelingwekkend hoog. Ergens ben ik het pad kwijtgeraakt. Ik zoek de weg terug. Als ik omhoog kijk, is het niet zo ver meer. Ik ben bijna bij de top. Nog maar een paar graspollen verwijdert. Een paar 100 meter onder mij hoor ik geiten mekkeren. “Lachen ze me nou uit?’ Ik voel me overigens wel net een berggeit. Op vier poten kruip ik namelijk verder tot ik er ben. De beloning is groots. Opnieuw genieten we van het uitzicht rondom ons. Tropic birds, spierwit met lange staarten zwieren gracieus voorbij. Vrijwel elke foto die ik maak, is puzzelwaardig. We eindigen zoals we begonnen zijn op het eiland Mangareva. Met een blik over het geheel van de puzzel. De puzzel is nog lang niet af. “Daar zijn we nog niet geweest en daar wil ik nog eens naar toe.” De tijd dwingt ons echter om verder te gaan. Een paar puzzelstukjes van onze belevenissen heb ik eruit gepikt en met jullie gedeeld.

“It’s always the small pieces that makes the big picture.”

6 gedachtes aan “puzzelstukjes van île Gambier

  1. Hester

    Je schrijft “konden jullie maar over mijn schouder meekijken”. Dat is precies wat we doen als we lezen wat jij schrijft. Echt heel bijzonder wat jullie allemaal doen en meemaken!
    Geniet ervan! Doe ik ook. 😉

  2. Lientje

    Gelukkig zijn we er inderdaad op deze manier altijd bij. Dank je wel voor deze prachtige puzzel! Hij is prachtig en ik kan me zo voorstellen dat je verliefd wordt op zo’n plek! Vanaf hier ben ik dit wel geworden. Liefs en veel plezier op het volgende avontuur. Jullie zien er super relaxed uit!!

  3. Harry

    Ik ben er stil van. Hier lijkt alles energie te kosten om er wat van te maken:, tuin, werk, relaties, bij jou komt mijn beoogde resultaat: genieten van wat is, vanzelf op je pad.
    fabelhaft

  4. Rob en Baudine Bojangles

    We kunnen alleen maar zeggen: wauwwww wat gaaf.
    Gefeliciteerd met jullie overtocht, wat zijn jullie in een wondermooie wereld beland.

  5. Leon

    Inderdaad…wat een prachtige wereld en wat een geweldig leven hebben jullie in deze fase van jullie leven. Je schrijft alsof we er dichtbij zijn, maar dat heb ik het eerste jaar ook al eens gezegd…wel anders dan wij hoor….ff ons fruit kopen bij de Lidl