Halverwege de ochtend draaien we de baai in van Sabang van het eiland Weh van Noord Sumatra. Het verste en noordelijkste punt van Indonesië. Sabang is een oude zeehaven ooit door Nederlanders aangelegd. Couperius schreef zo’n honderd jaar geleden over hoe weelderig deze plaats is. Ik denk dat alleen dat de grootte van het plaatsje veranderd is. De omgeving is nog altijd even groen.

Zodra we goed en wel liggen, met de kont van Rhapsody bijna tegen de drijfsteiger aan, roep ik de havenmeester op. Wonderwel krijg ik direct contact. Hij gaat me later nog eens oproepen wanneer hij klaar is met het koopvaardijschip even verderop. Onduidelijk of hij ons oproept op kanaal 14 of 16. Ik zet de marifoon op dual. Op die manier kan ik op 2 kanalen tegelijkertijd uitluisteren. Zo ben ik er zeker van dat ik zijn oproep niet zal missen. Rond enen stapt een hele delegatie aan uniformen in het kustwachtbootje. “John, ik denk dat we pas morgen kunnen inklaren voordat die weer terug zijn, is het vast al laat op de middag.” ik krijg gelijk. Rond vieren roept de havenmeester vanaf de kant. Of ik de marifoon wil aanzetten. Hij staat daar met zijn handmarifoon. Heb ik hem toch nog niet gehoord. “Morgen, 9 uur.” Hij wil dat we langszij komen bij de kustwachtboot. Dat besluiten we morgen ochtend en alleen als het goed weer is. Dat inklaren en uitklaren is altijd een hele klus.

Rond 9uur staat er een man op de kade tegen de wind naar ons te schreeuwen. Onverstaanbaar. Hij blijft schreeuwen net nu we ons bootje oppompen om de mannen in uniform op te halen. Ik stop en schreeuw terug. “Of hij de havenmeester moet bellen?” “Nee!’ schreeuw ik terug. “Ze weten er al van.” Ik denk dat we te maken hebben met een zekere Iwan. Die man hebben we gevraagd om diesel voor ons te regelen. Ik loop terug naar voren om John verder te helpen die al ongedurig op me wacht. Het duurt even maar dan druipt de steigerschreeuwer af.

De autoriteiten hebben pech. De wind pikt op. Langszij is niet langer een optie. Het is aan lagerwal en maakt het lastig om daar weer weg te komen. Al bonkend naast een stalen boot liggen, is niet erg aanlokkelijk. Het stukje varen van de steiger naar onze boot is misschien maar 30 meter. Met deze golven is het allerminst comfortabel en vooral nat. Drie mannen staan op de kade. Gezondheidsdepartement. Er kunnen er maar 2 mee. Dus de havenmeester en de dokter stappen in. Een heel gedoe voor ze om vooral droog uit ons bootje op Rhapsody te stappen maar het lukt. De dokter haalt een pistool uit zijn tas en zet het tegen Johns voorhoofd. Gelukkig is het een temperatuurmeter. Allebei zijn we geheel gezond verklaard bij gebrek aan verhoging. Vervolgens duikelt hij een formulier op en legt dat op onze tafel. “Alles met nee invullen, zegt hij nog voordat ik gezien heb wat er staat. “Je hoeft het niet te lezen. Gewoon nee invullen.” Het is een vragenlijst of er tijdens onze reis sprake was van ziektes of overlijden aan boord. Hij wil geen problemen dus zegt hij bij voorbaat al dat alles met nee ingevuld moet worden. Voldaan neemt hij het formulier terug. “De gele vlag mag naar beneden.”

De volgende drie mannen staan alweer klaar. Immigratie. Ook nu moet John er een teleurstellen. Zij controleren onze bootpapieren, paspoorten en visa. De paspoorten nemen ze in en kunnen we diezelfde middag nog ophalen.

Dan de douane. Teleurgesteld blijft er eentje op de steiger de drentelen. Hij had aan het kortste eindje getrokken en moest achterblijven. Alle papieren worden doorgenomen. Apparaten worden bekeken op aanwezigheid zoals een werkend AIS, het reddingsvlot, reddingsvesten, de motor en de medicatie. Ik laat onze vrijwel ongebruikte EHBO koffer zien en een doos met medicijnen. Het is lang niet alles maar dat weten zij niet. Onze drankenkast met vier flessen moet open en wordt oké bevonden. De rest ligt in de bilge maar ook dat hoeven zij niet te weten. De inhoud van verschillende kastjes worden bekeken. Dan de vraag over verboden middelen. “Nee, geen wapens aan boord.” “Medicatie om te kalmeren. Slaappillen?” Ik wil geen problemen als ze wellicht de lades gaan bekijken. Ik open de la en laat ze zien. Het is een verfrommeld doosje met een anderhalve pil erin en over de datum. De man kijkt er naar en trekt zijn wenkbrauw op. Wat moet ik hiermee zie ik hem denken. Hij wil het doosje meenemen want het is over de datum. Ik vertel wat onze huisarts heeft gezegd. Beter oude tabletten dan geen. Ik leg uit waarom ik de slaappillen nodig heb. Om in slaap te komen tijdens mijn wachten en zo uitgerust kan zeilen. Hij kijkt nog eens. “Echt?” zegt hij, “zei de dokter dat.” Hij overhandigt mij het kapotte doosje. Ik mag het houden. “Wees voorzichtig, zegt de ander, deze medicijnen zijn gevaarlijk. Ik knik. Ik ben allang blij dat ik ze niet hoef af te geven. Alle papieren liggen de volgende ochtend klaar op het douanekantoor. We wisselen telefoonnummers uit om ons te laten weten wanneer precies. ’s Middags halen we onze paspoorten op. We zijn onze bootstempel vergeten maar een vingerafdruk volstaat ook.

De volgende ochtend belt de douane. Het systeem ligt eruit. We moeten wachten. Bij de havenmeester halen we alvast de binnenlandse uitklaringspapieren. Ons Groene Boekje* en gezondheidsverklaring krijgen we via Iwan. Dat is overigens totaal iemand anders dan degene die tegen ons stond te schreeuwen. We wachten nog een dag. We wachten zelfs tot vrijdagmiddag. Niets. Zaterdagochtend nog niks. Het plaatsje is leuk met zijn bijzondere koffiecultuur maar we willen graag vertrekken naar een nabij gelegen eilandje. Ik vraag toestemming om ons mogen verplaatsen en of er een andere oplossing is. Verplaatsen mag. Andere oplossing is er niet. De man vertelt ons in klare taal niet weg te varen zonder de douanepapieren. We zullen serieuze problemen ondervinden bij het uitklaren in Padang. Nee, zonder die inklaringspapieren varen we niet weg. Wel varen we naar het vakantie eiland Pulau Rubiah waar we Danceme weer ontmoeten.

We wandelen naar het km nol punt. Het uiterste en noordelijkste puntje van Indonesië. Daar eten we de allerlekkerste pisang goreng. Vers gemaakt. Speciaal voor ons. Ze waren uitverkocht. De zoon van de eigenaar is zo trots na onze complimenten. Hij neemt ons mee naar de keuken en geeft spontaan het recept mee. Het geheim? Rijstbloem, de banaan deels in plakjes èn een beetje zout in het beslag.



We snorkelen tussen honderden vissen, Indonesiërs en afgezonken scooters. We eten, gezellig met Danceme, de lekkerste gerechten in het leukste restaurantje. John drinkt heerlijke koffie en ik lekkere vanille ijsthee.






Zondagochtend is het nog steeds niets. Ik oefen wel meer druk uit. Ik verklaar dat onze visa dagen opraken en de windrichting gaat veranderen. De douanier snapt het. Alleen hoge piefen kunnen hun goedkeuring geven. Daar wachten we nu op. Algauw krijgen we een antwoord. We mogen het papier ophalen zonder dat het goed geregistreerd staat in het systeem. Ons humeur klaar op. Net voor sluitingstijd halen we het document op in het wachthokje bij de douane. Voor het donker liggen we weer op ons ankerplekje bij het leuke vakantieplaatsje van Rubiah eiland. Klaar voor het vertrek van morgen


Ons plan om maandagochtend te vertrekken, haalt het niet. ’t Is zes uur. Het hoost en waait. Die middag vertrekken we, voor een nachttocht, ook niet. ’t Is vijf uur. Het hoost en waait nog steeds. De volgende ochtend vertrekken we wel. Met prachtig weer. De lucht is opgeklaard. Zon, wind en dolfijnen. In de eerste uren van de nieuwe dag komen we aan in Labuan Bajau het zuidelijkste puntje van Pulau Simeulue. ’s Middags maken we wandeling door het dorpje. Een alleraardigst plaatsje met alleraardigste mensen.


Tot het gaat hozen. Onverklaarbaar hoe snel de blauwe hemel zo zwartgrijs is geworden. Verticale strepen water vallen naar beneden. Onophoudelijk. De kinderen hebben plezier voor tien. Spelend in de diepe waterplassen die ongelooflijk snel ontstaan, is groot vermaak. We trachten te schuilen. Het houdt niet meer op. Overal is het eentonig grijs om ons heen.

We wagen het erop. Nat tot op onze onderbroeken komen terug bij Rhapsody. Net goed en wel afgedroogd en omgekleed, horen we geroep vlakbij. Ik steek mijn kop naar buiten. Tot mijn verbazing zie ik drie man in uniform naast Rhapsody. Ze willen aan boord. “Oké,”zeg ik. John doet nog even snel zijn broek aan. Twee natte honden stappen aan boord. Ze willen zelfs de kajuit in.



Eenmaal binnen weten ze niet goed wat ze moeten. Het lijkt erop dat ze het vooral interessant vinden om op zo’n boot te zijn. De papieren worden bekeken. Stempels in ons paspoort worden geïnspecteerd. Vooral de Thaise stempel met datum. Niet naar onze Indonesische visa. Hij bladert een paar keer door onze papieren. Niet wetend waar hij naar zoekt. Overal worden foto’s van gemaakt. Dan staat hij echt te bedenken wat hij nog meer wil weten. Hij kijkt de boot rond als een kind dat geen snoepje kan uitkiezen. “Oh ja, reddingsvesten.” Terwijl John ze pakt legt hij uit dat hij bij de marine werkt. Dit gebied valt onder zijn verantwoordelijkheid en moet hij weten wie er in zijn wateren komt. Vandaar deze controle. We geven antwoord op al zijn vragen. Inmiddels is het droog geworden en keren de mannen huiswaarts.
Bij het volgende eiland Nias kunnen we niet om de Havenmeester van Lahewa heen. Hij zit nog net niet op straat met zijn bureautje. Via een QR-code loggen we heel simpel in. Naam van de boot en het is in amper 5 minuten klaar. Zo klaar als een klontje.
In Teluk Dalam op hetzelfde eiland is het een heel ander verhaal. Het is een heuse haven en moeten we ons melden. Alle papieren gaan mee en alles wordt gecontroleerd. Drie vrolijke jongens zijn blij met een verzetje. Over een paar dagen, voor ons vertrek, moeten we terugkomen om uit te klaren. Danceme en wij kijken goed of we onze eigen papieren terug hebben gekregen. Op vrijdag gaan we zonder Danceme naar de havenmeester. Die is er niet en we moeten wachten. Er wordt gevraagd naar de andere boot. Bijna laten ze ons wachten tot zij er ook zijn totdat ze begrijpen dat Danceme voorlopig niet komt. Het wordt ons al gauw duidelijk dat ze niet precies weten wat ze moeten invullen.

Een zestal stempels en een zestal mannen staan om ons Groene Boekje heen gebogen. Discussies volgen. Afdrukken van stempels worden eerst bekeken voordat ze in het boekje komen. Maar gelukt. Een flink aantal stempels zijn gezet op diverse plaatsen in ons groene boek. We kunnen weg. Halverwege naar de boot worden ingehaald door een jongen op een brommer. Vlak voor ons stopt hij. Het is die van het havenkantoor. Hij overhandigt ons een belangrijk bootpapier die ze waren vergeten terug te geven. Pff, we moeten wel blijven opletten.
Op het volgende eilandje Tello zien we zo gauw geen havenkantoor. We zien er maar vanaf. Al dat gedoe. Hopelijk geeft het geen probleem als we in Padang aankomen. We wagen het erop.

In Maileppet op Siberut is er wel een. We willen onszelf de moeite besparen en gaan er niet heen. Echter, de eigenaar van de reisorganisatie waar we een tour boeken heeft ervaring met controles op juiste papieren door de kustwacht. Hij wil geen gedoe als de kustwacht onze boten ziet liggen en wij er niet zijn. Dus met rode map met bootgegevens, groene boekje en paspoorten alsnog naar de havenmeester. Een jonge knul begroet ons allerhartelijkst. Hij is duidelijk in zijn sas met onze verschijning. Hij neemt onze bootpapieren in en vraagt ons bij vertrek terug te komen. Al gauw gaat het gesprek over waar we vandaan komen, waarom we zeilen en vooral waarom we de zee op gaan. Hij zelf is uitgezonden en komt uit een dorpje van Java. Trots laat hij ons snoepen van lekkernijen uit zijn thuisdorp. Hartige knabbels. Zijn moeder stuurt deze elke 6 weken op. We mogen snoepen zoveel we willen. Als we ons papieren een aantal dagen later ophalen, verloopt alles voorspoedig. Hij heeft alles al ingevuld en afgestempeld. Als toegift krijgen we twee zakken lekkernij met ons mee.

De eilanden van Sumatra zijn reuzeleuk en reuze interessant. We blijven langer dan onze 30 dagen visa. Zodoende heb ik een verlenging aangevraagd. Wanneer we na 10 dagen via de email antwoord krijgen, schrik ik. Onze geldigheidsdatum is niet veranderd. Evenals de ondertekening. Het is precies hetzelfde document als onze eerste. Daar hebben we niets aan. Onverklaarbaar. Nergens. Niks. Niets waar we op kunnen reageren. Niemand die ons kan verklaren hoe het zit. Ik bewaar ons betalingsbewijs van onze aanvraag. Hiermee kunnen we de beambten van immigratie overtuigen van onze goede wil en dat het ergens in het systeem fout is gegaan. We zullen die klus wel klaren. Toch?
* groene boek: een officieel Indonesisch document om in de havens in- en uit te klaren.
Als alles volgens het boekje gaat, heb je niets te vertellen.
– omdenken –

Ongelukkig voor jullie dat het niet volgens het boekje gaat. Gelukkig voor ons heb je dan veel te vertellen. Inklaren en uitklaren blijft klaarblijkelijk een onverklaarbare onderneming!
Wat een heerlijk verhaal en wat kun je er druk mee zijn. Gelukkig heb je geen echte haast haha en naast het boekje heb je ook schriftje om buiten de lijntjes te kleuren haha