RHAPSODY

ff roeien

“We roeien dat stukje wel.” Ik kijk naar de kant. Ik zie hoe ver de steiger bij ons vandaan ligt. Het is rustig. Geen zuchtje. Een kalme zee. “Oké,” zeg ik terwijl ik denk over onze terugweg. “Zou het dan net zo kalm zijn.”

We dragen het bootje op het zandstrandje. “Goed dat we zijn gaan roeien. Hoeven nu niet zo zwaar te tillen.” zegt John. De steiger is onbruikbaar. Ruw beton en veel te hoog. We zien niemand. Het is stil. Een vogel fluit. We lopen het paadje af  en komen op een heus straatje uit. Een straatje zonder auto’s, tuktuks en zelfs winkeltjes zijn er niet.

Grote huizen staan aan weerszijden. Huizen met een veranda waarvan één hoek als zithoek is gemaakt in plaats van een balustrade. Een heerlijke plek om te zitten, lijkt mij dat. Droog en in de verkoelende wind.

“Mooi huis,” roep ik wanneer ik iemand daar zie zitten. De man lacht. “Het is een Mentawai huis,” roept hij terug. Mentawai herken ik. We zijn op het eiland Siberut. In het dorpje Sibudda’onian. Op dit eiland leven mensen, het Mentawai volk in het oerwoud. Het is één van de laatste stammen op aarde die nog volgens eeuwenoude tradities leven. Ik brand van verlangen om hen te ontmoeten. Hier in dit dorp Onian wonen mensen die al modern zijn. Tenminste hun kleding ziet er modern uit. Het dorp met tien huizen zijn we zo uit.

Via een paadje door het groen wandelen we naar het volgende dorp Kaleak. Een enkeling op een brommer komen we tegen. regelmatig is het pad verzakt door het hoge water. Exotische bloemen vallen op door hun felle kleur. In een kreek liggen houten kano’s verlaten op de oever.

De eerste huizen worden zichtbaar. Ook hier is het vrij stil. Vanaf hun veranda zwaait en zegt men schuchter gedag tegen deze vreemdelingen.

Onze nieuwsgierigheid wordt gewekt door een raar soort vogelgeluid. Hoe verder we komen des te luider klinkt het geluid. Een keihard getjilp. We luisteren verbaasd naar het geluid. “Wat voor vogel dat zou kunnen zijn?” “Het lijkt wel nep.” Bij een raar hoog gebouw met gaten blijven we staan. Het vogelhuis. De eigenaar probeert het uit te leggen. Ik begrijp echter niets van wat hij zegt.

We slenteren door. Twee oudjes komen naar ons toe lopen en schudden uitgebreid onze handen. Even later worden we aangesproken door een schooljuf. Zij spreekt Engels en haar collega’s ook. Ze nodigt ons uit om in de schaduw van haar huis te komen zitten. Ik vraag haar raak over deze school. De leerkrachten komen uit Jakarta, zijn vrijwilligers en zeer gemotiveerd. Twee jaar worden ze uitgezonden om de kinderen de Indonesische taal, schrijven, lezen en rekenen te leren. Veel kinderen hebben ze niet in hun groep. Wel veel verschillende niveaus De kinderen spreken hun eigen taal. De leerkracht legt uit dat het haar heel wat tijd heeft gekost om die taal eigen te maken. Pas daarna kon het echte lesgeven pas beginnen. Elke dag is het onzeker welke kinderen zullen opdagen. Ouders vinden het onderwijs namelijk niet nodig. Het is veel belangrijker om te leren hoe je overleeft van en in de natuur. Vervolgonderwijs is zeldzaam omdat er geen geld is voor een uniform of boeken. Dat vogelhuis blijft in mijn hoofd zitten. Ik vraag haar ernaar. Het geluid is hartstikke nep. Het is een versterkt geluid van een zwaluw. Zwaluwen worden gelokt om hun vogelnest te bouwen in dat gebouw. Die vogelnesten verkopen ze voor veel geld.

Het nestje gaat namelijk in de soep,cosmetica en medicijnen. “Soep?” vraag ik, “toch niet de vogelnestsoep van de Chinezen?” “Ja, die!” antwoorden ze in koor. We lachen allemaal omdat Chinezen echt alles eten. Van de vogelnestsoep komen we op een andere delicatesse. Het eten van een larf. De Mentawai-stam eten die larven van een palmkever rauw of gekookt. Mijn belangstelling is meteen gewekt. Niet naar die larven die zeker wel 3cm groot zijn. Wel naar de stam. Alle leerkrachten zijn het er over eens. We moeten daar naar toe. We mogen Siberut niet verlaten zonder hen een bezoek te hebben gebracht. Dat hebben zij ook gedaan. Het is bijna lunchtijd nadat we teruggelopen zijn. Dus nemen we met spijt afscheid. Hier is het tijd voor de kerkdienst. Met de vorige kerkdienst nog vers in het geheugen dat we deze gaan. Kinderen met fietsbanden hoepelen voor de leerkrachten uit naar de kerk. Wij lopen in tegengestelde richting.

Vanmorgen dachten wel even te gaan roeien, Drie uur later is het een heel ander verhaal. Het kabbelende water van eerder laat nu meer van zich horen. Het is volop in beweging. De wind waait lekker door. We laten ons niet kennen. Nadat we eerst een slapende jongen uit ons bootje verjaagd hebben, pakken we stoer de bijboot op. We tillen het naar de waterkant. Een aantal eilandbewoners die er nu wel volop zijn houden ons handelen in de gaten. Reuze benieuwd hoe dit zal gaan aflopen.

Zodra we zitten, peddelen we zo hard mogelijk. John is sterker dus draaien we rondjes. Ik doe mijn uiterste best. We wisselen van plek. Ik links en John rechts. Het lijkt de oplossing. De kracht van John en van de wind is nu tegengesteld dus zou elkaar op moeten heffen. Het werkt niet. Aan de linkerkant ben ik nog minder sterk. Het effect is nul. We peddelen terug naar de kant. Hopelijk is hier iets minder wind en kunnen we zo lang mogelijk in de luwte van het eiland blijven. Maar zelfs de kant lijkt oneindig ver weg. Het is maar 20 meter. Inmiddels staan er meer mensen te kijken. Ze lachen om onze capriolen. Ik peddel wat ik kan en het is gelukt. Het bootje ligt op de kant. John bekijkt of we in plaats van roeien langs de kant kunnen lopen met het bootje achter ons aan slepend. Aan het einde van het eiland steken we dan met de wind schuin mee over naar Rhapsody. Het is hoog water. Geen strand. De golven zijn niet hoog maar slaan wel stuk op de oever. Het zou moeten lukken maar het wordt ongetwijfeld een natte onderneming. Ik zie een man naderen met een benzinetank in zijn hand. Hij staat stil en roept ons. Ik begrijp er niets van. Een jonge knul komt erbij. Hij wijst naar een lange boot voor anker. Hij gooit zijn slippers in onze boot en pakt een peddel. Vervolgens pakt hij een hendel vast en wijst nogmaals. “Ze gaan ons slepen,”roep ik naar John als bij mij eindelijk het kwartje gevallen is. De mannen tillen met het grootste gemak ons bootje het water in. Ik stap in. Achter mij, John, de jongen en de man van het benzinetank.

Even later hangen we aan een lange sleep. Wanneer de golven hoger worden, peddelen we mee zodat we minder rukken aan de sleeplijn. Eenmaal bij Rhapsody denk ik, als bedankje, geld te geven voor de gebruikte benzine, maar daar willen ze niets van weten. Ze willen aan boord. De boot zien. Ze knopen hun boot vast en vragen toestemming of ze aan boord mogen komen. “Natuurlijk.” Zo’n kans krijgen ze niet vaak. “Besar!” zeggen ze zodra ze aan boord zijn. “Groot. Bizar groot.” Onder de indruk stappen ze de kajuit binnen. John laat ze alles zien.

Leo, de jongeman komt snel weer naar buiten. Hij voelt zich misselijk worden. De oudere man, Hasrun, houdt het langer vol. Hasrun is het dorpshoofd. Hij kent iedereen. Er wonen wel 1000 mensen in het gehuchtje verspreid over een groot gebied.

We hebben een mooi gesprek via het vertaalprogramma op de telefoon over de houten huizen en het bouwen ervan. Iedere man bouwt zijn eigen huis vanaf zijn 18e. Leo is 26. Hij woont nog bij zijn opa en oma. Hasrun is zijn oom. Alles leren ze van vader op zoon. Door mee te kijken en mee te werken totdat ze het alleen kunnen. Een nieuw huis komt naast het huis van de ouders te staan. Zo kletsen we nog een eindje door. John geeft Hasrun een lange lijn die wij niet meer kunnen gebruiken. Blij neemt hij het aan. Bij het afscheid vraagt Hasrun voor de zekerheid of hij het mee mag nemen.


Leo ziet opeens ons buitenboordmotortje aan de reling hangen. Met grote vraagtekens boven zijn hoofd vraagt waarom we die motor niet gebruiken. Tja. We dachten wel even te roeien.

“Het leven is als een roeiboot.

Als je maar aan één kant blijft roeien, blijf je ook maar één kant op gaan.”

– Quotist –

3 gedachtes aan “ff roeien

  1. Ina

    Ha ha wat een fantastisch gezicht moet het rondtollen van jullie geweest zijn. Leuke gratis voorstelling voor de eilandbewoners. Fijn dat ze kwamen helpen.

  2. Eline

    Heerlijk verhaal weer. En zo bijzonder hoe nieuwsgierig de mensheid is en hoeveel je van elkaar kunt leren. Geniet van het roeien.. al is een backup plan wel handig haha