RHAPSODY

onbewoonde blauwe wereld

“Moeten we nou voor of achter langs gaan.” Ik kijk door de verrekijker.Precies in het midden van de ankerbaai zitten vogels op een rijtje. “Als zij daar kunnen zitten, betekent dat het zeer ondiep is daar.” De kaart is onduidelijk over de grootte en diepte van dit rif. We halen de zeilen naar beneden en de motor is gestart. Ik sta of de voorpunt en kijk naar de kleurveranderingen van het water. “Hoe diep is het hier?” “Zes meter.” Af en toe vraag ik aan John hoe diep het is om enig besef te krijgen. Plots zie ik de bodem. Het is dan nog 5 meter diep. Daarna kan ik het bodemleven steeds beter zien. “En nu?”“Drie meter,” roept John als ik er naar vraag. Prompt gaat het dieptealarm af. Maar drie meter is diep genoeg. Langzaam varen we verder en geleidelijk wordt het water weer dieper. Cayo Granada is een kopie van Media Luna. Alleen kleiner. Mangroves zo ver we kijken kunnen en nergens een mogelijkheid om aan land te gaan. ’s Morgens bij vertrek volgen we exact de route die we gister gevaren hebben op de plotter. We weten daarvan zeker dat we er kunnen varen. Door het hogere getijwater steekt er nu niets boven het water uit.

We hebben zo’n 45 nm voor de boeg richting Cayo Algodon Grande. En dat is geen straf. De lucht is blauw. De zee is blauw. De zon straalt. Het enige wit zijn de witte wolkjes die scherp afsteken tegen al dat blauw. En onze witte zeilen passen prachtig in dit decor. Een onbewoonde blauwe wereld. We passeren kleine eilandjes met maagdelijke strandjes en ondieptes met de groene betonning er bovenop. Het is net de Grevelingen in het vroege voorjaar met al die eilandjes en niemand op het water. Maar dan uitvergroot. Ik mis alleen de pitoreske kerktorens en rode dakpannen.

Ook in de baai van Cayo Algodon Grande zijn we de enigen. Tegen zonsondergang vaart een vissersbootje onze kant op. John en ik zijn al aan het bedenken wat we willen ruilen voor de vis en de langostas die ze straks ongetwijfeld aan komen bieden. Het is officieel verboden om iets aan ons te verkopen maar een mogelijkheid om iets te ruilen voor kleding en drank laten ze niet voorbij gaan, hebben we in blogs van andere zeilers gelezen. Het water loopt ons in de mond. Helaas. Ze komen niet dichterbij en varen naar een strandje. Ze laten ons met rust en wij hen.

De voorspelling van wind bepaalt ons reisplan. Als we een lange dagafstand moeten afleggen, hebben we voldoende wind nodig om de volgende ankerplek nog met daglicht te bereiken. ’s Nachts willen we beschut liggen want hoewel hier geen deining is, zijn de golven vergelijkbaar met het IJsselmeer als het 4 à 5bft waait. Overvallen worden door een plotseling opstekende wind die van ons veilige slaapplaats een onaangename lagerwal maakt, zijn we liever voor. Dus kijken we vooruit. Dagelijks halen we het weer binnen via de SSBradio. En die voorspellingen kloppen zowaar. Zodoende blijven we 3 nachten bij dit eiland. Het landschap is vreemd. Veel mangroves zijn dood wat een surrealistisch beeld geeft. Overal zijn kleine strookjes land zichtbaar met dode takken er op. In de verte lonkt een klein wit strandje naar me. “Zullen we de kajak oppompen?” De kajak hebben we zo uit de tas op het dek. De pomp van het bijbootje hebben we ook zo. Maar dan. Het mondstukje dat past op het ventiel van de kajak hebben we niet. Die ligt natuurlijk ergens onder in. Dus alle spullen bovenop verplaatst om het luik in de voorpunt te kunnen openen. Gelukkig heeft John de goede kant gekozen en pakt hij het mondstukje. De kajak is in een mum van tijd opgepompt. Fles water en wat koekjes mee want ook al hebben we net gegeten we weten niet precies hoe lang we wegblijven. We proberen een doorgang te vinden naar bijna de andere kant van het eiland. We hebben weinig oriëntatiegevoel doordat we overal water zien en dode takken. En op de plotter ziet het er heel anders uit dan hier in 3d voor ons. Het water is helder, ondiep en het hoge hoge schildpadden gras is duidelijk te zien. We slaan een paar zijstraatjes in maar komen steeds op het droge en dus bedrogen uit. De doorgang kunnen we niet vinden. Dan maar naar het strandje. We leggen de kayak op het zand. Wat een mooi stuk. Het water is hier zo’n 20 cm diep en de bodem van wit zand. Het kleurt het water mintgroen en turkooise blauw. Ik zoek naar schelpjes. Alles laat ik liggen en als herinnering heb ik de foto’s. “Je zal hier maar wonen,” verzucht ik. Ik laat het idee meteen varen. De dichtsbijzijnde winkel is nog zeker 100 mijl verder. Eten verbouwen lukt hier niet in het vruchteloze zand. Het strandje onder mijn voeten verandert voortdurend door elk klein golfje dat zand meeneemt op zijn weg. Een flinke storm en dit strandje heeft zich met alles wat er op staat, verplaatst.

Cayo Cuervo is het domein van de beroepsvissers. Hun mastjes zien we al van verre. Tien exact dezelfde vissersboten liggen hier voor anker. Dezelfde maat, dezelfde kleuren, hetzelfde tuig. C1, C2, C3 enz. Cienfuegos staat achterop de boten. Als we langs varen worden we enthousiast toegezwaaid door de vrolijke vissers. “Is het wel zwaaien? Of waarschuwen ze ons? Heb ik dat niet eens eerder meegemaakt?” Ik werp vlug een blik op de plotter. Niks aan de hand. Dit zijn gewoon uitbundige vrolijke zwaaiende vissers en lachend zwaai ik terug. Het is het eerste contact na ruim een week. Als de zon bijna onder is vertrekken alle boten. Hun sleeptuig hangt al naar buiten gedraaid. Als danseressen die het podium opkomen voor een optreden, verdwijnen ze aan de gekleurde horizon.’s Morgens net na zonsopkomst komen ze een voor een binnen en leveren hun vracht bij 1 groot schip aan. Een grote hoeveelheid fregatvogels, meeuwen en pelikanen cirkelen om de boten heen in de hoop een makkelijke maaltijd te vinden. Na het lossen vertrekken alle boten en zijn we alleen. Niet voor lang. In de verte zie ik een mast verschijnen. Nieuwsgierig zet ik de plotter en AIS aan. “Wie zou het zijn? Een bekende boot?” Op het scherm verschijnt een nummer. Het begint met 50. “Die komt uit Australië,”roep ik naar John. Ik herken de eerste 2 nummers van een andere Australische boot. “Zou het hen zijn?” Ik loop naar binnen en haal uit de kaartentafel alle kaartjes van boten die we onderweg tegen gekomen zijn. Het door mij gezochte kaartje heb ik gauw gevonden. Ik vergelijk het nummer 503036…. “Het is Askari!!” roep ik naar John. Op dat moment verschijnt ook de naam van de boot op het plotterscherm. “Ja, het zijn ze!” Ik pak de marifoon en roep ze op. “Askari here Rhapsody. ” Een vrolijke stem vraagt me om naar 67 te gaan. “Are you Rhapsody of John and Ada?” “Yes, yes! What a lovely big surprise.” “Yes indeed! It’s a small world.” Al 12 nm van ons vandaan hebben zij ons gespot, ons mmsinummer vergeleken met die op het kaartje en zich verheugd op onze reünie. Een half uur later zitten ze bij ons aan boord. Carolyn en Andrew. Ruim anderhalf geleden voor het eerst ontmoet net na onze eerste grootse oversteek naar à Coruña en op Tenerife hebben we elkaar voor het laatst gezien. We lachen, praten honderd uit en bespreken onze plannen. Columbia, Panama, Equador, New Zealand. Maar eerst naar Cienfuegos. Daar zullen we elkaar zeker treffen.

Love, friendship, laughter Some of the best things in life, really, are free.

-Bob Marley-

3 gedachtes aan “onbewoonde blauwe wereld

  1. jolande huibers

    Alleen op de wereld……. en dan ineens weer bekende ontmoeten. We genieten nog altijd van jullie mooie belevenissen. die steeds weer heel anders zijn.
    Mooi dat we nog altijd op deze manier met jullie meereizen. Op naar nieuwe avonturen.